Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdHorst.De gemeente bevat de hoofdplaats Horst en o.a. de buurtschappen Amerika,Ga naar margenoot+ Hegelsom, Maris en Meterik. Geschiedenis der aloude Heerlijkheid van Ter Horst d. adolf steffens. Roermond,Ga naar margenoot+ Waterreus 1888; P 1881, 275; 1899, 210; 1911, passim; 1932, 197; M 1903, 78; 1922, 77; Limb. Jb. 1910, 74. Horst, aanvankelijk ‘Berkele’ geheeten, was oudtijds bekend door een kapel, toegewijdGa naar margenoot+ aan de H. Maagd; kort daarbij werd een kasteel ‘ter Horst’ gebouwd, welke naam (hoog gelegen met struikgewas begroeide streek) later den naam van Berkele verving. De streek maakte in de 13de eeuw deel uit van het ‘Land van Kessel’ (zie bij Broekhuizen en bij Kessel). In 1365 behoorde de allodiale helft van huis en dorp aan Johan van Myrlaer, wiens wapen thans het wapen der gemeente Horst is. In 1579 vermeesterden de Spaansche troepen het huis ‘ter Horst’. Onder de Fransche Republiek werd Horst de hoofdplaats van het Kanton van dien naam in het toen ingestelde Roerdepartement, tot welk kanton ook Sevenum als zelfstandige gemeente behoorde. (Zie verder bij Broekhuizen.) In goud drie dwarsbalken van sabel.Ga naar margenoot+ In het Rijksarchief te Maastricht worden bewaard: 1. Een schepenbankzegel vanGa naar margenoot+ 37 mM. middellijn, met een schild, beladen met drie balken, en het omschrift: dit . is . der . schen . se . van . der . horst (XVI). 2. Een leenhofzegelstempel van | |
[pagina 86]
| |
40 mM. middellijn met een gekroond cartouche-vormig schild met twee balken en vastgehouden door een leeuw en een griffioen, en met het omschrift lehnsiegel des vryedelycken huyse horst 1738. | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.In het moeras Sloijersbroeck te Horst werd een gepolijste vuursteenen bijl gevonden, thans in het Museum te Maastricht (P 1881, 11). Er wordt ook melding gemaakt (P 1881, 275) van een zilveren denarius van keizer Hadrianus uit het jaar 118, die te Horst werd gevonden. G. | |
Amerika.Ga naar margenoot+ De R.-K. Kerk (H. Jozef) bezit: Een paar koperen kandelaars, hg 20 (XVII A); twee paar houten geprofileerde drievoetkandelaars, ± hg 95 (afb. 165, XVIII a), voorts vier paar houten kandelaars met gezwenkten ranken-baluster ± hg, 84 (afb. 165, XVIII c). | |
Horst.Ga naar margenoot+ Wegkruis (aan de Konijnenveranda) met grof Kruisbeeld, hg 85 (XVIII?).
Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK, is toegewijd aan den H. Lambertus.
Ga naar margenoot+ Nl. Cath.; kalf K. kerken; P 1932, 197; M 1903, 78; Limb. Jb. 1925, 135.
Ga naar margenoot+ De van baksteen opgetrokken en met ribgewelven overkluisde kerk ligt vrij, omgeven door het overschot van het vroegere kerkhof. Aanvankelijk basilicaal aangelegd en met smalle zijbeuken, veranderde zij door achtereenvolgende uitbreidingen in een hallenkerk met drie, nagenoeg even breede en met zadeldaken gedekte beuken, die alle drie op een zelfde diepte in een ⅝ koorveelhoek uitloopen (afb. XXXIX, 166, 167 en 168). De middenbeuk telt zes traveeën, de zijbeuken elk twee traveeën meer, waarmede zij zich langs den vierkanten westtoren tot aan diens westfront uitstrekken. Ingangen bevinden zich alleen ter zijde en wel aan de voorste en aan de voorlaatste zijbeuktraveeën, de twee westelijke met (latere) uitgebouwde vierkante portalen. De tegen het zuider koor aangelegde sacristie met doorgang naar het koor is nieuw. Ga naar margenoot+ Van de onderste twee torengeleidingen is van buiten alleen de westzijde zichtbaar, die echter bekleed is met nieuw metselwerk en moderne vensters heeft; oud, van 27½ cM. lange baksteenen in Vlaamsch verband opgetrokken metselwerk is alleen waarneembaar aan de derde, vrije geleding, met lisenen en spitsbogige galmgaten. De houten spits is met leien bekleed. Aan de zuidzijde van den toren is (op den kerkzolder) de moet zichtbaar | |
[pagina 87]
| |
van een oud dak, waarvan de nok in de richting N.-Z. liep (afb. 166 en 167). De drie zadeldaken zijn met leien gedekt; op het middendak verrijst een zeshoekigeGa naar margenoot+ dakruiter. Behalve aan het westfront hebben de omtrekmuren rondom een zelfde hoogte; de steunbeeren zijn eenvoudig en lessenaarvormig gedekt; de vensters zijn spitsbogig. De architectonische behandeling is sober; groefsteen is alleen toegepast voor lijsten, dekkingen en voor de harnassen der vensters, die alle nieuw of vernieuwd zijn. Afb. XXXIX. Horst. R.-K. kerk. Naar opm. en teeken. van den bewerker.
Aanmerkelijke deelen van de westelijke afsluitgevels der zijbeuken, daar namelijk, waar deze tegen den toren aansluiten, zijn van 26½ cM. lange baksteenen in staand verband gemetseld; aan die gevels is het jongere metselwerk aan het kruisverband herkenbaar. Aan het middenkooreinde en aan het oudere deel van den zuiderzijbeuk is het muurwerk van 25½ cM. lange baksteenen in staand verband gemetseld. De met kruisribgewelven overkluisde beuken zijn gescheiden door langwerpige,Ga naar margenoot+ gelede kruispijlers, die rechthoekige sprongen vertoonen; aanvankelijk hadden zij alleen schalken ten behoeve der gordelribben; in lateren | |
[pagina 88]
| |
tijd werden (waarschijnlijk) ook de rechtkantige kopeinden, waaruit de spitse scheibogen voortspruiten, in ronde schalken veranderd; de tweeledige schildbogen zijn, in profiel, de ongewijzigde voortzettingen der oorspronkelijke pijlerdoorsnede. In de koorhoeken bevinden zich schalken (afb. 168). Aan de wanden staan, tegenover de pijlers, gelede schalkpilasters; zijlings spruiten de spitse schildbogen uit deze voort. De schalken hebben achthoekige, geprofileerde kapiteelen, waarop de gordelribben en de diagonaalribben staan; deze hebben als profiel een talaanstaaf tusschen hollijsten; zij komen in effen ronde sluitsteentjes bijeen. De basementen zijn van hardsteen, de kapiteelen en de gewelfribben van mergel. De eerste vijf traveeën van den zuidbeuk zijn overkluisd met vierpuntige stergewelven met effen ronde sluitsteentjes. Onder de waterlijst zijn in de muren segmentboog-nissen uitgespaard. De vijfde travee van den middenbeuk heeft breede rechthoekige gordelbogen; dergelijke gordelbogen bevinden zich ook tusschen de tweede en de derde travee der zijbeuken en tusschen de vijfde en de zesde noordbeuktravee. Zij zijn overblijfselen van vroegere toestanden. Ga naar margenoot+ Het hoekbasement van den vijfden pilaster aan den noordkant vertoont een gehurkt manneke (afb. 209); een kapiteel aldaar vier zingende engelen; dat van den zesden pilaster onder den gordelrib: twee engelen te weerszijden van een pijporgel. Van de vier gebeeldhouwde kapiteelen der noordelijke of Mariakapel, die bij de uitbreiding der kerk in 1925 werd afgebroken, is slechts één bewaard gebleven, met de voorstelling van den Goeden Geest en dien des Verderfs (met klauwen), die in strijd, een zittende kleine figuur, de ziel, trachten te overredenGa naar voetnoot1). De (verplaatste) sluitsteen van de Mariakapel stelt misschien den zegenenden Heiland voor, die van het zuidelijk koor (eveneens verplaatst) het Lam Gods; de sluitsteen der zesde travee van den zuidbeuk: het blazoen van v. Wittenhorst; die in de derde middenbeuktravee: den kop van een man, die zich met beide handen den mond open spalkt; in de vierde travee: de Duif. Ga naar margenoot+ De lengte van den middenbeuk, van den toren af tot den eindmuur van het koor, bedraagt 37,60 M., de kerkbreedte van wand tot wand 21,80 M.; de middenschipbreedte tusschen de bogen 6,81; die van de zijbeuken ± 6,50 M. De toren is (uitwendig) in het vierkant 8,80 M. breed. De gewelfsluitsteenen liggen bijna 13,50 M. boven den kerkvloer, die 36 cM. hooger ligt dan de straat. Ga naar margenoot+ De kerk heet gebouwd te zijn ter plaatse van de vroegere kapel van Berckel, onder welken naam de noordbeuk der kerk nog in de 17de eeuw bekend stond. De toren is het oudste deel der kerk; zijn westfront werd (in 1869) beneden met een nieuwe | |
[pagina 89]
| |
baksteenbekleeding overtrokken. Aan de zuidzijde van den toren is onder het doorgetrokken kerkdak nog een deel van een mergelsteenen bogenfries met driepastraceeringen zichtbaar van een oude waterlijst (afb. XL, XVa). Dat de zijbeuken aanvankelijk smal waren en lager dan thans, is te herkennen aan het metselwerk van den westgevel, alwaar, bijzonderlijk aan den zuidbeuk, het silhouet van den vroegeren hoeksteunbeer nog te onderscheiden is. De langwerpige vorm der pijlers doet de vraag rijzen of het schip misschien oorspronkelijk éénbeukig was. Het middenkoor kan jonger zijn dan het overige deel van den 15de eeuwschen middenbeuk, en van het begin der 16de eeuw dagteekenen. Afb. XL. Horst. R.-K. kerk. Bogenfries a.d. toren. Naar teekening v.d. bewerker.
Koorvormige kapellen van één travée met een ⅝ oostelijke afsluiting bevonden zich rechts en links van de vierde middenbeuktravée; zij waren zelf toevoegsels van de 16de eeuw blijkens de gebeeldhouwde kapiteelen van de noorder kapel, en blijkens den sluitsteen met het wapen van v. Wittenhorst in de zesde zuidbeuktravée. In het tweede deel der 16de eeuw werd de zuider zijbeuk verbreed en verhoogd en overkluisd met stergewelven. In 1869 werd op een zelfde wijze de noorder zijbeuk verbreed en verhoogd door den architect Dr. P.J.H. Cuypers, waarbij echter gewone kruisribgewelven werden toegepast. In 1925 sloopte de architect C. Franssen de beide zijkapellen, trok de twee zijbeuken naar het Oosten door en sloot ze elk met een ⅝ koorveelhoek af, waarbij het middenkoor zijn zijdelingsche verlichting verloor. Dat de kerk weleer smallere en lagere zijbeuken had, is, wat den noordbeuk betreft, geschiedkundig bekend (steffens, bl. 5), terwijl een gedenksteentje in den noordmuur aangeeft, dat de verbreeding in 1869 plaats had. De kerk bezit: Drie houten altaren, waarvan de mensa geplaatst is tegen een eenvoudigenGa naar margenoot+ onderbouw, waarboven een retabel verrijst met een ordonnantie van | |
[pagina 90]
| |
flankeerende zuilengroepen; tusschen de postamenten is het tabernakel geplaatst; daarboven een altaarstuk; de zuilen dragen omgekorniste hoofdgestellen, die geheel of ten deele over het altaarstuk doorloopen en waaruit telkens een frontispies oprijst. 1. Het hoofdaltaar (afb. 170) met rechts en links drie in kruisstelling geplaatste composiete zuilen, resp. kwartzuilen, en een in 't midden opgebogen verbindingskroonlijst, waarboven, tusschen voluten, het alliantiewapen is aangebracht van Willem Vincent van Wittenhorst en Katharina Caecilia van Bocholtz; daarboven verrijst tusschen, op de voluten geknielde, groote adoranten, het ovale frontispies met, in halfhoog beeldwerk, de voorstelling van God den Vader. Het tabernakel, met op het deurtje het Lam Gods, draagt een lateren expositietroon; (XVII c). 2. Maria-altaar (afb. 169) met aan elke zijde één getorste Korinthische zuil in front, één ter zijde, en op de omkornissing telkens een engel; het frontispies: een rondboognis met flankeerende penant-engelen en een door consoles ondersteunden gebroken gevel, bevat een (ouder) Madonnabeeld; in top een medaillon met monogram; (midden XVII). 3. Zijaltaar (zuidkoor, 171) met rechts en links telkens één zuil in front, een halve zuil ter zijde; het frontispies met twee postamentzuilen en met recht hoofdgestel en een gebroken gevel, bevat een schilderstuk; cartouchen op de benedenzuilen dragen de aanwijzingen an̄o en 1647. (Voor de altaarstukken en het schilderstuk van no. 3, zie bij de schilderijen). Ga naar margenoot+ Hardsteenen doopvont (afb. 176), waarvan de ronde kuip van 90 cM. middellijn, versierd met doorstrengelde draken en met vier vooruitspringende koppen, oud is (XIII A). Ga naar margenoot+ Doopvont-omsluiting, laat-Lod.-XIV-trant (XIX b). Ga naar margenoot+ Vrijstaand hardsteenen wijwatervat met vierkant plint, een schacht gevormd uit elkaar doordringende vierzijdige prismas met verspringende profileeringen, een achtzijdige kuip met driepasboogjes en in den rand vier vooruitspringende koppen; hg 102 (afb. 182, beschadigd; XVI a). Ga naar margenoot+ Twee driecellige biechtstoelen: 1, met driekwart Composietzuilen op consolepostamenten (XVIII b?); 2, in Régence-trant (XVIII c?). Ga naar margenoot+ Twee omsloten zitbanken, laat-Lod.-XVI-trant (XIX b). Ga naar margenoot+ Hardsteenen grafzerken. 1, van Johan van Wittenhorst en Josina van Weess (afb. 173; M 1900, 57; 1903, 78. Limb. Jb. 1910, 77) met, in halfhoog beeldwerk, de figuren der afgestorvenen naast elkaar binnen een, door acht kwartierwapens omgeven volledige Ionische ordonnantie. In het hoofdgestel: het alliantiewapen; op het postament staat: Anno 1569.den.3.July.starf: Iohan. van . wittenhorst. Heer zuder-horst. Ct.Mãt.Raet. drost.des.slantz.van.kessel.ende.iosina.van.weess.sin.eghe.huisfrou.starf. Anno: 1572. den.27. dach.Novembr. Hg 305, br 190.2, van Loef van der Kloot en Margreta van Nyenhuys (resp. overl. 1602 en 1615); met het alliantiewapen (M 1903, 79). | |
[pagina 91]
| |
Kruisberggroep (M 1903, 78, Limb. Jb. 1910, 111), waarvan nog over zijn:Ga naar margenoot+ 1. Christus in nood, zittend, geboeid (afb. 183), hg 148. 2. Een tombe met maaswerkversiering (grootendeels bijgewerkt). 3. Een effen kruis, staande op een voet van steenblokken, waartegen, onder een mantel, een lijk ligt, waarbij een slang, een pad, een rat, een kuip met touwen; op den mantel dobbelsteenen en kroesen. De tombe br. ± 3 M., de totale hoogte ± 5 M. 4. Een passiezuil (afb. 172) met achtzijdig basement, versierd met de koppen der Messiaansche profeten, de ronde schacht met de door een engel vastgehouden zweetdoek, passie-emblemen; op het laat-gothische bladkapiteel: de haan. Totale hoogte ± 4,40 M. De groepeering niet oorspronkelijk. Voorstelling in halfhoog beeldwerk van de Mis van Bolsena (P 1871, 431. M 1903, 78 Limb. Jb. 1910, 111) in een omlijsting bestaande uit twee op een plintstuk staande kolonnetten met pinakel, en een fronton met wimberg, recht afgesloten met een kambekroning; hg 182, br. 90 (afb. 184, XVI A). Calvariegroep (van losse beelden), het Kruisbeeld met smal, doorgehaaldGa naar margenoot+ fladderend lendendoek, de Maria en de Johannes in wijden mantel; mooi gedrapeerde beelden, resp. hg 203, 172 en 175 (afb. 179, 180, 181, XVI a). Nood Gods, compacte groep, hg 103 (afb. 186, ± 1500). H. Annatrits, de H. Anna met druiventros en zittend; Maria reikt half geknield het Kind Jezus naar voren, dat naar de druiven grijpt; hg 93 (afb. afb. 185, XVI a). Marianum (dubbelbeeld), eenerzijds O.L. Vrouw op den maansikkel voorstellende, dragende het Kindje Jezus, dat een ketting vasthoudt, waarmede een rijk uitgedoste vrouw, die in een slangelijf uitloopt en die door Maria onder den voet wordt getreden, bij de pols is gekluisterd; bij de Madonna aan de andere zijde heeft het Kind Jezus in de rechter hand een korfje en in de linker een wereldbol; de slang-vrouw (Eva?) heeft daar in de rechter hand een appel; het Marianum is bevestigd tegen een onsierlijke moderne mandorla; hoogte der groepen: 160 (afb. 188, XVI A). Kruisbeelden. Eén, bijna levensgroot (XVII A). Eén, van een wegkruis,Ga naar margenoot+ rustiek, hg 60 (± 1700?). Heiligenbeelden. (Laat-gotisch en vroeg-renaissance): H. Eligius, als bisschop; hg 95 (afb. 192, XV d). H. Severinus, als bisschop; hg 122 (afb. afb. 196, ± 1500). H. Cornelius, met tiara; handen en attributen nieuw; hg 124 (± 1500). H. Johannes de Dooper, met nieuwen kruisstaf; hg 111 (afb. 195, ± 1500). H. Antonius abt, met pothoed; hg 103 (afb. 206, XVI). H. Rochus, met den hond; hg 95 (XVI). H. Franciscus, zijn stigmata toonende (vernieuwde handen); hg 113 (afb. 204, XVI). H. Sebastiaan, doorpijld; hg 93 (afb. 190, XVI). H. Jacobus Major, hg 149 (afb. 191, XVI). H. Crispinus en H. Crispinianus (beide afzonderlijk), met eigenaardige muts en aan hun voeten een molensteen; hg 87 (afb. 194 en 193, XVI A). H. Lucia; hg 116 (afb. 189, XVI a). H. Katharina van Siena, in prachtgewaad en met merkwaardig hoofddeksel en kapsel; hg 113 (afb. 199 en 200, XVI a). H. Agnès, in rijk | |
[pagina 92]
| |
gewaad, opmerkelijke muts en kapsel, aan haar voeten het lam; hg 103 (afb. afb. 197 en 198, XVI a). H. Wilgefortis (zie P 1871, 431. M 1889, 182; 1903, 79; G. Schnürer u. Jos. M. Ritz: Sankt Kümmernis, Düsseldorf 1934, bld. 252)Ga naar voetnoot1), de handen genageld, de voeten aan het kruis gebonden; hg 109 (afb. 187, XVI). H. Job, zittend op een heuvel; hg 72 (afb. 207, XVI a). Alle met nieuwe polychromie, de attributen meerendeels bijgemaakt. Ga naar margenoot+ Madonna, hg ± 70, op apart voetstuk, hg 16 (afb. 205, XVII A). Zwaar beschadigde beelden: Vrouwelijke heilige, met in de rechterhand een palmtak, fraaie draperie; hg 120, wormstekig; (XVIId). H. Lambertus, als bisschop; hg 175 (XVIIIa). H. Remigius, als bisschop; hg 175 (XVIIIa). H. Jozef m.h. Kind; hg 112 (XVIIIab). H. Engelbewaarder een kind geleidend; hg 105 (XVIII A). Ga naar margenoot+ Eiken voetstuk van een passiekruis, aardklompen voorstellende, waartegen een half vergaan lijk ligt, aan den achterkant honden, die een haas achtervolgen; lg 185 hg 40, bovenaan een gat voor de inplanting van het kruis (XVI?). Houten pelikaan met nest (XVIII?). Vier liggende leeuwen van witte kalksteen, lg en hg 40 (afb. 177, XVI of XVII A). Ga naar margenoot+ Altaarstukken: 1, aan het hoofdaltaar: Christus aan 't kruis: beneden de H. Vrouwen, Maria Magdalena omvat den voet van het kruis; links in de lucht cherubijnen. Doek ± 320 × 200. Vlaamsch (m XVII). 2, aan het Mariaaltaar: O.L. Vrouwe Hemelvaart met tal van engelen op de wolken en beneden de apostelen. Doek 310 × 247. Vlaamsch, vrije navolging van Rubens' schilderij te Brussel, d.F. Verkampen 1783. 3, aan her rechter zijaltaar: Maria met 't Christuskind, staande op wolken, omgeven en gekroond door cherubs, verleent den Rozenkrans aan den H. Dominicus, die links knielt met zijn hond. Rechts een geestelijke donator. Doek 300 × 208. Antwerpsche school, (m. XVII). In het frontispies: H. Martinus in een borstharnas en een rooden mantel op een bruin paard. Rechts beneden op den grond de halfnaakte kreupele en verwonde bedelaar, aan wien hij een stuk van den mantel geeft. Ongeveer half levensgroot. Dk. 143:84. Antwerpsche school, (m XVII). Ga naar margenoot+ Twee vleugels van een drieluik, elk aan de binnenzijde beschilderd met vier tafereelen uit de levens respectievelijk van den H. Eligius en van den H. Bernardus. Rechter luik. 1. De H. Eligius deelt brood uit aan de armen; 2. Hij biedt een met goud versierd zadel aan Koning Clotharius aan; 3. Hij wordt gewijd tot bisschop van Noyon; 4. De duivel in de gedaante van een schoone jonkvrouw wordt door den H. met een tang in de neus geknepen. Linker luik. 1. Droom van den jeugdigen Heiligen Bernardus in een Kerstnacht. 2. Hem verschijnt de H. Maagd. 3. De H. reikt de H. Communie uit aan Keizer Koenraad vóór den aanvang van den Kruistocht. 4. De H. onderrichtend met vier medebroeders. Buitenzijden. I. De HH. Eligius en Bernardus staande te voeten uit in een landschap. II. De H. Joris verslaat den draak. De St. Joris zwaar beschadigd. Iedere vleugel grootste hoogte 165, breedte 65. Zuid-Ndl. school (XVIa. Zie Catal. Tent. 's-Hertogenbosch 1913, nr. 30). | |
[pagina 93]
| |
1. Portret van Jacobus Merlo uit Horst, overl. 21 April 1644 Aet. 47. Levensgroot borstbeeld in wit geestelijk gewaad. Doek 103 × 82. 2. Portret van Nic. Merlo uit Horst, overl. 8 Maart 1676. Aet 46 als abt van S. Pantaleon te Keulen met mijter en abtsstaf, iets n. rechts gewend, pendant van het vorige. Beide in geschilderd ovaal. Lokale kunst (XVIId). 1. Laatgothische 85 cM. hooge cylindermonstrans, geheel opgebouwd, in rijkeGa naar margenoot+ bouwkunstige vormen en met vele figuren; door verandering van het expositorium ten deele uitgesneden en verminkt (XVI). 2. Stralenmonstrans (afb. 202) op geprofileerden ronden voet, stam met tolvormigen nodus, de uitstraling om het ronde expositorium overtrokken met een lijstornamentatie met acanthus en rocaille-motieven, en bovenin het symbool der Drieëenheid, rechts het zwaard met de slang, links den palmtak en het brandend Hart; onderaan een cherubijn, een bundel korenaren en op een lint het chronogram dulcis cibus viatorum (1773). Merken: wapen van v.d. Bergh, bokje, RR. Hg 57. Twee ciboriën: 1, met zeslobbigen hollen voet, nodus met zes rozetnoppen,Ga naar margenoot+ effen cuppa, waarvan het deksel een eenvoudig H. Oliebusje draagt, waarop de letters ; hg 16½ × 8½ (XVIIa). 2, met engelen, boeketten en acanthusversiering, daarbij, op den voet: het H. Avondmaal, Golgotha, de Mannaregen, Melchisedek's offer; deksel en stam niet ongerept. Merken: Schildje met gans(?), schildje m. keper, twee sterren en maansikkel, voorts de letter C en een o met deelstreep; hg, zonder het deksel 25 (afb. 211, ± 1700).Drie miskelken: 1, met gelobden hollen voet, stam met gegraveerde traceeringen,Ga naar margenoot+ nodus met acht noppen; versiering met traceeringen, engelkopjes, tongvormige bladeren en acanthus; hg 18,5 (XVII A). 2, geheel rond, versierd met acanthus en met ranken, daarbij op den voet vier paneeltjes: Christus aan het kruis, halflijfs: Maria, de H. Lambertus, de H. Remigius, aan den nodus engelkopjes, op de ondercuppa, halflijfs: de Evangelisten. Merken W, DN en vijfpuntige ster (afb. 203, XVII B). 3, geheel rond, de profielen versierd met aaneengesloten groeven, deels met zwellingen, deels met acanthus; ovale nodus. Drie merken, waarvan een herkenbaar: I B. (misschien Jan Boermans, Venloo); hg 23 (afb. 201, XIXb). Ampullenblad, de rand versierd met acht bloemen en vier musiceerendeGa naar margenoot+ engeltjes in bladwerk. Lang 34. Merken als ciborie no. 2, (afb. 212, 1700.) Altaar-rinkelschel versierd met bloemen en vogels, merken als voren (afb. 178,Ga naar margenoot+ ± 1700). Wierookvat met acanthusversiering en cherubs, bovenop figuurtje van denGa naar margenoot+ H. Lambertus (± 1700). Stervormige processie-borstplaat, met den Goeden Herder, bovenaan deGa naar margenoot+ Vader, rondom: musiceerende engelen. Midln. 16 (XVIII A). Wandschildje, met geschilderd: den H. Ambrosius, patroon der ijmkers,Ga naar margenoot+ door I. Hoogers C.M. 1844. Horst; hg 45. Hangkroon van twee maal zes blakerarmen (± 1700).Ga naar margenoot+ | |
[pagina 94]
| |
Ga naar margenoot+ Twee lichtarmen, met wandrozet, versierd met harten en vruchten, uitstek 94, rozet 33; (afb. 208, ± 1700). Lichtarm met leeuwenkop (XIXa?). Ga naar margenoot+ Kandelaars. Gegoten op vijzelvormigen voet: Een paar hoog 13½ (steeds gemeten zonder de pin) (XV); een p. hg 27½ (XV); een dopkandelaar op vijzelvoet en stam met ringen, hg 19 (XV); een p. veelvuldig geprofileerde, hg 36 (± 1600). Een gedreven met trechtervormigen voet en dito vetvanger, de rechte schacht met een nodus, hg 27 (XVI). Een gegoten met gelobden voet en een vetschaaltje, hg 18 (XVI). Een paar gegoten geprofileerde en met driezijdigen postamentvoet, hg 37 (XVIII). Gedreven en geprofileerde met driezijdigen postamentvoet op klauwbollen, de profielen of ten deele of alle versierd: negen paar, hg van 69 tot 92 (afb. 214, XVII B-XVIII A). Een paar gedreven geheel rond met versierde profielen, hg 110 (afb. 214, XVIII A). Ga naar margenoot+ Twee bedieningslantaarns: 1, met acht maal, twee hoog, vierkante ruitjes, de kop versierd met door arabesken verbonden rozetten; hg 35 (afb. 210, XVII). 2, met bijenkorfvormigen kop, versierd met rijen harten, ruiten en schoppen, hg 45 (XVIIId). Ga naar margenoot+ IJzeren kaarsenstandaard op drie uitgestrekte pooten en met getorsten stam en drie stel kwartronde takken met blakers, een lelieblaker in top, op den voet AM + OPN, hg 2,14 M. (afb. 213, XVII). Bijbehoorend?: zes eenvoudige één-kaars standaards, hg 105 (XVII). Ga naar margenoot+ (Lit. M 1900, 72). Antependia: 1, van witte zijde (XVIII). 2, van wit linnen met geborduurde bloemen (XVIII B). 3, als voren, rijker (XVIII B). Driestellen: 1 (zonder kap), van rood- en zwart fluweel, en met het alliantiewapen v. Wittenhorst-v. Bronckhorst (XVIIc). 2, van rood damast, fluweelen kruis en paal, wapen van v. Wittenhorst (XVIIIa). De navolgende met 18de eeuwsche patronen. 3, wit met bonte bloemen, kruis en paal goud. 4, rood met granaatpatroon, kruis en paal wit. 5, paars, het kapschild met, in zilver, het Lam Gods. 6, wit met bonte bloemen. 7, (zonder kap) ‘lichtblauw’ (zgn. wit), met bloemen. 8. (zonder kap) paars, met bloemen. Kazuifel en velum, rood met gouden, zilveren en bonte bloemen (XVIII). Stola, paars en zilver (XVIII). Kelkkleedje, wit met bloemgroepen en landschappen (XVIII). Velum, wit met gouden en kleurige bloemen, en omstraalde ciborie, waaromheen: ecce panem angelorum (XVIII). Vijf alben met breede boorden van naaldkant (XVII-XVIII). Communiedoek, met vierkante vakken van kantwerk met voorstellingen van dieren (XVII). Ga naar margenoot+ In den toren hangen drie oude klokken (M 1906, 15). 1, van 126 middellijn, waarop in fractuurtypen = maria:is:min:naem:dat:si:got: bequaem:sanctus:lambertus:sanctus:iohannes:sancta:katharina:int:iaer:ons heren:m.cccc.v. 2, van 147 middellijn, met in fractuurtypen: ste remigi ora pro Johāne de | |
[pagina 95]
| |
witēhorst et Iudoca de wese et liberis ips̄rū dm̄s de horst. pro egidio de kessel pastore et pb ac incolis de horst + pro alberto hachman opifice ao xvc. xxxvi. 3, van 180 middellijn, met als voren: sancte.lamberte.bydt.voer. ons.joncker.yan van wittenharst.her.toe.der.harst.yoffer.jost.syn.husfrou.anno.domini.m.ccccc.xxxvii.aelbert hachman.goet.my toe.clef. De klok is versierd met een friesband en een kamrand, en tusschen de woorden, met stiprozetten en een schildje met het blasoen van v. Wittenhorst. Voorts bestaat nog: 4, een slecht gerepareerd klokje van 52 middellijn, met in fractuurtypen: jhesus + maria + anno + dni + m + cccc + lxxx +, tusschen biezen, die met palmetjes zijn versierd.
Ivoren pax, rechthoekig plaatje, Christus aan het kruis voorstellende tusschenGa naar margenoot+ Maria en Johannes, onder een spitsboog met wimberg; het is gevat in een zilveren raampje, bovenaan driehoekig en met een cherub, en omgeven door een (defecte) kamversiering; de plaat groot 10 bij 6 (± 1400), het raampje (XVI A).
WEGKAPELLETJES, alle van baksteen. Ten Zuiden 1, de kapel van de H. AnnaGa naar margenoot+ van ⅝ grondvorm met afgerond topgeveltje (XVIII A?), bevat een grove geschilderde voorstelling van de H. Anna. 2, de kapel van den H. Antonius van Padua, vierkant en open, met gezwenkt topgeveltje (XVIII?), heeft een beeldnisje met traliedeurtje. Ten Noorden: 3, de open kapel van O.L. Vrouw, waarvan het oudere deel (XVIII) achter een kruisstavenhekje een Madonnabeeldje bevat, hg ± 50 (XVI?). 4, ‘Op den Kogel’, modern, waarin o.a., en misschien oud: een beeldje van de H. Johanna van Frankrijk (XVII of nagesneden). 5, nabij Hegelsom: Baksteenen kapelletje v.d.H. Andreas (1767?) zonder waarde. | |
Het Oude Mannenhuis.Literatuur: M 1903, 79; Limb. Jb. 1925, 150.Ga naar margenoot+ In het midden van den eenvoudigen baksteenen, twee verdiepingen hoogen, ongeveer 27 M. breeden gevel van het geheel veranderde huis (XVII A?) bevindt zich een door pilasters geflankeerde en een geschonden geveldriehoek bekroonde rondboogpoort, waarboven twee wapensteenen in het muurwerk zijn opgenomen, de eene met onder een vijfbladerige kroon drie ovale wapenschilden van in 't midden v. Wittenhorst, (her.) rechts v. Bronckhorst, links v. Bocholtz, er onder anno, de andere steen met, onder een kroon met vijf palmetten, twee tegen een mantel geplaatste ovale schilden, rechts v. Fresin (?), links v. Wittenhorst, er onder, tusschen strikken met kwasten: 1726. De steenen zijn ± 65 cM. hoog, 39 cM. breed.
HET KASTEEL VAN HORST (Huis ter Horst). Literatuur: Steffens.Ga naar margenoot+ Kasteelen van Ned. dl. II, blz. 20, (afb. J. 8). Limb. Jb. 1910, 74. M 1936, 1. Van dit kasteel staan te midden van ten deele gedempte grachten nog de | |
[pagina 96]
| |
navolgende bouwvallen: A: Een bijna 10 M. hooge hoek van een vierkanten, baksteenen, in Oud-Vlaamsch verband gemetselden toren, met nog eenige aansluitende muurbrokken. Men onderscheidt nog de sporen van den aanzet van een tongewelf, en van deur- en venstergaten. (XIV of XV?). B: De rest van een ronden mergelsteenen toren (XV). C: Het overschot van een baksteenen muur, gemetseld in kruisverband, waarin zich een hardsteenen deurkozijn bevindt met rechte bekroningslijst (± 1700). Van den buitenhof is over: Een eenvoudige, één verdieping hooge woning (± 1700?), waartegen een bijna 9 M. lange, 49 cM. dikke muur aansluit met een groefsteenen rondboog-doorgang met 16de-eeuwsch profiel en te weerszijden van de poort, met groefsteen afgezette schietgaten. Aldaar wordt bewaard een ongeveer 1 M. hooge steen met het alliantiewapen v. Wittenhorst - v. Bronckhorst en het jaartal 1664.Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ Nabij den bouwval staat nog een eenvoudige baksteenen tiendschuur met in ankers het jaartal 1744.
Ga naar margenoot+ PARTICULIERE HUIZEN: Markt 111, met in ankers 1729, B 11 dito 1647, B 94 dito 1794, B 127 koperen deurknop, leeuwenkop met ring (XVIIId), B 164, deur met koperen leeuwenkop en bovenlicht (XIX A). Tegen huis B 122: gesmeed ijzeren hekdeur; leeuwenkop met ring (XVIIId).
Ga naar margenoot+ De schutterij Wilhelmina bezit een zilveren ketting met een ronde plaat van 16 cM. middellijn, waaraan een gaai hangt (afb. 174), en waarop het alliantiewapen v. Wittenhorst - v. Bronckhorst prijkt tusschen ranken (XVIIc); voorts drie koningsplaten resp. van 1621, 1622 en 1662. | |
Meterik.Ga naar margenoot+ DE R.-K. KERK (H. Johannes Evangelist) heeft een (vermaakten) preekstoel met 18de-eeuwsche motieven (afb. 175, XIX A).
Ga naar margenoot+ Een eenvoudig wegkapelletje, met op een windvaantje het jaartal 1783, bevat achter een traliehekje: een houten Piëta met tijdspreuk (1783), een H. Lucia, een H. Rochus alle (XVIIId?) en ongeveer 30 cM. hoog (M 1906, 15). | |
Middelijk.D 50, woning met in ankers 1682; D 61, dito 1651. |
|