Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdSevenum.De gemeente bevat de hoofdplaats Sevenum en o.a. de buurtschappen: Voorste Hees, Midden Hees, Achterste Hees, Frankrijk, Voorste Steeg, Achterste Steeg en Vorst. Ga naar margenoot+ h. ferber, Geschichte der Familie schenck von nydeggen, 1860, P. 1899, 448; 1911 passim; 1934, 186. M 1879, 131; 1880, 358; 1904, 20; 1907, 11; 1908, 17 e.v.; 1918, 88; 1919, 28; 1923, 28. Limb. Jaarb. 1919, 116. Kunstbode I 351. | |
[pagina 147]
| |
Sevenum, dat aanvankelijk Sevenheim heette, was een van de rechtsgebieden van hetGa naar margenoot+ deel van het Land van Kessel, dat in 1279 door Graaf Hendrik V van Kessel aan Reinoud I van Gelder werd verkocht (zie bij ‘Kessel’). Bij den Vrede van Munster Spaansch gebleven, maakte Sevenum van 1713 af deel uit van het Pruisisch Overkwartier van Gelder, werd bij de Fransche overheersching in 1795 een zelfstandige gemeente in het kanton Horst van het Roerdepartement, en den 15den November 1800 met Horst tot één gemeente vereenigd (P 1911, 162 en 168). In 1815 kwam Sevenum bij Nederland. Blijkens een stempel ten raadhuize bewaard, was in de dagen van het Belgische beheer Sevenum een zelfstandige gemeente. Zegelstempels. Bewaard ten raadhuize: 1. Zilveren zegelstempel (van de Schepenbank),Ga naar margenoot+ met fraai halfrond scharniergreepje; de afdruk vertoont een gedeeld wapenschild met rechts, den H. Sebastiaan aan den boom, links drie lelies, geplaatst 2 en 1; op den omtrek staat: sigil . sevennvm . anno . i . 6 . 2 . 1; middellijn 34 mM. (P 1899, 450 en M 1908, 20). 2. Ronde inktstempel van 33½ mM. middellijn met den Belgischen leeuw en wapenspreuk, en het omschrift administn comme de sevenum. limbourg. (Tijdperk 1831-1839). | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.P 1881, blz. 24-274. Guillon Cat. Monnaies.Ga naar margenoot+ In het veen werden verschillende Romeinsche munten gevonden, en een Gallo Germ. urn met bronzen wapenen (Cat. M.L.) F. Bl. WEG-KRUISBEELDEN. Meest eigendom van een of meer bewoners der naasteGa naar margenoot+ omgeving. Veelal middelmatige copieën van 17de- of 18de-eeuwsche voorbeelden, soms zeer naieve en rustieke uitingen van devotie; eenige vergezeld van een godvruchtig opschrift of vers. Vele zijn thans vervangen door kruisen of Kruisbeelden van gegoten ijzer of van zink. Thans treft men nog houten Kruisbeelden aan: Te Midden Hees: een hg 65;Ga naar margenoot+ te Achterste Hees: twee rustieke, hg resp. ± 85 en ± 70; te Vorst: twee in den trant van ± 1700, beide ± 70 hoog, en een van ongeveer 90. Het RAADHUIS is een vrijstaand, eenvoudig, rechthoekig baksteenen gebouwGa naar margenoot+ van twee gemetselde verdiepingen, vijf vensterbreedten lang, twee diep, met zadeldak tusschen twee, aan de smalle zijden staande, eenvoudige topgevels. Vroeger gaf, midden in den voorgevel, een rondboogpoort toegang tot het kerkplein; van de thans dichtgemetselde poort is de omtrek nog aan den achtergevel herkenbaar; tegen den voorgevel is een dubbele trap aangebracht, met gesmeed ijzeren leuning. De raadkamer, een eenvoudig vertrek ter eerste verdieping, heeft een gewone balkzoldering. Het gebouw is thans gecement; de vensters zijn gemoderniseerd. (± 1700). De R.-K. KERK (afb. LVII, 287 en 288) is gewijd aan de Heiligen FabianusGa naar margenoot+ en Sebastianus. Literatuur: Kalf K. kerken; M 1904, 20; 1908, 17. Alleen de westtoren is oud. Hij is in staand verband opgetrokken van baksteen,Ga naar margenoot+ met toepassing van groefsteen voor de details, is vierkant, zonder steunbeeren, heeft in het midden van zijn zuidwand een vierkant uitgebouwden trapkoker | |
[pagina 148]
| |
en telt, boven de hooge, effen benedenborstwering met plint, drie door waterlijsten gescheiden en telkens iets versneden gemetselde geledingen, waarboven een slanke achtzijdige houten spits omhoog rijst. Afb. LVII. Sevenum. R.-K. kerk. Toren.
Behalve aan de westzijde der benedengeleding, waar zich de hoofdingang der kerk bevindt, hebben de drie geledingen aan elk vrij zijvlak telkens drie tweedeelige spitsboognissen, die ieder te halver hoogte door een groefsteenen drieglopenfries zijn getweedeeld en bovenaan met groefsteenen traceeringen versierd, waarbij de traceeringen der bovenste geleding als galmgaten zijn geopend. De nis der kerkingang is breeder, bevat een spitsboogvenster ter verlichting van het torenportaal, loopt derhalve iets minder hoog op dan de flankeerende smallere nissen, maar heeft, boven haar spitsboog, in het muurwerk nog een driezijdig afsluitnisje ter aesthetische aanvulling der hoogte. Aan de zuidzijde van den toren springt de trapkoker met de middennis naar voren, waarbij de nis der bovenste geleding wegens het lessenaardak van den trapkoker een geringe hoogte bezit. De houten spits sluit met keperhoeken op het muurwerk aan. De hardsteenen latei boven de kerkdeur draagt in fractuurtypen het opschrift: Int . iaer . ons . hern . xv . ind . xiiii . wart . gelacht . der . irst . stin. Het opschrift is achter het getal xv iets beschadigd; waarschijnlijk bevond zich daar, iets verhoogd, de aanwijzing c. Ga naar margenoot+ De toren bevat een (thans door den vloer der orgelgalerij doorsneden) hoog portaal met baksteenen kruisgewelf, waarvan de ribben op ronde baksteenen hoekkolonnetten rusten, die op gebeeldhouwde groefsteenen koppen zijn uitgekraagd en eenvoudige geprofileerde kapiteelen bezitten; het gewelf heeft een klokring; de ribben hebben als profiel een ⅝-staaf tusschen twee hollen. Ga naar margenoot+ De torenbreedte bedraagt, beneden, vóór 9,50 M., ter zijde 9,40 M.; de baksteenen zijn 27 cM. lang, de laaghoogte bedraagt 8 cM. Het portaal heeft een breedte van 4,30 M. Het muurwerk verrijst tot ongeveer 29 M. boven de straat, de bovenkant van de spits tot 56 M. De spits is oud, maar werd dikwijls hersteld. Een zijingang der (nieuwe) kerk heeft een houten, dubbel beklampte en bespijkerde deur; sporen van spijkerkopjes vormen het jaartal 1666 (afb. LVIIIa). De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Middenstuk van een communiebank met, als applicatie, een, door een slinger van eikenloof overtoogd, ovaal paneel met de voorstelling van het H. Avondmaal. Lodewijk XVI-trant (XIXa). Ga naar margenoot+ Twee driecellige open biechtstoelen in baroktrant; het ronde paneel der middenbekroning bij den eenen met, halflijfs, den H. Petrus, bij den anderen den H. Johannes Nepomuc (m XVIII?). | |
[pagina 149]
| |
Hardsteenen doopvont, waarvan alleen de achtzijdige kuip met vier uitstekendeGa naar margenoot+ koppen oud is. Middellijn 78 (afb. 290, XIV B). Preekstoel, waarvan de paneelen en de pilasters van de kuip met arabeskenGa naar margenoot+ zijn versierd, de paneelen der trapleuning met acanthusranken; het rugstuk draagt het wapen van Schenck van Nydeggen; als een kroonlijst geprofileerd klankbord (XIXb). Onder de orgelgalerij: Een dubbele portaaldeur met glazen bovenlicht enGa naar margenoot+ fraaie bekroning, afkomstig van het klooster ‘Trans Cedron’ te Venloo (XVIIIb). Bij de sacristie: Een dubbele deur, met, aan de bekroning in een medaillon:Ga naar margenoot+ den Doop van Christus. Een enkele deur met, aan de bekroning, de voorstelling van den H. Franciscus zijn stigmata toonende aan een engel. (Beide XVIIIb). Kruisbeeld (in den triomfboog aan een nieuw kruis); hg 144 (XVIa).Ga naar margenoot+ H. Eligius, als bisschop; hg 82 (± 1500). H. Sebastiaan, aan den boom, aan zijn voeten een hondje; hg 87 × 20 (XVII B). H. Caecilia, met in de handen een klein orgel; hg 97 (m XVIII?). H. Ambrosius, als bisschop, aan zijn voeten een bijenkorf; hg 105 (m XVIII?). In de kerkhofkapel: Calvariegroep: Christus aan het kruis, met te weerszijden: Maria en Johannes, de figuren ongeveer hg 150 (XIXb). In reparatie: Een H. Fabianus, een H. Lucia, een H. Barbara, hg resp. ± 160, 105 en 110, in 17de-eeuwschen trant (XIX A?). 1. Christus aan het kruis; aan den voet Maria, Johannes en Maria Magdalena,Ga naar margenoot+ alsmede, geknield in priestergewaad, de schenker: pastoor Versondert, volgens het tijdvers (1613) voorkomende op de lijst; 76:54, vermoedelijk lokale kunst. 2. Levensgroote half-figuur der boetvaardige Magdalena; op den band van een boek, links, een wapen, denkelijk van den schenker: Gevierendeeld: 1 en 4 goud en rood gepaald met vrijkwartier blauw met zilveren leeuw, 2 en 3 blauw met zilveren hert; helmteeken 1: het wapen van 1 en 4 tusschen een vlucht, 2: het bovenlijf van het hert van 2 en 3. Dk. 86:60, onderaan in het boek: anno 1685, lokale school. 3. Ecce Homo. Halffiguur als 2, iets naar rechts gewend, naar links opziende, met doornenkroon en vaalgelen mantel, lange donkere lokken, veel beter dan 2. Dk. 86:60 (XVIII A); lokale school, onder invloed van Guido Reni. Acht rouwborden van leden der familie Schenck van Nydeggen, en van deGa naar margenoot+ jaren 1703, 1704, 1714, 1716, 1719, 1737, 1747, 1782. (M 1907, 11). Achtarmig, koperen kaarsenkroontje; middellijn ± 55; zesarmig dito, middellijnGa naar margenoot+ ± 55 (beide XVII). Cylindermonstrans, met platten achtzijdigen voet; de achtzijdige stam metGa naar margenoot+ ringvormige verzwaring eindigt met een uitkraging, waarop in het midden deGa naar margenoot+ cylinder staat, en op uitstekken, zoo rechts als links steunbeeren, die samen, met de zijvatting van den cylinder, telkens een open nis begrenzen, waarin zich een aanbiddende engel bevindt; boven den cylinder verrijst een toren, | |
[pagina 150]
| |
met, in een vóór-baldakijn, den Goeden Herder, in een baldakijn aan de achterzijde: de Madonna; de pinakels der buitenste steunbeeren en die te weerszijden van den toren zijn met de torenspits door luchtbogen verbonden. De voet is versierd met gegrift bladwerk, de stam met nissen, de buitenpinakels met baldakijns, waarin heilige-beeldjes; de torenspits eindigt met een bol met kruis. Aan de terras-uitstekken hangen medailles, de eene met den H. Sebastiaan, de andere met den H. Fabianus; hg 77 (afb. 289, XVIa). Niet ongerept. Ga naar margenoot+ Ciborie, op wier platronden, van een gezwenkten rand voorzienen voet, binnen rankenwerk, aan eene zijde de doorpijling van den H. Sebastiaan is voorgesteld, aan de andere zijde een trophee van een boog en pijlkokers; ring, nodus, ondercuppa en deksel zijn versierd met blad- en rocaille-ornament. Merken: cursief H S (?) en een blad (?); hg 42 (m XVIII?). Ga naar margenoot+ Miskelken: 1, aan den voet en aan den nodus en de ondercuppa versierd met gegolfde banen, waartusschen rocaille- en bladornament; de ondercuppa daarbij à jour bewerkt en met een wapenschild. Op den voet staat: praen: domla. m: e: h: schenck de nideggen d: d: 1765. Merk VT. 2, effen en geprofileerd, de voet met achtzijdigen rand, de nodus en de ring achtzijdig (m XVIII). 3, met ronden geribten voet, ondercuppa met staande blâren. Merk: Venloo, Mathias Boermans (XIXb). Ga naar margenoot+ Reliekhouder in monstransvorm, hg 43 (XIXb). Ga naar margenoot+ Ampullenstel en blad, de pullen in nautilusvorm en met gegolfde banen versierd; op het blad, met onsymmetrisch gezwenkte kanten, is gegrift: sevenum ao 1779. Merken: wapen van v.d. Bergh, bokje, RR. Ga naar margenoot+ Wierookvat, effen, door gaatjes versierd met kruisen en rozetten. Opschrift: casp. raemaeckers vi past in sevenum d.d. 1773. (M. 1908, 18). Merken: Venloo en IVC (Joh. Franc. van Carlo). Ga naar margenoot+ Kruis van rood- en geel-koper, op platronden voet met kruisrimpeling; mooi Kruisbeeldje, onderaan een doodshoofd; merk AW (Arnold Weijers); hg 70 (XVIIId). Kandelaars. Gegoten, met op klauwbollen rustend drievoetpostament met cherubijnkopjes, de geprofileerde stam ten deele getorst; vijf paar, resp. 37, 38, 40, 45 en 63 hg (± 1700). Gedreven, op driezijdig postament met symbolen van Geloof, Hoop en Liefde en balustervormige schacht; één paar, hg 35 (± 1800). Geelkoperen wierookvat met roodkoperen acanthusranken en palmetten (XVIIId). Ga naar margenoot+ Driestel, wit met bonte bloemenranken; kazuifel, crême met bonte bloemen (beide XVIII B en met vernieuwd kruis en paal). Twee kanten albenboorden (lacis brodé), samengesteld uit omrande vierkanten, met voorstellingen van dieren; breedte ± 28; een dergelijk albenboord met, twee breed, vierkanten als voren; in een vierkant is daarbij o.a. voorgesteld een dame met een tasch; breedte 60 (afb. LVIII, ± 1600). | |
[pagina 151]
| |
In den toren hangen twee oude klokken: 1, van 109 middellijn, met in unicaaltypenGa naar margenoot+ het opschrift: + maria : iacobvs : van : helmvnt : heft : mi : gemacht : gerardvs : de : bergen : kiermeister : m : ccc : lxix. Het lijf is versierd met vier plaketjes, die de Calvarie voorstellen, en twee waarin een groepje met de Madonna. 2, van 145 middellijn, en waarop staat: fabian (vs) en sebastian (vs), syn patronen deser kercken. die ons van sevenheim in onsen noot willen verstercken. daerom als ghy my tot godts deinst hoort klinken // soo verlaet hedt tyttelyckher berghen drincken. darvm bin ick hergoten vant ick waer geschevrt door sterck lveyn so dickwils gebevrt. p. hemony me fecit // ao 1653. Het lijf is boven en onder het opschrift versierd met een ornamentband. Afb. LVIII. Sevenum. R.-K. kerk. Kanten albenboord.
Sacristiekast beneden met laden, boven de tafel met acht afdeelingen (XVIIId).Ga naar margenoot+ Leunstoel met twee tabouretten, régence-trant.
Op het kerkhof staan nog een zestiental oude grafkruisen, het oudste vanGa naar margenoot+ 1534 (afb. 291), het jongste van 1818. KAPEL van O.L. Vrouw, van baksteen, zeszijdig met smalle steunbeertjesGa naar margenoot+ op de hoeken, en onder een zeszijdig, klokvormig leien dak, met bovenop een open koepeltje, gedekt met kalotdakje, waarop een peervormige top met (nieuw) ijzeren kruis; segmentboogdeur met er boven een steentje: 1676; voorts drie ronde lichtopeningen. De inwendige middellijn bedraagt ± 3 M. De kapel heeft een ribloos straalgewelf. Op een altaartje (XVII B), met retabelGa naar margenoot+ geflankeerd door twee paar getorste Korinthische zuiltjes, staat een Madonnabeeldje,Ga naar margenoot+ hg 66 (XVIIc).
Vier WEGKAPELLEN komen in aanmerking: Zij zijn vóór rechthoekig,Ga naar margenoot+ achter ⅜-gesloten en uitwendig ongeveer 3 M. breed en diep. | |
[pagina 152]
| |
Vóór hebben zij een topgeveltje, waarvan de zijkanten tweemaal zijn gezwenkt, meest ééns S-vormig, ééns kwartrond; zij zijn gedekt met een zadel-tentdak en dagteekenen van de 18de eeuw. 1, te Midden Hees, van den H. Jozef, gecement in 1919; een windvaantje op den makelaar draagt de letters P.L. en het jaartal 1793. 2, te Voorste Hees, van de H. Anna, waarin een kleine H. Annatrits staat, denkelijk een navolging van een 16de-eeuwsch voorbeeld. 3, te Sevenum, van den H. Antonius van Padua (de deuromlijsting thans spitsbogig en gecement), waarin zich een 66 hg beeldje van den Heilige bevindt, staande voorgesteld, het op een boek zittende Kindje Jezus dragende; op het voetstuk staat het alliantiewapen van Hendrik Ignatius Schenck van Nydeggen en Mechtildis Cnops (M 1907, 11) (XVIIIa). 4, te Achterste Steeg, van O.L. Vrouw van de Zeven Smarten, waarin een grove houten Nood Gods staat, hg 52, waarschijnlijk vervaardigd naar een 16de-eeuwsch voorbeeld. Afb. LVIIIa. Genagelde deur van 1666.
De deur is zonder kozijn in de muursponning geplaatst. De voorzijde is rechts onderaan 56 cM. hoog vernieuwd. Het sleutelgat is met den baard naar boven geplaatst. De binnenzijde van de deur is voorzien van (jonger) afhangwerk. Doordien de draaias van duim en taats iets uit het lood is gesteld, valt de deur steeds van zelf dicht. Ga naar margenoot+ Van het HUIS STEENHAGEN (literatuur: Kasteelen in Nederland. Dl. I, plaat P. 16), dat eenige jaren geleden gesloopt werd, is alleen een stuk muur over, thans zijmuur van een nieuwe schuur.
Ga naar margenoot+ Te ‘frankrijk’ een boerderij met in ankers het jaartal 1658. Te voorste hees, E 20: Een kamervloer van in klei gestampte kiezelsteentjes, witte, roode, blauwe en gele, met langs de muren een rand met meetkunstige figuren, in het middenveld een breeden kruisband, met anno 1755 en de initialen van het bewonende echtpaar. Te sevenum: A 31, met het ankerjaartal 1813. Te voorste steeg C 25, met dito 1663. |
|