Lessen en liederen eener moeder(1882)–C. Michaël– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Riviertocht. 't Feest was ten einde, 't blijde feest, En huiswaarts, in den zomernacht, Voerde ons, omkranst nog en getooid, Het schip, met statig stille pracht. Nabij den oever zijn we en - hoor! Daar wordt een schot gelost tot sein, En tooverachtig wordt de nacht Verlicht door glansen, vol en rein. Het oud kasteel op gindsche rots, De stad, langs 't groen gebergt' gebouwd, - 't Wordt alles luistervol omstraald En in den stroom nog eens aanschouwd. En gij, melieve! staat op 't dek, Vertrouwlijk op den arm geleund, Waarop ge, maar toen niet zoo vrij, Reeds bij den feestdans hadt gesteund. Daar staat ge, als droomgestalte, als fee, Omgloord van rozenkleurig licht, En mij, mij lacht een hemel toe Van uit uw lieflijk aangezicht. ‘Verrukk'lijk!’ roept ge in geestdrift uit, O, zie eens hier! zie daar eens heen!’ - ‘Verrukk'lijk!’ zeg ik zacht u na, Maar ik zie niets dan - u alleen. Vorige Volgende