‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei Firmin eenigszins beschaamd. ‘Ik ben te haastig geweest.’
‘Beteekent niets,’ hernam Crampton. ‘Ik ga voort:
7. Wat staat er in de brieven, die de graaf De Fontenay ontvangen heeft?
8. Waar zijn die brieven gebleven?
9. Waarom spreekt de krankzinnige vrouw telkens van ‘de Schaduw van Capoulet’?
‘Misschien wilt u deze vragen even overnemen,’ vervolgde de detective. ‘Wij zullen ze dan punt voor punt nagaan, en het is heel goed mogelijk, dat uw adviezen mij daarbij belangrijke diensten zullen bewijzen, al was het alleen maar, dat er bij de bespreking nieuwe feiten aan 't licht komen, die tot dusverre over 't hoofd gezien zijn. Het komt in de criminalogie herhaaldelijk voor, dat schijnbaar onbeteekenende bijzonderheden een geheel nieuw licht op de zaak werpen.’
Wij haastten ons, de vragen, die door den detective opgeworpen waren, over te nemen. Reeds het stellen van deze vragen gaf mij een zekere bevrediging; ik voelde er de regeling, het scheppen van orde in, te midden van den chaos van verwarrende feiten, die ons omgaven.
Professor Chalosse was blijkbaar minder tevreden dan ik. Ook hij had opgeschreven, wat Crampton gedicteerd had, maar onmiddellijk daarna zei hij:
‘Neemt u mij niet kwalijk, Mr. Crampton, maar zou ik een opmerking mogen maken?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde de detective beminnelijk.
‘Ik zou aan dit lijstje nog één vraag willen toevoegen,’ vervolgde de professor. ‘Namelijk deze: Wie heeft de moordaanslagen bedreven?’