wijl ze makkelijk genezen kunnen worden. ‘Die dokter Termeulen bijvoorbeeld,’ zei hij, ‘dat moet een uiterst kundige man zijn. Die komt er wel achter.’
‘O ja?’ zei ze.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik heb hem al door zoveel kennissen horen roemen. Als ik iets had zat ik morgen bij hem in de wachtkamer.’ Geestdriftig vertelde hij over de frappante resultaten die dokter Termeulen bereikt had. Hij vergat er zijn soep door.
‘Laat niet koud worden,’ zei ze zacht.
Haastig wilde hij aan zijn soep beginnen. Het kwam er niet van. Hij liet zijn servet vallen en moest diep bukken om het van onder de tafel op te rapen. In zijn onhandigheid raakte hij daarbij even het been van zijn vrouw. Hij besefte het niet eens. Het was niet meer dan een aaitje.
Maar ze begon te gillen. Ze begon zo verschrikkelijk te gillen dat de buren kwamen toelopen. Ze kon niet meer ophouden. Ze gilde nog toen ze haar wegbrachten, terwijl hij vastgenageld op zijn stoel bleef zitten, het servet in zijn hand.
‘We zaten gewoon soep te eten,’ verklaarde hij later tegen de dokter van de kliniek.