Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |||||||||||||||
Venraai.Behalve de hoofdplaats Venraai bevat de gemeente de dorpen Kastenraai, Leunen, Meerseloo,Ga naar margenoot+ Oorloo, Oostrum, Smakt, Veltum en IJsselsteijn, voorts o.a. de plekken genaamd de Blakt, Brukske, Daalland, de Hiept, Oploo, Overbroek, de Schutboom, Veulen. De naam luidde oudtijds ‘Venroode’, later ‘Venrade’, en is blijkbaar ontstaan uitGa naar margenoot+ ‘ven’ (veen) en ‘rode’ (van geboomte berooide plek). Wapen (P 1899, 547): Van zilver twee sleutels geplaatst en sautoir, beladen met eenGa naar margenoot+ schild, gedeeld, rechts van zilver met een slangenkop arraché van sabel, gekroond van goud, en getongd van keel, links van sabel, met een croissant van zilver, coupé van lazuur met een bijenkorf en vliegende bijen van goud op een grond van sinopel. 1. Ten raadhuize wordt bewaard een koperen schepenbank-zegelstempel (P 1899,Ga naar margenoot+ 543; M 1881, 422), waarvan de afdruk van 41 mM. middellijn een rijk gefatsoeneerd schild vertoont met de vooromschreven figuren en het omschrift: s . di . ghemein . sce . des . kerspels . vadt . (XVI B). 2. In het Rijksarchief te Maastricht bevindt zich een koperen schepenbank-zegelstempel van Oorloo, waarvan de afdruk van 33 mM. middellijn de H. Gertrudis als abdis voorstelt, met het omschrift s.s. gertrvdis patron . i . orlo . (XVI ad. XVII). Lit.: (P 1899, 542-547; 1911 passim. M 1891, 118, 123, 1896, 20, 94, 95; Limb. Jb.Ga naar margenoot+ 1919, 91; 1925, 3 d.A.F.v. Beurden. Progr. 16de Limb. Katholiekendag in 1914 d. pastoor Pascal Schmeitz.) Het gebied der Gemeente behoorde reeds niet meer aan Graaf Hendrik V van Kessel,Ga naar margenoot+ toen deze in 1279 het op den linker Maasoever gelegen deel zijner graafschap aan Reinoud I van Gelder verkocht en was toen al in het bezit van de graven van Gelder, althans gedeelten er van, o.a. het dorp Venraai. Later bij het ambtsgebied van Kessel gevoegd, deelde het de lotgevallen van o.a. Broekhuizen (zie aldaar), en behoorde in het begin der 19de eeuw tot het Kanton Horst in het Roerdepartement. | |||||||||||||||
Voor- en vroeghistorische oudheden.P 1881, 275-276. Cat. M L, B 1, 348-349 B 2, 454-457; Der Niederrhein 1878,Ga naar margenoot+ no. 36; holwerda, Nederlands Vroegste Geschiedenis. Te Oorloo werden in 1868 in de heide verschillende Gallo-Germaansche en Hallstatt urnen met bijurntjes gevonden, welke zich te Leiden bevinden, terwijl ook twee steenen bijlen aldaar worden bewaard. Meerseloo. Bij het bewerken en in cultuur brengen van de Peelranden werd aan de zijde van Oploo een groot Germaansch grafveld aangetroffen. F. Bl. | |||||||||||||||
Wegkruisen en -kapellen.KRUISEN. In de geheele gemeente.Ga naar margenoot+ Zie de algemeene aanteekening over wegkruisen op blz. 147. 1. Te Brukske, een Kruisbeeld hg ± 1 M. (trant ± 1700). 2. Tusschen Brukske en de Blakt, een hg ± 90 (trant XVIId). 3. Te de Blakt, een hg ± 70 (trant XVIII). 4. Te Overbroek. 5. Nabij Veltum een hagelkruis, grof, hg ± 1 M. (trant ± 1700). 6. Te Veulen, een Kruisbeeld hg ± 1 M. (trant XVIII). | |||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||
7. Te Veltum, een hg ± 1 M. 8. Aan den Schutboom, een gedenkkruis (XIXb). 9. Te Laag Rietbroek, een Kruisbeeld hg ± 90 (trant ± 1700). Ga naar margenoot+ KAPELLEN. In de geheele gemeente, alle van baksteen en van ⅝ grondvorm.
| |||||||||||||||
Kastenraai.Ga naar margenoot+ Van de R.-K. RECTORAATSKERK (H. Mathias) is alleen het van baksteen in staand verband gebouwde, laat-gothische koor oud. Dit bestaat uit één travee en een ⅝-sluiting. (Afb. LXXII, 373, 374). Afb. LXXII. Kastenraai. Kapel.
De eenvoudige steunbeeren zijn lessenaarvormig gedekt, de spitsboogvensters met (nieuwe) groefsteenen harnassen bezet. In het muurwerk zijn eenige kruisvormige figuren gemetseld. De baksteenen gewelven rusten op ronde, ter waterlijsthoogte uitgekraagde schalken met achtzijdige, geprofileerde kapiteeltjes. Aansluitend tegen den zuidmuur van het koor, bevindt zich een oud muurgedeelte met een gemetselden segmentboogdoorgang binnen een spitsboognis. Ga naar margenoot+ Het koor is inwendig 8,45 M. diep, 5,90 M. breed. De baksteenen zijn 25 lang, 5,5 dik; de laaghoogte bedraagt ruim 7. Het sterk herstelde koor kan van het tweede deel der 15de eeuw dagteekenen. | |||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||
Tot den inventaris behooren: Preekstoel op forsch geprofileerden, vierkanten baluster; op vier vlakken derGa naar margenoot+ kuip, halfhoog, de borstbeelden der Evangelisten, ieder binnen een arabeskenen acanthuslijst en met bovenaan zijn symbool; als hoofdgestel geprofileerd klankbord; leuning met acanthusrank; het rugschot, geflankeerd door cherubijnen, draagt het jaartal 1724. Houten beeld van den H. Mathias, staande met boek en bijl; hg 67 (afb.Ga naar margenoot+ 376; XVI). Koperen wand-wijwaterbakje, de spiegel versierd met een hart en drie rozetten,Ga naar margenoot+ omgeven door varenranken; grof (± 1700). Kandelaar met geprofileerden ronden voet en gecanneleerde kolomschacht; hg 24 (XVIId). Ovaal tinnen ampullenschaaltje met acanthussen-randje; lg 27, br 19 (XVIIId). | |||||||||||||||
Leunen.literatuur: Schmeitz blz. 85.Ga naar margenoot+ De R.-K. RECTORAATSKERK, gewijd aan de H. Katharina en den H. Urbanus, heeft als koor het oostelijk deel eener in 1431 gestichte kapel. Dit koor bestaat uit één travee en een ⅝ veelhoek (afb. LXXIII, 375), is in Vlaamsch verband en van baksteen gemetseld, heeft eenvoudige lessenaarvormig gedekte steunbeeren en spitsboogvensters. Het werd in 1903 gerestaureerd door den architect C. Franssen, waarbij de uitwendige details met groefsteen werden vernieuwd en de vensters nieuwe harnassen verkregen. Het gewelf is met inbegrip der schalken vernieuwd. Het koor is inwendig 6,15 M. breed en van den triomfboogGa naar margenoot+ af, 8,28 M. diep. De baksteenen van het oude muurwerk zijn 29 lang; de laaghoogte bedraagt 7,7.Afb. LXXIII. Leunen. Koor.
De kerk bezit: Een eiken preekstoel, waarvan de kuip met rondboogpaneelenGa naar margenoot+ en Ionische hoekkolonnetjes is versierd, het achterschot met een gehoekt paneel en arabesk-kanten; het geprofileerde klankbord draagt op het fries de spreuk salich . syn . die . t woord . gods . hooren . ende . dat . bewaren lucas . int...... (XVII, het trapje XIX A). Houten beeld van de H. Katharina, in rijke kleedij, staande, met palmtak,Ga naar margenoot+ zwaard en rad; hg 90 (afb. 417; XVII B). Gegoten koperen kandelaars: een paar met rechten stam met vier platte ringen,Ga naar margenoot+ hg 23 (± 1500); twee paar rechte geringde, hg 32 (XVI); een paar op achtzijdigen voet en met geribte profielen, hg 23 (XVIIId). Kazuifel van goudlaken, het zilveren kruis en de paal versierd met blad- enGa naar margenoot+ bloemranken; midden op het kruis het Lam (XVIIIa). | |||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||
Meerseloo.Ga naar margenoot+ literatuur: M 1890, 51; 1892, 13; 1903, 93. schmeitz, 85.De R.-K. RECTORAATSKERK, gewijd aan den H. Johannes den Dooper, heeft als koor het oostelijk deel eener vroegere gothische kapel (afb. LXXIV, 378, 379); dit koor bestaat uit een travee met een ⅝ veelhoek, Afb. LXXIV. Meerseloo. Koor.
is van 27½ cM. lange baksteenen opgetrokken in staand verband, heeft eenvoudige lessenaarvormig gedekte steunbeeren, en spitsboogvensters met nieuwe harnassen. Het is inwendig 5,55 M. breed, 6,25 M. diep. De gewelfribben, geprofileerd met een talaanstaaf tusschen hollen, rusten op groote, als fratskoppen uitgebeelde kraagsteenen (afb. 377); de sluitsteen van den koorveelhoek vertoont, zeer groot, het borstbeeld van Sint Jan met het Lam; die van de travee, een groote rozet, van vier laat-gothische bladeren; deze versieringen zijn waarschijnlijk aangehecht en van hout. Volgens pastoor Schmeitz wordt de kapel reeds in 1400 vermeld, en werd zij in 1664 vergroot. De gebeeldhouwde kraagsteenen en sluitsteenen duiden op een laten gothischen trant. Ga naar margenoot+ De kerk bezit: Een Kruisbeeld, hg 65 (afb. 380; XVIa). Een Madonnabeeld (van een wegkapel?), hg 80 (XVI). Drie beelden van den H. Johannes den Dooper: 1, in kemelvacht, en met op de linker hand het boek met het Lam, in de rechter een nieuwe kruisvaan; hg 106 (afb. 381; XV B). 2, (naar verluidt van een wegkapel), hg 46 (afb. 382; XVI). 3, (in de pastorie), waarbij het Lam op den grond staat; hg 62 (afb. 383; XIX A). Ga naar margenoot+ Gewelfschilderingen. Ranken om de sluitsteenen; zij zijn misschien naar oude sporen opgehaald (XVI B). Ga naar margenoot+ Gebrandschilderd glaswerk, in bruin en geel. Twee ovale ruitjes, één met Sint Jan Evangelist, één met de Visitatie, beide 27:22; zeer verweerd (m XVII); nog vier ruitjes van het zelfde formaat met namen der schenkers, waarvan een met chronogram (1666). Eenige brokstukken met loofwerk. (Zie Schmeitz, blz. 86). Ga naar margenoot+ Gegoten koperen kandelaars: Twee stuks met kegelvormigen voet, hg 17 (XVI). Een paar met geprofileerde balusterschacht; hg 22,5 (XVII). Een paar op drievoetpostament met klauwbollen en met getorsten stam, hg 38 (XVII B). Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok van 90 middellijn en waarop staat: iohannes . is . mynen . naem . andreas . verstegen . vicarius . antonius . bisterveld . jacop . hofmans . kapelmeesters . iean . petit . en . syn . soon . hebben . my . gemaeckt . anno 1744. Rijke ornamentrand, en een plaketje met de Madonna. | |||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||
Oorloo.literatuur: M 1892, 9; 1904, 11; 1909, 29; 1927, 5. kalf K. kerken II, 541.Ga naar margenoot+ De R.-K. PAROCHIEKERK, gewijd aan de H. Gertrudis, ligt vrij, met den westingang aan den weg, overigens omgeven door het kerkhof. Zij bestaat uit een, thans het portaal bevattenden, vierkanten westtoren, en een éénbeukig schip van vier traveeën, waarop een iets smaller koor volgt van één travee met een ⅝ veelhoek. Achter het koor (lag) een sacristie.Ga naar voetnoot1) (Afb LXXV, 384, 385, 386.) De in onregelmatig verband van 28 cM. lange baksteen gebouwde torenGa naar margenoot+ telt drie, telkens door een uitspringenden baksteenlaag gescheiden, effenGa naar margenoot+ geledingen, waarvan de bovenste aan elken kant twee galmvenstersAfb. LXXV. Oorloo. R.-K. Kerk.
heeft, die door een baksteenen zuiltje met twee rondboogjes zijn getweedeeld. Boven een (moderne) verhooging, versierd met een rij van boognisjes, verrijst een achtzijdige leien spits. Ten westen had de benedengeleding slechts een hooggeplaatst segmentboogvenster (oud?), waaronder een schietspleet. De ingang is niet oud. Aan de tweede geleiding bevindt zich een zonnewijzer. Schip en koor zijn van baksteen in staand verband gemetseld; de baksteenenGa naar margenoot+ zijn aan het schip gemiddeld 28, aan het koor 26 cM. lang; de laaghoogte bedraagt respectievelijk 8 en 7,1 cM.; de eenvoudige steunbeeren eindigen lessenaarvormig. De spitsboogvensters hebben (nieuwe) tweedeelige groefsteenen harnassen. Dichtgemetselde ingangen bevinden zich: ten N. aan de eerste schiptravee, ten Z. aan de tweede. Schip en koor hebben één doorloopend dak, dat wegens de meerdere breedte van het schip aan diens zijkanten lager doorloopt. Boven den triomfboog verrijst een vierkant klokkespitsje. Het torenportaal heeft een baksteenen tongewelf. Schip en koor hebbenGa naar margenoot+ kruisribgewelven op ronde, deels van baksteen, deels van groefsteen | |||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||
vervaardigde muurschalken, die in het schip op uitgekraagde kolonnetstronkjes, in het koor op uitgekraagde engelkopjes staan; zij hebben geprofileerde ⅝ kapiteelen. De kalksteenen ribben hebben als profiel: in het schip een talaanstaaf, in het koor een rondstaaf, tusschen hollijsten. In het schip zijn de diagonaalribben elk met drie rozetknoppen versierd; in het koor stelt de veelhoek-sluitsteen het Lam Gods voor, die der travee de H. Gertrudis. De spitse triomfboog behoort tot het koormuurwerk. Ga naar margenoot+ Bouwontwikkeling en dateering. De nog romaansche toren dagteekent vermoedelijk van ± 1300, het koor van het begin der 15de, het schip van het midden der 15de eeuw. Het dakruitertje is modern. De voet van de oude torenkap is bij de restauratie met de gemetselde verhooging overdekt. In 1926 werden bij den aanleg eener verwarmingsleiding de ijzeroersteenen fundamenten gevonden der oude halfronde absis, die zich tot 2,15 M. ten O. van den tegenwoordigen triomfboog uitstrekte; op den aanleg trof men nog twee mergellagen aan; tevens vond men den ijzeroersteenen onderbouw van het oude altaar, 2,30 M. lang en 1,30 M. breed, onmiddellijk achter den triomfboog. (M 1927, 5). Eenige jaren geleden werd de kerk vergroot met twee zijbeuken en werd de oude sacristie vervangen door een nieuwe. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Hardsteenen kop van een romaansche doopvont (XIII). Ga naar margenoot+ Kruis met Kruisbeeld; de Christus met doorgehaalde lendendoek; de kruiseinden zijn uitgewerkt als paneellijsten met laat-gothische hoekbladen en de Evangelisten-symbolen bevattende; het corpus 130 hoog, het kruis ruim 3 M. (XVIa). H. Machutus, als bisschop, zittend, de rechter hand zegenend uitgestrekt en met in de linker een (niet oude) staf, de casula met centrale hoofdopening; hg 71 (afb. 388; XIV); nieuw opgemaakt; de sierlijke troonzetel met hooge rugleuning (XVIII A). H. Petrus, met boek en sleutel, hg 115 (afb. 392; ± 1500). H. Dionysius, als bisschop, hg 116 (± 1500). H. Antonius Abt, den draak bedwingend (afb. 389; ± 1500). H. Lucia, met palmtak en boekbuidel, hg 110 (afb. 391; XVIa). H. Gertrudis, met mantel, kap en halsdoek, met de rechter hand den staf vasthoudend; beschadigd en slecht bijgewerkt, hg 46 (± 1500). Twee bazuinblazende engelen afkomstig van een altaar (1749). Ga naar margenoot+ De koorgewelven zijn om de kruinen beschilderd met blauw, geel en rood rankwerk met gestyleerde bloemen en knoppen, voorts met figuren en wel: in den veelhoek O.L. Vrouw en engelen met spreukbanden, in de travee de Evangelisten-symbolen (afb. 387; XV B). In 1877 ontdekt, en kort daarna gerestaureerd, werden deze schilderingen vóór deze restauratie, beschreven door Prof. Gerard Slits, Corresp. v.h. College van Rijksadviseurs (Handschrift in het Rijksarchief te Maastricht). In 1919 werden zij met Rijkssubsidie opnieuw, thans door den heer Jac. Por hersteld. | |||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||
Gedreven stralenmonstrans, op ronden, gelobden voet, versierd met druiventrossenGa naar margenoot+ en wingerdranken en, in een schelpmotief, een Maltezer kruis; het ronde expositorium is omgeven door zestien stralenbundels, overdekt met een dunne krans van korenaren en wingerdranken; bovenaan een wereldbol met kruis. Merk W T? Hg 57. (XIXb?). Ciborie, waarvan voet, ondercuppa en deksel rijk versierd met wingerdranken en druiven, de voet bovendien met twee cartouches, waarop respectievelijk een Kruisbeeld en de H. Gertrudis zijn voorgesteld, de ondercuppa met twee engelen met passiegerei; twee op het deksel geknielde engelen ondersteunen een kroon met kruis. Merken: Gekroonde boom, gekroonde A tusschen 17 en? en een onherkenbaar; hg 46½ (afb. 390; XVIIIa). Frontomlijsting (van een houten reliekhouder), hg ± 12. (XVIIIc). Kandelaars: drie paar, gegoten, met drievoetpostament op klauwbollen, deGa naar margenoot+ baluster geprofileerd; hg resp. 49, 44 en 37 (XVII B). Een paar koperen wandarmen (XVIII B). Twee koorkappen: 1, wit (thans getamboureerd) met gouden en kleurigeGa naar margenoot+ bloemversiering, het schild met zilver en kleurige bloemen, op gouden grond (XVIII A). 2, waarvan alleen oud zijn het schild en de goudbrocaten zijkanten met kleurige bloemenslingers (m XVIII?). Een velum, wit met kleurige bloemen, vogels en insecten (XVIIIb). Drie oude klokken: 1, van 118 middellijn, waarop in fractuurtypen staat:Ga naar margenoot+ sante gertruydt . anno . domini . m . ccccc . xxvi . daer . bi . goet . aelbert . hachman . mi . yck . werfrou . die . leven . on . bescrey . die . doden, . yc . roep . tegen . den doner.Ga naar voetnoot1) 2, van 100 middellijn, met het opschrift: sancta gertrvdis ora pro nobis // iean petit me fecit 1731; het lijf is versierd met symmetrische ranken, voorts met een figuurtje van de H. Gertrudis en met een kruis met passie-emblemen. 3, (in den dakruiter) van 46 middellijn en waarop staat: peeter van den ghein heeft my ghegoten 1645. | |||||||||||||||
Oostrum.literatuur: P 1896/97 (3-134), 1898, 3 en volg. Hist. de l'antique seigneurie de Spraeland. Oostrum d. m.j. janssen. M 1890, 119; schmeitz, 86. kalf K. kerken. De R.-K. KAPEL, toegewijd aan O.L. Vrouw (met als titelfeest: O.L. Vrouw Geboorte) ligt vrij, omgeven door het oude kerkhof, en is in eenvoudigen gothischen trant gebouwd van baksteen met in groefsteen vernieuwde details. (afb. LXXVI, 393, 394 en 395). Zij bestaat uit: a, een vierkanten westtoren met hoofdingangsportaal; b, een éénbeukig schip van vier traveeën, met aan de eerste een uitgebouwd noordelijk ingangsportaal; c, een koor van één travee met een naar ⅝ grondslag aangelegden veelhoek; d, een ten N. tegen de koortravee liggende sacristie. De aslijn van het koor en die van den toren vallen samen; de aslijn van het | |||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||
(breedere) schip is echter zuidelijk opgeschoven, waardoor de oostelijke schiptravee aan de zuidzijde een muurpenant kon verkrijgen voor de plaatsing van het Maria-altaar en de westelijke travee een uit het schip toegankelijke uitgebouwde trap naar zangkoor en toren. Ga naar margenoot+ Het metselwerk is opgetrokken in staand verband, de steunbeeren zijn lessenaarvormig gedekt (thans met een cementlaag). De neggen der koorvensters zijn schuin, die van het schip rechthoekig. De harnassen zijn alle nieuw of vernieuwd. Het koordak sluit aan tegen den rechtkantigen oostgevel van het iets hoogere en breedere schipdak. Afb. LXXVI. Oostrum. R.-K. Kerk.
Het oude deel van den onvoltooiden westtoren (dat vóór de restauratie van 1888 met het doorgetrokken schipdak was overdekt), is uitwendig van een moderne baksteenbekleeding voorzien, en thans aan de westzijde overbouwd in verband met een modernen voorgevel, die in een vierkant torentje overgaat. Daarbij is echter de oude westingang gespaard gebleven; deze bestaat uit een korfboogdeur met geprofileerde trachietsteenen omlijsting, waarboven zich een groefsteenen borstwering uitstrekt, versierd met drie nisjes, waarboven wederom een hoog spitsboogvenster verrijst met (nieuw of vernieuwd) driedeelig harnas. Het geheel vult een hooge spitsboognis binnen de moderne omvatting. Van de sacristie, op de hoeken met steunbeeren versterkt, is een deel van het muurwerk in onregelmatig verband gemetseld; daarin bevindt zich een spitsboogvenstertje, dat uit een rondboogvenster schijnt te zijn verhakt (afb. 395). Ga naar margenoot+ De kerk is overkluisd met baksteenen kruisgewelven, op groefsteenen ribben. In het schip staan de ribben op ronde schalken, waarvan de basementen thans vervangen zijn door een doorloopende steenen bank. De spitse triomfboog is ongeprofileerd. | |||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||
De beide schalken der gordelrib van het koor staan op uitgekraagde duivelkoppen, waarvan één zich de klauwen bijt (afb. 394b). Het westelijke portaal heeft in het benedendeel van den onvoltooiden westtoren, een, zich bijna ter hoogte van het schipgewelf verheffend, kruisribgewelf, rustend op grove, geprofileerde kraagsteenen; de ribben hebben slechts te weerszijden een hollijst. Een hooge spitsboogopening, thans door de orgelen zangkoorgalerij doorsneden, stelt het portaal met het schip in open verbinding. Het kruisribgewelf der sacristie rust op eenvoudige kraagsteentjes. De sluitsteen van den veelhoek vertoont het Lam Gods, die van de koortraveeGa naar margenoot+ de Madonna in borstbeeld (afb. 394a). Baksteenformaat: aan het schip 27 × 6,3; aan het koor 26,5 × 6,1,Ga naar margenoot+ aan de sacristie 27 × 6,3, met respectievelijk laaghoogten van 7,5, 7,6 en 7,8. Geschiedkundig wordt in 1400 van een ‘Capella in Oestrem’ melding gemaaktGa naar margenoot+ (P 1898, 3). Het oudste deel der kerk is misschien het deel der sacristie met het vermaakte (?) rondboogvenster; die ruimte werd later overwelfd. Koor en toren dagteekenen van de 15de eeuw, evenals het schip, waarvan de breedere of verbreede aanleg blijkbaar ten doel had een breed oostelijk penant te verkrijgen voor de plaatsing van het altaar met het als miraculeus vereerde Mariabeeld. Naar den westelijken steunbeer van de sacristie te oordeelen, schijnt op de mogelijkheid te zijn gerekend, het schip aldaar met een zijbeuk uit te breiden. Het bouwwerk werd in 1888 gerestaureerd en door den architect Joh. Jorna van den nieuwen westgevel met toren voorzien. De kerk bezit: Driecellige biechtstoel in 18de-eeuwschen trant (± 1820?).Ga naar margenoot+ Preekstoel, waaraan zijn toegepast eenige 18de-eeuwsche ranken en festons enGa naar margenoot+ aan de kuip drie geapplikeerde borstbeelden, de heiligen Petrus, Johannes en Jacobus voorstellende. Calvarie bestaande uit een ± 2,25 M. hoog kruis met vierpassen, waarin deGa naar margenoot+ symbolen der Evangelisten zijn voorgesteld; de Christus met lang doorgehaalden met een lus geknoopten lendendoek, hg 112; de Maria met gevouwen geheven handen, hg 85; de Johannes hg 83; kruis en Kruisbeeld (± 1500), de Maria en de Johannes (XVd). Kruisbeeld van lindenhout, gedrongen en met steile armen, hg 44 (afb. 396; XVIII A). Jezus, slechts gekleed met een doorgehaalden lendendoek, toont staande de wonden van Zijn zijde, Zijn handen en Zijn voeten; hg 150 (± 1500).Ga naar voetnoot1) De Zweetdoek, met, in vlak beeldwerk het gelaat van den Zaligmaker en vastgehouden door twee geknielde treurende engelen; hg 58 (afb. 398), 1616 gedagteekend, (trant ± 1500), (zie kalf K. kerken). Drie Madonnabeelden: 1. O.L. Vrouw van Oostrum, staande met over het | |||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||
hoofd geslagen mantel, op de linkerhand het zegenende Kind Jezus, in de rechter een scepter; onvolmaakt van verhoudingen; hg 36 (afb. 397; ± 1400). 2. uit één stuk met het voetstuk, in het geheel hoog 28 (XVII). 3. in lijfrok met taille, en met een mantel met kraagomslag; zij draagt op de rechter hand het Kind Jezus, dat in het linker handje een wereldbol heeft en met het rechter ten Hemel wijst; hg 78 (XVIII A). H. Antonius Abt, op den demon staande met open boek op de linker hand, in de rechter den T-staf; rechts van hem het varken; hg 117 (afb. 399; XVI A). Engel van een barok altaar (± 1700). Cartouche-paneel (XVIIIa). Twee vleugelstukken van een orgelfront (afb. 407; XVIIId). Stralenmonstrans, de voet overtrokken met vier samen in kruisvorm opgaandeGa naar margenoot+ effen banen, waartusschen rococo cartouches; ring en nodus eveneens met vierdeeling en versierd; het ronde expositorium middelpunt van een dicht veld van lichtstralen, overtrokken met, onderaan, uit een schelpcartouche ontspruitende korenaren; rechts en links: wingerdranken; boven het expositorium, de Vader en de H. Geest, in top een kroon, gesteund door twee engelen. Merken R R, bokje, wapen van v.d. Bergh. Hg 58,5 (afb. 400; XVIIIc). Ciborie, waarvan voet, stam, ondercuppa en deksel door opgaande banen gevierdeeld als voren, de voet daarbij versierd met rococo-cartouches en wingerdloof, ondercuppa en deksel vooral met druiventrossen; op het deksel de pelikaan en een topkruisje. Merken CR, bokje, wapen van v.d. Bergh en een gekroonde X. Hg 39 (afb. 401; XVIIIc). Miskelk, met acht-lobbigen, hol oploopenden voet, achtzijdigen stam met zwaren nodus, versierd met acht rozetten en met traceeringen, effen kegelvormige cuppa; hg 20. Op den voet staat: maria : cappell : ostervm : annoGa naar margenoot+ 1616 (afb. 403). Bijbehoorende gouden pateen met hetzelfde opschrift; middellijn 14½ (afb. 402). Ga naar margenoot+ Een paar ampullen in nautilusvorm, wier oppervlakte van beneden tot boven op den omtrek vier maal golvend en vier maal vlak met opgaande gezwenkte banen is versierd; het schaaltje, met gebroken en golvend gezwenkten omtrek; lg 27, br 20. Merken: RR, bokje, wapen van v.d. Bergh (afb. 404; XVIIIc). Wierookvat in Lodewijk XVI-trant. Merken: Gehelmde kop, JV met vogeltje (XIXb). Een paar kandelaars, waarvan het profiel van den platten, vierkanten, op de hoeken afgeschuinden voet, de ring en de nodus van den stam, alsmede de dop versierd zijn met ribben. Merken: leeuw met anker, I en S dooreen, C; hg 17 (XVIIIa). Ga naar margenoot+ Twee eenvoudige kelken met geprofileerden stam, hg resp. 21½ en 26 (afb. 408; ± 1700). Een schenkkannetje, hg 7 (XVIIId). Een paar geprofileerde kandelaars, hg 24 (XVIIId). | |||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||
Wandwijwaterbakje, de spiegel (middellijn 30) versierd met het Jezus-monogram,Ga naar margenoot+ omgeven door een varenkrans en een rand met harten, nieren en rozetten (XVIId). Ziekenlantaarn, zevenzijdig en met geprofileerden kop, de opengewerkte versiering rozetten vertoonende, gevuld met leliën, hollende dieren, enz., boven: een vlecht-motief (afb. 405; XVIIId). Kandelaars: Gegoten, geprofileerde, met ter halve hoogte een vetschaal, één hg 18½ (XVII), een paar hg 23½ (XVIIId). Gedreven, ronde, de bolle profielen van den voet, den zwaren nodus, de vetkom opgeluisterd met blazen, de voet voorts met gegrifte sierbandjes; de rechte stam onderaan met schubben, bovenaan met torslijnen. Een p. hg 28, een p. hg 38 (afb. 406; ± 1600). Een paar op ronden, geprofileerden effen voet, en met rechte schacht versierd met tot ter halve hoogte gevulde cannelures, hg 30 (1692). (Een paar bijgemaakt XIXd). Een paar op vierkanten voet met afgeschuinde hoeken, en met geprofileerden stam, hg 17½ (± 1700). Christus de 5000 spijzende. Dk. 161: 126. Onder Franschen invloed (XVIII),Ga naar margenoot+ in oude gesneden lijst. Gezicht op de kapel en omgeving, op den voorgrond een processie. Dk. 95: 149. Rechts beneden ‘Drift pinxit’ alsmede ‘L. Rameckers pastor ad Sanctam Mariam in Ostrum’. (XIXb). In den toren hangen twee klokken: 1, van 75 middellijn en met het opschriftGa naar margenoot+ in fractuurtypen: ic heyt Maria magdalena anno domini Mcccxcii mensis septembris. Daarbij een kruisje en de afdruk van een muntstuk, waarop een wapenschild met drie balken. 2, van 61 middellijn en waarop staat: henricus petit me fecit anno 1815. Bovenaan versierd met een band van boomen, waartusschen hollende dieren (jacht), onderaan met een falbala. Ter rectorie bewaard: een koperen schildje van het ijmkersgilde, waarop eenGa naar margenoot+ bijenkorf, twee gekruiste sleutels en de vermelding: veray 1775. Hg en br 14½. | |||||||||||||||
Smakt.literatuur: M 1892, 13; 1899, 26. schmeitz, 89. De vroegere R.-K. KAPEL (afb. LXXVII, 409), gewijd aan den H. Jozef,Ga naar margenoot+ is thans buiten gebruik. Zij is een éénbeukige, aan het kooreinde 3/6 afgesloten, van baksteen gebouwde en met een leien zadel-tentdak gedekte ruimte, heeft een westgevel, waarvan de top gezwenkte zijkanten heeft en waarin zich de ingang bevindt. De koorhoeken hebben eenvoudige steunbeeren; op het dak verrijst een zeszijdig open klokkespitsje. Het oostelijk deel werd gebouwd in 1699, voor rekening van den laatsten Heer van Venraai: Jan Albert Bouwens van der Boyen, baron van Neerijsche, heer van Macken, Helden en Venraai, erfvoogd van Roermond, en zijn echtgenoote Maria Antoinetta Raba baronnesse van Gelder. Omstreeks 1860 werd de kapel naar de voorzijde vergroot met ongeveer de helft harer oorspronkelijke lengte en verkreeg waarschijnlijk toen haar opgebogen stuczoldering (afb. 409). | |||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||
Tot den inventaris behooren: Ga naar margenoot+ Een houten altaar met een retabel van twee getorste en gekorniste komposietzuilen, met, in het opgezwenkte en met een gebogen gevel afgesloten frontispies, het Christusmonogram, omzweefd door cherubijnen; de bovenlijstAfb. LXXVII. Smakt. Kapel.
van het (verdwenen) altaarstuk prijkt met het alliantiewapen der genoemde stichters (± 1700). Ga naar margenoot+ Twee paar kerkbanken met liervormige en met snijwerk versierde wangen (XVIII); beschadigd. Ga naar margenoot+ Een Kruisbeeld (hg 50) aan een effen kruis, geplaatst op het overgebleven bewerkte topstuk van een marmeren voet (± 1700). Ga naar margenoot+ H. Jozef, het Kindje Jezus aan de hand leidend; hg 50 (afb. 419; XVIIIa). H. Laurentius, staande met in de linker hand het rooster; hg 100 (afb. 418; XVIIIa). H. Lucia, staande op een houtvuur en met doorstoken keel; hg 107 (XVIIIa). (De laatste twee beelden afkomstig van de parochie Vierlingsbeek, wier schutheiligen zij voorstellen). Ga naar margenoot+ Twee schilderijen, resp. den H. Joachim en de H. Anna ten voeten uit voorstellende. Doek 106½: 70½. Lokale school (omstreeks 1700). Ga naar margenoot+ Zilveren geprofileerde effen miskelk, met op den voet gegraveerd het alliantiewapen der kapelstichters (1700). Ga naar margenoot+ Kleine kandelaar, met vijzelvoet, de schacht met drie knoopen (± 1600). Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klokje van 37 middellijn, waarop staat: si . deus . pro . nobis . qis (sic) . contra . nos (1700). | |||||||||||||||
Veltum.literatuur: M 1905. 1. schmeitz 91. Ga naar margenoot+ De R.-K. KAPEL, gewijd aan den H. Hubertus en den H. Antonius Abt, is gebouwd van baksteen en bestaat uit een éénbeukig schip met zijingangen (waarvan de zuidelijke gedicht is), en een smaller, naar ⅜ grondslag gesloten klein koor; het hoogere zadeldak van het breedere schip besloten tusschen twee topgevels, tegen den oostelijke waarvan het lagere koordak aansluit; de koorhoeken hebben steunbeertjes; de vensters zijn rondbogig, de deuren met een korfboog overtoogd (afb. LXXVIII, 410). Inwendig is het schip (thans) overdekt met een gestucadoord tongewelf, het koor met (moderne) drijfsteenen gewelven op ribben (afb. 411). Het koor (de oorspronkelijke kapel) draagt op een baksteen op zijn plat het jaartal 1625; het schip is volgens ankers aan den westgevel van 1681 en werd in de 19de eeuw gerestaureerd.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||
Tot den inventaris behooren: 1. H. Annatrits, Anna staande met, rechts vóór haar, klein, Maria, eveneensGa naar margenoot+ staande en dragende het zegenende Kindje Jezus; hg 96 (afb. 422; XVII), beschadigd. 2. H. Antonius Abt, staandeAfb. LXXVIII. Veltrum. Kapel.
met (nieuwen) T-staf en boek, den voet op den demon, dien het varken in het oor bijt; hg 71 (afb. 421; XVIA). 3. H. Rochus, staande met schelphoed en pelgrimsstaf, zijn beenwond toonende, links van hem zijn hond; hg 50 (afb. 420 ± 1600). 4. H. Hubertus met mantel, schubbenjak en pantserslippen, staande, de linkerhand aan zijn geweer, in de rechter een hoorn, naast hem zijn hond; hg 46 (afb. 414; XVIIa). Madonna met het Christuskind door een bloemenkrans omgeven. DoekGa naar margenoot+ 130:91. Vlaamsche school (XVIIc), de Madonna door of in den trant van Erasmus Quellinus, de krans uit de school van D. Segers. Pinkandelaar op vijzelvoet en met rechte drieknoopige staaf; hg 31 (± 1500).Ga naar margenoot+ Een geprofileerde en met vetschotel; hg 13 (XVII A); een met middenschotel en dop; hg 19 (XVII). Twee paar met drievoetspostament op klauwbollen, de stam geprofileerd en getorst; hg resp. 33 en 37 (XVII B). Koperen lavaboketel, de tuiten met drakenkoppen, de hengselooren metGa naar margenoot+ bustes (afb. 413; XVI); de ijzeren draagschoor (afb. 413; XVII). Gedreven koperen ziekenlantaarn, zevenzijdig met twee hoog ruitjes, deGa naar margenoot+ kop met gaatjes-rozetten; hg m.d. ring 35 (afb. 412; ± 1700?). Twee eenvoudige eiken kerkbanken met sierlijk uitgekraagde wangen (XVIII).Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||
Venraai.De R.-K. PAROCHIEKERK is gewijd aan den H. Petrus, met als titelfeest St. Petrus' banden. literatuur: Neerl. Cath. Progr. v.d. 16en Limb. Kath. dag te Venraai in 1914' door pastoor pascal schmeitz. kalf K. kerken. M 1882, 641; 1891, 118, 123, 187' 193, 197, 199; 1892, 1. 9. P 1866, 443. De door het kerkhof omgeven, vrij liggende kerk is een driebeukige, overwelfde,Ga naar margenoot+ blinde pijlerbasiliek met éénbeukig koor en zwaren westtoren. Behoudens het groefsteenen benedendeel van den toren is de kerk van baksteen gebouwd, met toepassing van groefsteen voor details (afb. LXXIX t/m LXXXII, 423, 424, 425). De toren is vierkant en bevat het hoofd-ingangsportaal. Het schip telt zevenGa naar margenoot+ traveeën met zijingangen aan de derde van het westen af. Het koor bestaat uit één travee met een naar ⅝ aangelegden veelhoek. Aan de zuidzijde van de derde travee ligt een toegevoegde, twee traveeën tellende, portaalhal, met | |||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||
een wenteltrapje naar een bovenzaaltje. In den zuider koorhoek bevindt zich een half-achtzijdige sacristie; in den noorder een vierkante bijsacristie met bergplaats. Uitgebouwde spiltrapjes bevinden zich nog: één aan de noordzijde tegen den toren, en één in den noorder koorhoek, leidende naar den kerkzolder. Vóór de hal ligt een rechthoekige bestrating van blauwe, witte en gele kiezelkeitjes,Ga naar margenoot+ waarin, binnen een omranding, een bijna vier M. lang kruis is voorgesteld met verbreede uiteinden. Afb. LXXX. Venraai. R.-K. Kerk (H. Petrus' Banden).
Uitwendig. De toren telt vier geledingen, waarvan de benedenste onderaanGa naar margenoot+ van hardsteen, hoogerop van tufsteenblokken is gebouwd; aan de westzijde bevindt zich een hooge, geprofileerde ingangsnis, waarin zich de met trachietblokken afgezette deur bevindt met, erboven, een vernieuwd drieledig getraceerd venster ter verlichting van het portaal. De volgende geledingen zijn van baksteen gemetseld in staand verband (baksteenmaat 27½ cM.), en hebben aan elke vrije zijde drie met groefsteen gedetailleerde, drieledige nissen, die te halver hoogte met drieloopfriezen zijn versierd en bovenaan met blinde traceeringen; in de hoogste geleding zijn de traceeringen als galmgaten doorbroken. De leien spits is achtzijdig en heeft (thans) bijtorentjes op de vier hoeken. | |||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||
In den zuider torenmuur bevindt zich een steen met het (thans onleesbaar geworden) jaartal 1401.Ga naar voetnoot1) Van schip en koor is de architectonische behandeling sober. Het metselwerk is opgetrokken in staand verband; de eenvoudige steunbeeren zijn slechts eenmaal versneden en met groefsteen lessenaarvormig afgedekt en (thans) daarbij in het front versierd met kruisbloemgeveltjes. Afb. LXXXI. Venraai. R.-K. Kerk. Details.
Het middenbeukdak loopt over het koor door en eindigt daar halfpyramidevormig; de zijbeuken hebben lessenaardaken, die kort onder den dakrand tegen het schip aansluiten. De spitsboogvensters beginnen hoog, zijn driedeelig, met, te halver hoogte, een getraceerd glopenfries en in de bogen rozettraceeringen van enkelvoudig stelsel; aan het koor zijn de eindvensters door twee glopenfriezen in drieën verdeeld. De traceeringen der rozetten van beide vensters der eerste koortravee, van het oostvenster van den zuidbeuk, en van het eindvenster van het koor, zijn ten deele met (vernieuwd) bladornament opgeluisterd. De ingang aan den noordbeuk is rechthoekig omlijst met trachietblokken, met een latei, die ondersteund wordt door een drieglopig versierden, uit de profiellijst ontspruitenden korfboog. De ook met trachietblokken omlijste ingang aan den zuidbeuk heeft een geprofileerden korfboog van groefsteen, opgeluisterd met een wenkbrauwboog op, met bladwerk versierde, kraagsteenen. (Vóór dezen ingang staat thans het zuidportaal.) Daar waar het koor begint verrijst op het dak een zeszijdig klokkekoepeltje. Ga naar margenoot+ Het onder de lessenaardaken verborgen muurwerk van het schip vertoont aan elke travee een ruw gemetselde groote rondboognis; de steigergaten zijn daar niet gedicht, hetgeen bewijst, dat de, binnen in het schip daar ter plaatse zichtbare, tweedeelige spitsboognissen nimmer vensters zijn geweest. Aan den zuidmuur bevindt zich, boven de genoemde rondboognissen, een doorgaande sleuf, die vroeger waarschijnlijk een kantgording van een minder stijl dan thans, derhalve lager aansluitend dak zal hebben gedragen; boven die sleuf is het metselwerk | |||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||
met zorg uitgevoerd en boven iedere rondboognis versierd met een paar gekoppelde driegloopnisjes, die dus vroeger buiten zichtbaar waren. Aan den noorder middenschipmuur bevinden zich zulke siernisjes niet, maar aldaar zijn, met een helling van ongeveer 50o, ingehakte sleuven zichtbaar van vroegere, rechthoekig op den muur aangesloten zadeldaken of schilddaken, die den zijbeuk overdekten, boven elke travee één. De muren der sacristie, met eenvoudige hoekbeeren en kleine vensters zijn,Ga naar margenoot+ ten einde het oostvenster van den zuidbeuk en het eerste koorvenster vrij te laten, niet hooger dan strikt noodig opgetrokken. Het zuider portaal heeft een groefsteenen korfboogingang, met een op versierde kraagsteenen steunenden wenkbrauwboog;Ga naar margenoot+ de gevel met overhoeksche steunbeeren heeft een eenvoudigen top met vlechtingkanten (thans met groefsteenen dekstukken); de eerste verdieping heeft twee eenvoudige segmentboogvensters, de top één; de ter eerste verdieping aanwezige siernissen met baldakijn zijn modern. Afb. LXXXII. Venraai. R.-K. Kerk. Profielen van de omlijstingen der ingangen n. opname en teeken. v.d. bewerker. A. Noordportaal. B. Westportaal. C. Zuidportaal.
De toren. In het portaal rust het vierpuntig stergewelf met klokring op vierGa naar margenoot+ ronde hoekschalken met geprofileerde kapiteelen; het ribprofiel bestaat uit,Ga naar margenoot+ te weerskanten, een ogief met vooraan een hol. De zijwanden hebben elk twee hooge spitsboognissen. De hooge spitsboogopening naar de kerk is thans door den orgelwand gesloten. De bovenverdiepingen van den toren strooken met de geledingen; zij hebben aan elke vrije zijde een diepe nis met spiegat. Het schip. De met ruitgewelven overkluisde beuken zijn gescheiden doorGa naar margenoot+ zware, ronde, baksteenen pijlers, waarvan de plinten, die vroeger tufsteenen deklijsten hadden, thans met cementen lijsten zijn gedekt. De spitse scheibogen vertoonen in doorsnede een afgesnoten rechthoek met te weerszijden een terugsprong; zonder kapiteel of lijst sluiten zij, doordringslijnen vormende, op het pijlerlichaam aan. De muraalbogen van den middenbeuk beginnen op een kleine onopzichtelijke uitkraging. Aan de middenbeukzijde hebben de pijlers elk een bundel van drie schalken met drieledig bladkapiteel, aan den kant van den zijbeuk een enkelvoudigen schalk met bladkapiteel. Tegen de buitenwanden der beuken bevinden zich pilasters, die zich tot muraalbogen vertakken. Tegen die pilasters zijn enkelvoudige, van bladkapiteelen voorziene schalken aangebracht, staande op | |||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||
fratskoppen (afb. 464), die ter hoogte van de waterlijst der vensters zijn uitgekraagd. De ribben der gewelven zijn van groefsteen, hebben in den middenbeuk als profiel een te weerszijden afgebiljoende hollijst, in de zijbeuken en in het koor te weerszijden een, aan den voorkant afgebiljoend, ogief. De gewelfribben rusten op de kapiteelen; daar waar, bij de zware pijlers, de gewelfvelden niet op de ribben kunnen aansluiten loopen zij snijdend over het pijlerlichaam uit. In het koor staan de ribben op schalken met bladkapiteelen. De sacristie heeft een achtpuntig stergewelf, dat op uitgekraagde bladkapiteelen rust (afb. 465); de ribben komen overeen met die van het koor. De hal is beneden met netgewelven overkluisd, staande op geprofileerde kraagsteenen; haar bovenverdieping is ongewelfd. Ga naar margenoot+ Baksteenlengte, dikte en laaghoogte. Aan den toren 27½, 6,9 en 8, aan het schip 27½, 6,2 en 7½; aan het koor van 26 tot 28, ± 6 en 7½. Ga naar margenoot+ Er schijnt gebruik te zijn gemaakt van een verhoudingseenheid van 87,6 cM., overeenkomende met eene lengte van drie voet van 29,2 cM. In het schip bedraagt alsdan de breedte van muur tot muur 28 eenheden, staan de pijlerassen op 8 eenheden van den muur af en 12 eenheden uit elkaar en zijn zij in de lengte-richting 6 eenheden van elkaar verwijderd. Indien de kerkvloer 70 cM. lager gedacht wordt dan thans, bedraagt de hoogte tot den bovenkant der kapiteelen in den middenbeuk 21 eenheden, in de zijbeuken 15; de sluitsteenen liggen alsdan in den middenbeuk ong. 12 eenheden en in de zijbeuken ong. 5 eenheden boven de kapiteelen. Ga naar margenoot+ Bouwvolgorde en tijdsbepaling. Van de eerste (zie: Schmeitz bl. 55) in de 13de eeuw gebouwde kerk werden in 1925 bij den aanleg eener centrale verwarming aanmerkelijke overblijfselen aangetroffen, waarvan, wegens opgelegde geheimhouding, niets bekend werd, en geen nota kon worden genomen (M 1925, 59 en 70). Het benedendeel van den toren is het oudste deel der kerk en dagteekent van 1401. Dat bij den aanleg van dien toren nog onzekerheid bestond ten opzichte van de aansluiting met het schip, blijkt uit zware muurpijlers die, tegen den toren, de scheibogen moesten opvangen en waarvan die aan de zuidzijde met een ronding, die aan de noordzijde met rechthoekige sprongen is uitgebouwd, en die, even boven den vloer der orgelgalerij, ophouden en aldaar zijn afgedekt. Het gemetselde bovengedeelte van den toren is ouder dan het schip in zijn huidige gedaante, waardoor het schipdak de nistraceeringen van den toren willekeurig doorsnijdt. Schip en koor werden gebouwd in het tweede deel van de 15de eeuw onder pastoor Van der Gaet, voor welk doel Paus Pius II in 1462 een bizonderen aflaat verleende aan hen, die daartoe bijdroegen. Blijkens aansluitingsnaden tusschen schip en koor, één bij den noorder trapkoker en één kort bij den zuider zijbeuk, werden zij achtereenvolgens gebouwd. De zuidelijke portaalhal is waarschijnlijk van de 16de eeuw; haar groefsteenen ingang is een herhaling van den ingang in den zijbeukmuur aldaar. Aan de noordelijke zijdeur is van buiten, tegen den kerkmuur en tegen de steunbeeren, de afteekening zichtbaar van een hoog gewelf van een vroeger buitenportaal. In 1837 onderging de kerk aanmerkelijke herstellingen; in 1867 werd zij door Dr. P.J.H. Cuypers gerestaureerd. | |||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||
Tot den inventaris behoorenGa naar voetnoot1): Gesneden frontbekleeding eener eiken predella met maaswerkversiering (XV).Ga naar margenoot+ Van een, in 1516 vervaardigd, in 1802 gesloopt kalksteenen H. SacramentshuisGa naar margenoot+ (schmeitz, blz. 63) worden nog bewaard: de mensa met versierden profielrand, een kapiteel (hg 48) met à jour gehakt loofwerk en het traliedeurtje, br 69, hg 114. Houten tabernakel, rijkelijk versierd met snijwerk (hg en br ± 140; XVIIIa).Ga naar margenoot+ Uit ranken en cherubijnen gevormde omlijsting van een processietroonGa naar margenoot+ (hg 180, br 96; XVIII A). Eiken koorbanken met, te weerszijden tegen den koormuur, zeven, doorGa naar margenoot+ pilasters gescheiden rugpaneelen, ingedeeld met inleglijsten; de misericordiën zijn slechts geprofileerd (XVIII A?). Vier biechtstoelen. 1. Open, driecellig, met recht hoofdgestel op pilasterstijlen,Ga naar margenoot+ versierd met arabesken, balusterstaafjes en groeven, het architraaf met een falbala van boogjes (± 1600). 2. Open, driecellig, met drie-bogenfront; de zwikken tusschen de archivolten versierd met acanthus-vullingen, het hoofdgestel met een cartouche met cherubijn (XVII B). 3 en 4. Twee driecellige, van Korinthische orde (afb. 429); de middencel geflankeerd met, op consolevormige postamenten staande beelden (respectievelijk de H. Maria Aegyptiaca-Koning David, en de H. Petrus-de H. Magdalena, vervaardigd door de Cuiper te Antwerpen); boven de kroonlijst telkens een middenbeeld (resp. de H. Johannes Nepomuk en de H. Hieronymus, door Peters-Divoort te Turnhout) (1845). Hardsteenen doopvont met vierkanten postamentvoet, ronde hals en rondeGa naar margenoot+ kom (middellijn 90), versierd met vier door hangslingers verbonden schachtengeltjes (afb. 427; XVId); het achtzijdige houten deksel (± 1600?) versierd met pilasters en rondboognissen, heeft een gezwenkt koepelvormig dak, uitloopende in een spits. Het hangt aan een gesmeed ijzeren draaikraan, versierdGa naar margenoot+ met leliën en rozetten; hg 270, uitstek 150 (afb. 427; XVI). Als wijwatervat gebezigde zandsteenen vijzel (of ijkmaat), middellijn 28, metGa naar margenoot+ vier grepen. Eiken doopkapel-afsluiting; op de pilastervormige hoofdstijlen staan vlamurnenGa naar margenoot+ en in hun cannelures zijn brandende kaarsen voorgesteld (XIX A). Koperen koorlezenaar (afb. 432 en 433; schmeitz 71/72; Onze Kunst, IV,Ga naar margenoot+ 48; Cat. 's-Hertogenbosch 1910, no. 300). De driepasvoet rust op drie leeuwtjes; de driezijdige, met open maaswerk bewerkte stam met kantstijltjes als gesnoeide boomstammen, draagt, op een kapiteel met kanteelenlijst, een op een bol staanden adelaar, wiens gespreide vleugels het draagvlak voor het boek vormen. Aan elk der twee voorste kantstijlen een aftakking van een (verdwenen) luchter; op den driepasvoet, de sporen van drie verdwenen steunbeeren. Tegen het maaswerk van den stam twee (van de drie) beeldjes: een | |||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||
H. Petrus en een vr. heilige (ongelijk); de bol onder den adelaar draagt aanhechtingssporen van den (verdwenen) basilisk. Hg 210 (XVd). Ga naar margenoot+ De orgelgalerij (XIXa) wordt vooraan gedragen door een houten Ionische ordonnantie met twee zuilen, in het midden torsende het front van de orgelkast, die in 1803 hier werd overgeplaatst uit de Dominicanenkerk te Calcar. Het (veranderde) orgelfront heeft onderaan vijf, bovenaan zeven vlakke pijpenvakken en pijpenbundels, gevat in houten raamwerk met rococo ornamentatie en versierd met een op de pauken slaanden, en twee bazuinblazende engelen, muziektropeeën en siervazen (m XVIII). Het instrument is geheel nieuw. Ga naar margenoot+ Twee eiken binnenportalen, een aan den noordingang, en een aan den zuidingang, met zijdeuren en tusschen Ionische postamentzuilen gevatte dubbele korfboogdeuren; van deze zijn de bovenpaneelen versierd met engelkopjes in acanthusvoluten, de overige met ingehoekte lijsten met middenrozetten. Een opschrift aan het noordelijke portaal luidt peerke groenen de weduwe van hendrck claes saliger heft dit portael gegeven in den naem van anneken claes haere nichte 1692. Het opschrift van het zuider portaal (thans uitgewischt) luidde volgens de Maasgouw 1892, bl. 9: De deugentrijke Allegonde en Cornelia van Rosmaellen, gezusters en geestelijke dochters hebb: dit portaal gegeven Ao 1686. Ga naar margenoot+ Eiken preekstoel, waarvan de kuip rust op een draagstijl met vier cherubijnvoluten, de zijvlakken van de kuip in rijke cartouches de borstbeelden vertoonen der Evangelisten; het rugpaneel is versierd met een hangslinger en met sterk uitgezwenkte voluten; in de friesversiering van het klankbord draagt een paneeltje het jaartal 1679; de trapleuning is opgeluisterd met acanthusvoluten (afb. 428). Ga naar margenoot+ Calvarie, waarvan alleen de beelden oud zijn: de Christus hg 181, de Maria en de Johannes hg 170. (± 1500). Ga naar margenoot+ Marianum, met twee tamelijk eendere Madonnabeelden (afb. 430 en 431), Maria voorstellende, staande op de maansikkel met het Kind op den rechter voorarm; in den linker houdt zij een peer omhoog; twee engeltjes wijzen naar haar kroon; de figuren zijn aangebracht tegen een metalen uitstraling van schichten en vlammen, samen omvat in een rozenkrans (oud?). De Madonna's hg 162, het geheel 232 (± 1500). Indien een van de Madonna's is bijgemaakt, is het die aan de oostzijde. H. Annatrits: Maria met Jezus op haar linker arm, staat rechts van de zittende H. Anna, die op haar schoot een boek heeft liggen. Waarschijnlijk een ‘Opvoeding’, waarin Maria door een Madonna is vervangen. Hg 60 (XVI A?). H. Annatrits. De H. Anna draagt op den linker arm Maria, die met beide handen het Kind naar voren strekt. Lindenhout. Hg. 35. (XVIa). Nood Gods, Maria zittend met, op haar schoot, het Lichaam van Christus; hg 70,5 (afb. 458; XVI A). | |||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||
Kruis met Kruisbeeld. De medaillons der kruiseinden vertoonen halfhoog deGa naar margenoot+ symbolen der Evangelisten; in het midden een aureoolkruis in een cirkel; de Christus is stervende voorgesteld. De achterkant is beschilderd met een klein Kruisbeeld en de symbolen der Evangelisten. Het kruis hg 255, de Christus 130 (XVd). Wandkruis met Kruisbeeld en op een voet met cartouchevormig front; de kruiseinden en de voet te weerszijden prijkende met cherubijnkopjes; kruising en top met stralenbundels, wit en goud. Geheele hoogte ± 260 (XVIIIa). Beschadigd. Kruis met ebbenhouten kistvormigen voet, gedragen door cherubijnkopjes en met, in medaillons, vóór, halfhoog, de graflegging, links en rechts resp. de Verrijzenis en de Hemelvaart; op het dekstuk is het kruis geplant met Kruisbeeld; de figuren zijn van palmhout. Geheele hoogte 77 (XVII B). De H. Verlosser, staande in iets S-vormige houding, zegenend en met denGa naar margenoot+ wereldbol; hg 180 (XVIa). Maria als Moeder van Smarten, staande met gekruiste armen bedroefd omhoog ziende; hg 180 (afb. 455; XVI). Madonna, gekroond, het haar met vlechten, het Kind op den rechter arm; hg 85 (XVIa). Madonnakopje, het haar in tweeën, even getorst, telkens met een golf achterwaarts gebracht en verder recht afhangende; hg van borstbeentop tot kruin 33. Lindenhout (XIVd). Heiligebeelden. Van steen: H. Paulus, staande met boek en zwaard; in zessen gesplitste baard; hg 165 (afb. 435; XV). Van hout: St. Joris, geharnast en te paard, steekt den achterovergestorten draak zijn speer in den strot; er bij, het koningsdochtertje en het schaapje; hg 103 (afb. 456; XVIa). H. Petrus, in pauselijk ornaat, zittend en met (verdwenen) boeien om de polsen, op zijn schoot het levensboek, in de rechter hand thans een kruis, vroeger de sleutels; hg 150 (afb. 434; XVIa). Elf apostelbeelden (geplaatst tegen de pijlers) (afb. 436 t/m 446), nl. de H.H. Petrus, Philippus, Bartholomeus, Jacobus major, Mattheus, Mathias en Simon (die van eenzelfde werkplaats afkomstig schijnen); voorts de H.H. Andreas, Johannes, Thaddeus. Alle bijna levensgroot, staande voorgesteld, met een boek en met hun (meerendeels vernieuwd) attribuut (XVIa); daarbij de H. Jacobus minor (kleiner, en ouder?). Voorts, bijna alle hersteld en nieuw gepolychromeerd: H. Jacobus major, hg 125 (afb. 447, ± 1500). H. Ambrosius, hg 90 (XVIa). H. Nicolaas (?), hg 103 (± 1500). H. Antonius Abt, hg 64 (afb. 448, ± 1500). H. Antonius Abt, met baret, hg 44½. (XVI A). H. Bernardus, hg 105 (afb. 449, ± 1500). H. Laurentius, hg 104 (afb. 450; ± 1500). H. Petrus, hg 101 (afb. 457; XVIa); H. Johannes Evangelist, hg 102 (XVIa); H. Margaretha, hg 110 (XVIa). H. Elisabeth v. Türingen, hg 100 (afb. 454; XVIa). H. Eligius, hg 103 (XVd). | |||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||
H. Severinus, hg 110 (afb. 453; XVd). H. Barbara, hg 89 (XVd). H. Rochus, hg 89 (XVIa). H. Lucia, hg 132 (afb. 451;Ga naar voetnoot1) XVd). H. Oda, hg 110 (afb. 452; ± 1500). H. Katharina, hg 110 (± 1500). H. Caecilia (XVIa, op het orgel). H.H. Crispinus (afb. 459) en Crispinianus (beide afzonderlijk), hg 74 (± 1600), (misschien oorspronkelijk de H.H. Cosmas en Damianus?). Twee zwevende engelen, hg ± 80, en twee vergulde adoranten afkomstig van een altaar (XVII B). Zeer beschadigde beelden: Christus in nood, geboeid, zittend op den rots, hg 82½ (± 1500). H. Jozef, staande, ziende naar het op den linker arm zittend Kind met gespreide armpjes; zacht hout; hg 91 (± 1700). Madonna in slanke, sierlijke Lodewijk XV kleedij, op den linker voorarm het ongekleede Kind, hg 120 (XVIIIb). Vermaakt oud beeld (XIII?), de vooruitgestrekte voorarmen zijlings toegevoegd, in de linker mouw (los) een hand met een hoorn, de rechter half gebroken; het hoofd bovenaan kegelvormig effen voor het er overheen schuiven van een tiara of een kroon. Het gelaat met korten baard in den trant van ± 1400 in de verf gemodelleerd, de baard met fijne vlokjes. De plooien van den opgenomen mantel met touw en linnen opgevuld en met dikke verf bijgewerkt; resten van oude polychromie; stelde in zijn laatsten toestand den H. Cornelius voor; hg 80 cM. Topstuk(?) van een rechter kantstijl van een bank(?), een geknielden Apostel(?) voorstellende met op de rechter hand een staand boek, de linker biddend omhoog geheven; het hoofd achterover, de oogen bijna gesloten, de mond met biddenden trek; haar en baard in evenwijdige vlechten verdeeld; hg 48½ (± 1500). Ivoren tablet (pax) met de Aanbidding der Wijzen; 7 × 5,2 (XV). Ga naar margenoot+ Twee in sarcofaagvorm, en bustes dragende, resp. van den heilige Petrus en van den heilige Paulus; br 52, hg 70 (± 1700). Twee in den vorm van een siertak met reliekholten; beschadigd; hg 105 (± 1700). Ga naar margenoot+ Laat-gothische cylindermonstrans op stervormig uitgezwenkten, met hol oploopende zwellingen en gekroeselde ranken opgeluisterden voet. Uit den rechten stam met nodus ontspruit de weelderige, kelkvormige draagkorf van het expositorium, waarvan de lunula wordt gedragen door engelen in een liefdestrik; het expositorium wordt bekroond door een baldakijn-toren, gesteund door drie, als open nissen bewerkte schraagpijlers, welke, in driestelling geplaatst, op uitstekken van den draagkorf staan. Behalve door engeltjes, putti en adoranten, is elke pijler opgeluisterd met drie Apostelbeeldjes, elke schraagboog met één; in de eerste torengeleding staat (thans) de H. Petrus (oorspronkelijk eerder de Vader met den Duif); een Kruisbeeld, met engeltjes om den voet, vormt de topafsluiting. Hg 77,4 (afb. 461; XVIa). Stralenmonstrans, waarvan de kussenvormige ronde voet en de geprofileerde stam overtrokken zijn door vier smalle, opgaande, effen, in plan een kruis | |||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||
vormende banen, met, tusschen deze in, rocaille-ornamentatie en bovendien, op den voet, het borstbeeld van Sint Petrus. Van uit het door ranken liervormig omlijste expositorium, verspreiden zich vijftien stralenbundels, overtrokken met acanthus- en wingerdranken en met korenaren; in top een kroon met kruis. Merken: bokje, CR en een gekroonde Z. Hg 55 (afb. 460; XVIIIc). Ciborie, met bollen voet en versierd met acanthusranken; op den voet bovendienGa naar margenoot+ tafereelen: het H. Avondmaal, de stigmatisatie van den H. Franciscus, diens bezoek aan de kribbe te Grecchio. Op de ondercuppa: de Onbevlekte Ontvangenis, de H. Antonius van Padua, de Communiceering van den H. Bonaventura; op den dekselknop de pelikaan en het kruis. Op den voet staat gegrift: dom + bmvic + cfmv + fitga . d : d : s acvr + c + iavt. 1660 + ivly 22.Ga naar voetnoot1) Hg 54. Van de merken nog herkenbaar een g, Antwerpen, en een gekroonde D (= 1660/61) (afb. 462; zie Schmeitz, blz. 67).
Miskelken: 1, met zeslobbigen hollen voet, waarop, tusschen cherubijnen enGa naar margenoot+ rozen, het H. Avondmaal, de Mannaregen, de Emmausgangers zijn voorgesteld, stam versierd met ranken, paarlen en engelkopjes, vermaakte ondercuppa, uit zwellingen gevormd. Op den voet staat maria + maes. Merken: Antwerpen, druiventros en gekroonde P (= 1625/26). Hg 22,5. 2, met, op den voet, recht gescheiden vakken met bloemvullingen en vooraan: Christus aan het kruis, achteraan den H. Petrus, rechts en links cherubijnen; zware peernodus met acanthus versierde cherubijnkopjes en passietropheeën, ondercuppa van staande acanthussen. Hg 25 (afb. 463; m XVII). 3, alleen versierd met, in plan een kruis vormende, opgaand gegolfde banen (m XVIII). Acht ronde kusreliekhoudertjes (twee 1779, twee XVIIIc, twee rococoGa naar margenoot+ XVIIIc). Wierookscheepje in nautilusvorm met acanthusboeg, de buik schelpvormig geribt, de geprofileerde voet met blazenversiering. Merk: gekroonde I (XVIII A). Wierookvat in baroktrant (Merk Jan Boermans, Venlo, XIXb). Zeszijdige bedieningslantaarn, de kop met luchtgaatjesversiering. Hg 52Ga naar margenoot+ (XVIII A). Kaarsenkroontje met twee maal acht armen, br en hg ± 75 (XVII). Dertien S-vormige armluchters (in twee soorten), de bochten gloopvormig versierd met bladvormen; elk voorzien van een nopje voor de aanhechting van een schildje (?); slechts één bezit nog den vetblaker op getorste verhooging. Hg 60 (XV). Lavaboketel. In den achterwand van een fraaie segmentboognis der sacristie, bekleed met bruine en witte tegels (XVIIId), bevindt zich een koperen lavaboketel (± 1800 of XIXa?). | |||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||
Kandelaars. Een op drie liggende leeuwtjes, rechte schacht met knoopen, gekanteelde vetschaal met pin, hg 27 (afb. 466; XV). Een paar dergelijke, met geprofileerde schacht, hg 25½ (XVI). Een paar op omklauwde bollen, hg 27 (afb. 466; XVI). Een paar op drievoetpostament, hg 42 (afb. 467; XVIIc); een paar geprofileerde, hg 51 (afb. 467; ± 1700). Voorts nog 37 koperen en 2 tinnen kandelaars van uiteenloopende vormen, van de 15de, 16de, 17de en 18de eeuw; vele beschadigd. Ga naar margenoot+ Een paar tinnen drievoetkandelaars, met afgeknot driehoekigen gezwenkten stam; hg 28 (1731). Ga naar margenoot+ Gesmeed ijzeren kaarsenstandaard, met 16 + 8 + 4 blakerschaaltjes en één in top; hg 164 (XVII). Ga naar margenoot+ Vijf klokken. 1, van 88 middellijn met in fractuurtypen het opschrift: sancte . petre . int . iaer . ons . heren . m . cccc . en . lxxv . iacop . clockgeter; daarbij een plaketje met Calvarie, een kruisje, een lelie en sierbiesjes. 2, van 155 middellijn en met in fractuur: Maria . heit . ic . al . quaet . verdreif . ic . den . levenden . roep . ic . den . doden . beclaich . ic . Anno dni xvc xxi . daer . bi . goeit . Jacop . veraid . mi.; plaketjes met Calvarie, Madonna, O.L. Vrouw, de Kroning van Maria. 3, van 75 middellijn en met het opschrift: d . theodorus . van . lendt . praetor . in, venraey . iean . petit . en . syn . soon . hebben . my . gemaeckt, anno 1744, en lager een plaketje met de H. ‘Catrina’; ornamentrand. 4, van 120 middellijn, en met het opschrift: alexivs et petrvs petit me fvdervnt Ao 1764. 5, in den dakruiter, een van 58 middellijn waarop staat: henricus petit . me . fecit . anno. 1815; het lijf bovenaan versierd met een rand van boomen, waartusschen hollende dieren, onderaan met een lambrekijn. Ga naar margenoot+ Rood fluweelen kazuifel met gouden kruis en paal; bijbehoorende palla, velum, manipel en stola (XVIIIa). Drie driestellen: 1, rood met witte bloemen (m XVIII); 2, wit met kleurige bloemen (XVIIIc); 3, (zonder koorkap) groen, wit gestreept met kleurige ranken en vogeltjes (XVIIId). Twee koorkappen wit met naturalistische bloemenversiering (XVIII B); nieuwe schilden en orfrois. Ga naar margenoot+ Zerk van pastoor Van der Gaet († 1493), lg 346, br 183; afgesleten; van de vijf ingelegde koperen platen, bestaan er nog twee (beschadigd) met Evangelistensymbolen. Zerk van den pastoor-deken Mathias Roebroeck, met het chronogram pIe IesU ChrIste CeDe IpsI req VIeM (= 1716). Voorts nog meerdere afgesleten zerken, waarbij twee van priesters. Ga naar margenoot+ Op het kerkhof een veertiental grafkruisen, het oudste leesbare jaartal 1631, het jongste 1825. Ga naar margenoot+ Leuningstoel (XVII B) met getorste pooten en kruis, de rugregel versierd met een volutenkop, de leuningen uitloopende in een dierenkop. Twee krukken met getorste pooten (XVII B). Twee eenvoudige eiken archievenkasten (XVII). Ga naar margenoot+ Deze 16de-eeuwsche schilderingen waren overgepleisterd; zij werden in 1874 gerestaureerd en daarbij eigenlijk geheel vernieuwd naar overgebleven sporen. | |||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||
Ranken van gestileerd bladwerk in bonte kleuren op lichten grond, soms gloopvormen, vullen de gewelfvelden geheel, of omvatten figuurlijke voorstellingen, als bv. in het middenkoor de borstbeelden van Jezus, van Maria, van engelen, van heiligen; eenige bevatten wapenschilden. De figuren van O.L. Vrouw in de laatste noordbeuktravee, en van de H. Oda in de laatste zuidbeuktravee zijn o.a. geheel nieuw en ondersteboven geplaatst. Tegen den torenmuur is (thans) in een mandorla de Christus als Salvator mundi afgebeeld, met rechts en links bazuinblazende engelen. De architectonische beschilderingen, als bv. de afwisselende banden en baksteenlagen aan de pijlers, de kapiteelachtige banden onder de ontspruitingen der arcadebogen, de zwikversieringen, dagteekenen geheel van de restauratie. Christus aan het kruis met Maria en Johannes en den knielenden schenker,Ga naar margenoot+ pastoor Peregrinus van Dael († 1676), voormalig altaarstuk. Dk. 180:120. Onder Vlaamschen invloed. De Heiligen Antonius en Paulus in de woestijn. Dk. 202-121 (XVII). Lokale school. Twee portretten van abdissen van het Munster te Roermond: 1, Adriana Albertina de Rheede de Saesfelt, † 1728. Dk. 117:92 (XVIIIab). 2, Maria Caecilia van Eijck de Nunen, † 1771. Dk. 85:68 (XVIIIc). (M 1891, 199). Locale school. | |||||||||||||||
Kloosters.Het (nieuwe) Klooster der Paters Franciscanen.literatuur. M 1881, 556; 1891, 118, 198; 1905, 9, 17, 29. Het klooster bezit: 1. Kruis afkomstig van een tabernakel, met sierlijke uiteinden, en waaraanGa naar margenoot+ de 57 hooge Christus met vier nagels is gehecht; voetstuk met hangslingers en rozetten (afb. 469; XVIII B). 2. Kruis van het oude hoogaltaar met sierlijke eindstukken en lichtstralen, de Christus met steile armen en gehecht met drie nagels; het kruis hg 132, de Christus hg 63. (XVIII A). 3. Een Kruisbeeld hg 72 (± 1700). Maria Onbevlekt Ontvangen, van gebakken aarde vervaardigd, staandeGa naar margenoot+ voorgesteld, hoog 117 (XVII B). Maria Moeder van Smarten, staande met over het hoofd geslagen mantel en met het zwaard in het hart; het plint met een deel der voeten afgezaagd. Thans nog hg 150 (XVII). H. Franciscus, staande, den wereld(bol) vertredend en vasthoudende een kruis en een doodshoofd. H. Antonius van Padua, staande, en op een boek het Kind Jezus dragende, in de rechter hand een palmtak; pendant van het vorige. Beide beelden hg 138 (XVII). H. Rochus, blootshoofds, staande, zijn beenwonden toonend, hg 44 (± 1600); beschadigd. | |||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||
Processiestaf met, van palmhout, als topstuk den H. Franciscus met kruis en doodshoofd en den wereldbol vertredend; het beeldje hg 15,5 (afb. 475; XVII).Ga naar margenoot+ Twee houten wandreliekhouders, gezwenkt sarcofaagvormig en gedragen door geklauwde diervoeten, geflankeerd met cherubijnen en met rijke acanthusversiering; op het deksel draagt de eene de buste van hen H. Franciscus (afb. 472), de andere dien van den H. Antonius, hg 150 (XVIII A). Ga naar margenoot+ Zeven terracotta paneeltjes, met in driekwart-hoog beeldwerk de voorstellingen van de Smarten van Maria. Br. 55, hg 70 (afb. 473 en 474; XVII). Zij bevonden zich aan de muren van het vierkante voorplein der kerk van het in 1925 afgebrande klooster, elk geplaatst in een monumentale in- en uitgehoekte mergelsteenen nisomlijsting met tympanon, en met, onder elk, een steentje met het hart van O.L. Vrouw, doorboord met respectievelijk één tot zeven zwaarden. Bij den brand bleven de nissen ongerept, gingen echter bij den afbraak door zorgeloosheid ten gronde. De paneeltjes zelf, die daarbij veel leden, werden later hersteld en zijn thans geplaatst in een binnengang van het nieuwe klooster. Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 477) met op den voet het Lam en de Evangelistensymbolen, de stam versierd met de voorstellingen der drie Goddelijke deugden, die het pelikaannest ondersteunen, met er boven het expositorium, middelpunt eener uitstraling, die overspreid is met ranken, korenaren en druiven; rechts en links een bewierookende engel; boven het expositorium de Duif en de Vader onder een door engeltjes ondersteunde kroon. Op den voet: het alliantiewapen Bouwens van den Boyen-van Gelder. Merken onherkenbaar; hg 88 († 1700). Miskelken: 1) met op den zeslobbigen voet in afdeelingen de Madonna, den H. Franciscus, den H. Antonius van Padua, een cherubijn en de blazoenen van een alliantiewapen; de ringen versierd met laurier, de nodus met vruchtenslingers, de ondercuppa met drie cherubijnen tusschen staande palmtakken (afb. 478). Op den voet staat: d . ioannes . de . proost . d . de . bloommeschot . wecheldersande . gierle . etc . d . justina cairo . s . mariae . angelorum . d . g. Merken. Antwerpen, gekroonde T (1721/22) en lelie. Hg 27. 2) waarvan voet, nodus en (ingekorte) ondercuppa versierd zijn met rocaille ornament (XVIII B). Een ciborie van 1672, waarop o.a. twee groepen resp. de Martelaren van Gorkum en die van Alkmaar voorstellen, bevindt zich thans in het Franciscanenklooster te Weert (schmeitz blz. 97). Ga naar margenoot+ Gegoten: Drie geprofileerde met dop en vetschaaltje, hg resp. 18, 18 en 22 (XVII A). Een paar en twee ongelijke op drievoetpostament op klauwbollen, hg resp. 45, 49 en 51 (XVIIc). Gedreven: Vier paar met drievoetpostament op klauwbollen, met rijk geprofileerde en versierde schacht, hg resp. 66, 67, 71, 82 (XVIId). Twee paar dergelijke, forschere, hg resp. 74 en 76 (± 1700). Een paar dergelijke, waarvan de middenknoop versierd is met hangslingers, hg 77 (XVIIIa) (afb. 480).Ga naar margenoot+ Groen driestel (XVIIId). Rood velum (XVIII). | |||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||
Houten expositie-troon voor het H. Sakrament; zoo rechts als links van denGa naar margenoot+ met cherubijntjes versierden draagvoet, rijst uit een horen van overvloed een bundel van korenaren en wingerdranken met druiven omhoog, elke bundel onderaan met een adorantje, hooger een cherubijntje en bovenaan telkens een engeltje, die beiden samen de topkroon mede ondersteunen; hg 197 (afb. 471; XVIIIa). IJzeren haardplaat (afb. 479) gevormd met twee, elk met een glopenboogGa naar margenoot+ overtoogde afdeelingen, en met in de linker de voorstelling van den H. Sebastiaan, in de rechter een H. bisschop; op de scheiding bovenaan een engel; de onderlijst is afgebroken; thans nog hg 59, br. 65 (XVIa). Twee schilderijen, beide Christus aan het kruis voorstellende: 1. Copie naarGa naar margenoot+ Ant. v. Dijck (in het Museum te Weenen). Dk. 106 × 61. 2. In een panoramaachtig landschap. Vlaamsche school onder invloed van Rubens in de figuur en van J. de Momper in het landschap. Dk 167 × 114. H. Clara in Clarissendracht, levensgroot, staande en ten voeten uit, naar links gewend, een monstrans in de linker, een staf in de rechter hand. Dk 163 × 82 (± 1700). H. Franciscus, staande, ten voeten uit, in een bergachtig landschap, een boek onder den rechter arm, een dubbel kruis in de linker hand. Tijd noch school te bepalen. Dk 163 × 82. Pendant van het vorige. Tien gebrandschilderd ovale paneeltjes, geel-grijs, voorheen in binnenplaats-venstersGa naar margenoot+ van het afgebrande klooster; acht daarvan stellen resp. voor: 1. de Madonna; 2. de voorbereiding van de Geeseling; 3. den H. Leo; 4. den H. Daniël Martyr; 5. het wapenschild van Joncker Jacob v.d. Cammen, 1653; 6. het alliantiewapen: Rogier v. Broeckhoven-Jacqueline v.d. Cammen, 1653; 7. het wapenschild van Joncker Joseph de Smidt (1653); 8. dito van Herman Snater Schouwenborch, 1653. Alle 22:16. Venraaische arbeid (XVIIc). | |||||||||||||||
Het Ursulinenklooster en Pensionaat ‘Jerusalem’.literatuur: M 1888, 93. schmeitz, 98. Ter plaatse werd in 1422 het convent ‘Jerusalem’ gesticht, dat in 1465 den regel van den H. Augustinus aannam; in 1535 werd de kloosterkerk aan de H. Ursula toegewijd. In 1802 geseculariseerd, kwam het complex in 1838 opnieuw aan de Orde der Ursulinen. Hiervan is alleen als oud herkenbaar: een één verdieping hoog en zeven vensters breed deel van een baksteenen gevel, waaraan met ankers staat aangegeven ANNO 1699; de deuren en de vensters zijn echter vernieuwd.
Van het oude Ursulinenklooster afkomstig wordt in het Rijksarchief te MaastrichtGa naar margenoot+ een zegelstempel bewaard, waarvan de afdruk van 30 mM. middellijn het kniebeeld vertoont van de H. Ursula, tusschen twee maagden, rechts van haar een pijl, links een Grieksche T, (symbool van den tweeden patroon, de H. Antonius Abt); het omschrift in fractuurtypen luidt: s'qvento . in . herlm . aput. Venray (sigillum conventus in hierusalem apud Venray) (XVIb). | |||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het klooster bezit: Een kruis met Kruisbeeld en aan de uiteinden medaillons met de symbolen der Evangelisten; de Christus hg 100, het kruis hg 190 (afb. 481; XVI A). Twee Piëta's: 1. Maria zittend, beurt het half op haar schoot steunend lichaam van Christus aan den linker arm en den rechter schouder omhoog; hg 69 (± 1500); beschadigd. 2. Jezus half op den grond liggend, wordt omhoog gehouden door de zittende Maria; hg 50 (afb. 486; m XVI?). H. Annatrits. Anna staande, draagt op den rechter arm Maria, deze op haar schoot het Kind Jezus, dat een blad omslaat van een boek, dat Anna op de linker hand draagt; hg 34 (XVI). H. Ursula, staande, onder haar mantel beschut; rechts en links van haar, een groep maagden; hg 71 (XVII A). H. Antonius Abt, staande met T-staf, boek, en varken; hg 55 (afb. 487; XVI B). H. Augustinus, als bisschop, staande, met in de rechter hand een brandend hart; de mantel met gesneden orfrois; hg 100 (afb. 485; XVIa). Ga naar margenoot+ Verzoening van Jacob en Ezau. Dk 109:157. Vlaamsch (omstr. XVIId). Aanbidding der Wijzen. Dk 129:99. Copie in spiegelbeeld van omstr. 1700 naar Rubens in het Louvre. Christus in den hof Gethsemane. Dk 99:72 (XIX A). H. Augustinus, ten voeten uit (XVIII); school niet te bepalen. Dk 171:117, dagmaat. H. Gertrudis, staande, levensgroot, ten voeten uit. Dk 143:101 (XVIII), school niet te bepalen. Ga naar margenoot+ Gebrandschilderd grisaille-ruitje: de H. Franciscus ontvangt de stigmata; er onder staat: Hendrick henfskens ende Grietien van daell syn huysvr. Ao 1651. Ovaal 24 × 18. (Afb. 484). Venraaische arbeid. Ga naar margenoot+ Ampullenschaaltje, ovaal, met in het midden het Jezusmonogram, de rand versierd met festoenen; aan de achterzijde staat: fr Reineri dedit 1628. Zwijnsleeren boekbandje (afb. 482) met het jaartal 1550 en rondom (in vakken) halflijfs, allegorische figuren; 15,5 × 10,5.
Het ST. JOZEF-GESTICHT der Zusters v.d. Goddelijke Voorzienigheid bezit:Ga naar margenoot+ H. Antonius abt, staande, met staf en varken; hg 103 (afb. 468; XVIII A). H. Jozef, voortschrijdende met vóór zich het Kind Jezus, dat een kruis vasthoudt; hg 109 (afb. 470; XVIII A), beschadigd. Ga naar margenoot+ H. Familie: Maria en Jozef keeren met het teruggevonden Kind Jezus naar Nazareth weer, onder bescherming van den Vader en den H. Geest. Dk 165 × 108 (XVIII). Vrij naar een prent naar compositie van Gerard Seghers, vroeger in de St. Carolus Boromaeuskerk te Antwerpen. Maria Moeder van Smarten, staande, ten voeten uit, met zeven zwaarden in het hart. Er omheen zeven medaillons met de Smarten. Dk 155 × 95. Onder invloed der Antwerpsche school (omstr. 1700). | |||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||
De H. Lucia, staande, ten voeten uit. Er omheen zeven medaillons met tafereelen uit haar legende. Onder invloed der Antwerpsche school. Dk (thans nog) 174 × 116 (omstr. 1700). H. Theresia, knielend voor een Kruisbeeld. Dk 93 × 68 (XVIII A). Twee houten Korinthische kapiteelen van omstr. 1700, van een geslooptGa naar margenoot+ altaar der Parochiekerk.
DE OUDE SCHOOL (Schmeitz blz. 95) is een rechthoekig baksteenen, tweeGa naar margenoot+ verdiepingen hoog, met zadeldak gedekt, huis, vóór en achter met vier vensters. De voorgevelvensters gemoderniseerd; die aan den achtergevel hebben nog hun hardsteenen segmentboog-kozijnen; vóór rechts, naast het derde venster, heeft het huis een doorgaande rondboogpoort, toegang gevende tot het pleintje vóór het zuid-portaal der parochiekerk (XVII B). | |||||||||||||||
Particuliere huizen.Groote straat B 6, ankerjaartal 1724(?). Hoenderstraat 6-8, zijgevel met in ankers ANNO 1743. Hofstraat 10 (gecement) achtergevel met in ankers 1714. Kerkpad 1 (gecement) huisje met dubbel gezwenkte geveltoppen (XVIII). Henscheniusplein (Gouden Leeuw), koperen deurklopper (XVIII A), haard (XVII) met haardplaat (David met de harp); betegelde schoorsteen met koperen omraming (m XVIII); keukenschouw met wand met paarse tegeltjes. Paterstraat 29, baksteenen vóór- en achtertopgevel met S-vormige gezwenkte en holle zijkanten; voordeur met koperen deurklopper (XVIIIa); een bijbehoorende schuur met windvaan (hollend paard,) draagt in ankers het jaartal 1(7)63. Schoolstraat 2-4, met in ankers 1791. | |||||||||||||||
Gilde-voorwerpen.Van het vroegere gilde van den H. Eligius worden bewaard: 1. Een zilveren plaat met afbeelding van den H. Eligius tusschen vijf rozetten, en een kleine gaai (XVII A?). 2. Van het voormalige St. Nicolaasgilde: Een zilveren ketting met een kleine gaai en een cartouchevormig uitgesneden zilveren plaat met gegrift ornament en de afbeelding van den H. Nicolaas met het bijschrift s.n. anno 1640 29 jvnius. Voorts het middenstuk van een vaandel met grove afbeelding van den patroon en het jaartal 1765. 3. Van het vroegere Zandakkersgilde: Een zilveren ketting (afb. 476) met gaai en een borstplaat met den H. Johannes den Dooper en schuttersplaten, de oudste van 1804, 1805, 1806, 1812, 1844. 4. van het H. Anna (of H. Agatha) gilde: Een ketting met gaai en een borstplaat met de voorstelling der Madonna (1806), en koningsplaten van 1793, 1802, 1804, 1806, 1807, 1808. Op een moderne jubileumplaat staat 1422-1922. | |||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||
Ysselsteyn.De R.-K. RECTORAATSKERK (H. Oda) bezit: Een Kruisbeeld, hg 63 (± 1700). Een zilveren stralenmonstrans in baroktrant, waarvan de stam uitsluitend uit een vrouwefiguur bestaat (de kerk?) zonder attributen; hg 70 (XIXb). |
|