Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdHelden.v.d. Aa. P 1899, 190; 1911, passim; 1932, 183.Ga naar margenoot+ De gemeente bevat de dorpen Helden en Panningen en o.a. de gehuchten Beringen,Ga naar margenoot+ Egchel, Grashoek en Keup. Het wapen der gemeente bestaat uit een schild van lazuur met een naar voren gekeerdenGa naar margenoot+ H. Lambertus in bisschoppelijk gewaad van goud, houdende in de linkerhand een zwaard en een palmtak en in de rechterhand een bisschopsstaf, alles van goud. De gemeente bezit vier inktstempels: 1, rechthoekig, voorstellend een maagd metGa naar margenoot+ bannier en wetstafel, waarop: la loi, en staande op een voetstuk, waarop dep. de la roer; langs de kanten maire de helden. Hg. 34, br. 27 mM. (1795-±1810). 2, van 33 mM. mdl. met binnen een rand gemeine helden (1814-1815?). 3, van 30 mM. mdl. met Belgie's wapen en het omschrift administn commune de helden, limbourg (1830-39). 4, van 33 mM. mdl., met Neerlands wapen en wapenspreuk en het omschrift gemeentebestuur van helden (limburg), (na 1815). Helden, vermeld in 1144, behoorde tot het Land van Kessel (zie BroekhuizenGa naar margenoot+ en Kessel). | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.P, M, HKN, Cat ML, B. Stark: Die Metall-Medaillons rheinischer Fundorte in deGa naar margenoot+ Jahrbücher des Vereins von Alterthumsfreunde im Rheinlande, dl. LVIII (1876) bl. 7-56 met afb. op Taf. IV.
Op het grondgebied der gemeente zijn voorwerpen gevonden, die op een vroege bewoning wijzen, nl. uit Helden een gepolijste steen (Cat. ML), een gepolijste vuursteenen bijl (Mus. Maastr.; P 1881, 23), waarvan de bewaarplaats | |
[pagina 78]
| |
thans onbekend is; een tweetal urnen van Gallo-Germaansch type en fragmenten van dergelijke urnen (Leiden, Cat. ML), die aanduiden, dat er een Gallo-Germaansche bevolking is geweest. Overblijfselen uit den tijd der Romeinsche overheersching zijn aangetroffen tusschen Helden en Panningen en op den Houwenberg ten W. van het gehucht Maris, en wel dakpannen en scherven van aardewerk, die aantoonden, dat er een Romeinsche nederzetting was geweest (P 1881, 271). Ook vermoedt men te Helden de aanwezigheid van een Romeinschen weg, die van af de Maas in westelijke richting naar N. Brabant zou geloopen hebben (HKN). Romeinsch vaatwerk, dat als afkomstig uit Helden te Leiden wordt bewaard (Cat. ML) is waarschijnlijk hetgene, dat in brandgraven te Helden werd gevonden en genoemd in P 1881, 270 (collectie Guillon). Het bestaat uit een bord van het begin der 2de eeuw en een kommetje uit de 3de eeuw, verder een kommetje van terra-nigra-achtig baksel, waarschijnlijk uit de 2de eeuw. Een merkwaardig stuk werd in 1844 in een moeras van de Peel, niet ver van het gehucht Maris gevonden, en bevindt zich thans in het Leidsch Museum (Cat. ML, alsook Stark, dl. 1876 bl. 7-56; P 1881, 272-274; voorts HKN).Ga naar margenoot+ Het is een medaillon (afb. 149) van verguld zilver van ruim 21 cM. middellijn, dat in vrij hoog relief een voorstelling vertoont van in het midden een man, die een leeuw worgt, daaromheen dierengevechten, o.a. twee dieren, die elkander een runderkop betwisten; in den rand met geciseleerde lijstjes zijn vier gaatjes aangebracht om het medaillon misschien op een schild te hechten; in twee gaatjes zitten nog de nagels met ronde kopjes. Naar den stijl der figuren oordeelt men het stuk van Oost-Europeesche afkomst te zijn (HKN en Stark)Ga naar voetnoot1). G. | |
Ga naar margenoot+ Het Noordkanaal.literatuur: Limb. Jb. 1907, 76; 1919, 116. Der Nordkanal d.J. Real in Veröff. d. Hist. Ver. f. Geldern u. Umg. No. 43, 1926. Van dit onvoltooide kanaal (‘Canal du Nord’), waarvan de aanleg door Napoleon I werd begonnen en waarvan een deel van af de Zuid-Willemsvaart tot Beringen bevaarbaar is, zijn voorts tot nabij Westering in de gemeente Maasbree nog sporen uit indiepingen te volgen (zie Venloo).
Ga naar margenoot+ Wegkruisen met oude, of folkloristisch naar oude voorbeelden gesneden Kruisbeelden treft men aan: 1, te Helden, tegenover de kosterswoning, nieuw opgemaakt, hg ± 90 cM. (trant van ± 1700); 2, t.N.v. Helden, | |
[pagina 79]
| |
hg ± 85 c.M. (trant XVII); 3, een, met steile armen tusschen de St. Annakapel en Egchelschen Hoek, hg 110 cM. (trant XVIII); 4, een, te Keup, grof, hg 85 c.M. | |
Beringen.Achtkantige houten BELTMOLEN, bovenkruier (1817), herplaatst XIXcGa naar margenoot+ op steenen voet. | |
Grashoek.De R.-K. KERK toegewijd aan het Heilig Hart bezit: Een zilveren stralenmonstransGa naar margenoot+ (afb. 157), waaraan, op den drielobbigen voet het H. Avondmaal,Ga naar margenoot+ de Mannaregen en Melchisedek's Offer zijn voorgesteld, de stamprofielen fijn zijn versierd, het ronde expositorium omgeven is door een rand met engeltjes en een krans van korte lichtschichten en vlammen, welke uitstraling omvat wordt door uit den stam oprijzende wingerdranken met korenaren en twee adoranten. Boven de uitstraling zweeft de Duif onder een kroon, waarop de Vader is voorgesteld; een Kruisbeeld vormt den top; merken II R?; hg 77 (m XVIII). Een wit velum met I H S en bonte bloemengroepjes (XVIII).Ga naar margenoot+
De woning No. 16 draagt in ankers het jaartal 1751.Ga naar margenoot+ | |
Helden.Het RAADHUIS is een vrijstaand, rechthoekig, baksteenen, twee verdiepingenGa naar margenoot+ hoog gebouw (afb. 150), van vóór drie, ter zijde twee vensterbreedten en met een doorloopende middenpoort; midden op den nok van het schilddak verrijst een spitsje. Ter eerste verdieping bevindt zich de eenvoudige raadskamer; beneden, ter zijde, de brandspuitbergplaats. De gevels zijn thans gecement en het voorfront van een risalietachtigen halfsteens voorsprong met opgebogen fronton voorzien; de vensters zijn gemoderniseerd, de poort thans segmentvormig geplafonneerd. Het gebouw kan van het eind der 17de eeuw dagteekenen. Het sluit aan bij de ommuring van het kerkhof, dat door de poort toegankelijk is. | |
Het Huis Ten Hove.literatuur: M 1925, 1. Van dit beroemde kasteel zijn slechts eenige resten van grachtindiepingenGa naar margenoot+ herkenbaar en eenig onbeteekenend muurwerk, thans opgenomen in gewoon nieuw bouwsel. Bij de slooping in het begin der 19de eeuw, werden de wapensteenen met de blazoenen van Jan Albert Bouwens van der Boyen en van zijn echtgenoote Maria Emilia Antoinetta Raba baronesse van Gelder, aan het terras van het veerhuis ‘de Staaij’ te Vierlingsbeek ingemetseld. | |
[pagina 80]
| |
Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK is toegewijd aan den H. Lambertus. literatuur: NC, kalf, K. kerken; M 1895, 77; 1903, 81.Ga naar margenoot+ De door het kerkhof omgeven vrij liggende kerk (afb. XXXVII, XXXVIII, 151 en 152) is een baksteenen bouwwerk met een Westtoren, een met gelede Afb. XXXVII. Helden. R.-K. Kerk. Opgem. en get. d.G. Dijkstra en J.A.C. Tillema.
pijlers aangelegd, driebeukig, overwelfd, blind-basilicaal schip van vier Afb. XXXVIII. Helden. R.-K. Kerk.
traveeën, een éénbeukig koor van één travée, en een naar ⅝sten grondslag aangelegden veelhoek. Aan de tweede travee ligt aan de Noordzijde een aangebouwde doopkapel, in den inhoek van koor en Zuidbeuk een sacristie. Ga naar margenoot+ De vierkante toren telt boven een hardsteenen plint vier baksteenen geledingen, de benedenste met aan elken vrijen kant drie rondboognissen; de tweede met breede lisenen en in elk zijvlak een spitsboognis; de derde, met telkens twee nissen; de overeenkomstige vierde met in elke nis een spitsbogig galmgat; de leien spits is vernieuwd. Het | |
[pagina 81]
| |
metselwerk is, met inbegrip van het eerste kwart der derde geleding, van 28 cM. lange baksteenen, opgetrokken in Vlaamsch verband, daarboven van 26½ cM. lange baksteenen in staand verband. Van het muurwerk van den middenbeuk (baksteenlengte 26½ c.M.), die metGa naar margenoot+ het koor één doorloopend zadeldak heeft, is slechts de (moderne) gemetselde daklijst zichtbaar. De zijbeuken sluiten met lessenaardaken tegen den middenbeuk aan; zij hebben eenvoudige steunbeeren. De spitsboogvensters zijn voorzien van nieuwe harnassen, met groefsteenen traceeringen. Aan de tweede travee Zuid herkent men een vroegeren ingang; aan de Noordzijde is ter plaatse van zulk een doorgang de doopkapel toegevoegd. Het koor (baksteenlengte 27 cM.) heeft eenvoudige forsche steunbeeren;Ga naar margenoot+ ook hier zijn de harnassen nieuw; zij zijn met een drieglopenfries doorsneden. Het muurwerk van schip en koor is in staand verband uitgevoerd. Ter hoogte van den triomfboog verrijst op het dak een eenvoudig leien spitsje. Tot zoo hoog als de torenmuren uitwendig in Vlaamsch verband zijn gemetseld,Ga naar margenoot+ blijken zij aan de binnenzijde uit mergelblokken te zijn gebouwd; waarschijnlijk bestaat hun kern uit stortwerk. De pijlers der kerk zijn gelede, langwerpige kruispijlers, die aan de beukzijden verzwaard zijn met een pilaster met een schalk; de zijmuren zijn voorzien van pilasters met telkens een uitgekraagden schalk. De spitse scheibogen zijn de voortzettingen van het pijlerlichaam, de schildbogen de ononderbroken voortzettingen van de pijlerpilasters; aan de middenbeukzijde zijn zij echter aanmerkelijk hooger dan de scheibogen, zoodat aldaar telkens een boogtrommelvlakte ontstaat. Langs de buitenmuren groeien de schildbogen uit de pilasters. De schalken dragen geprofileerde achtzijdige kapiteelen. In het koor zijn de penanten verzwaard met pilasters, waaruit de schildbogen groeien; de gewelfribben rusten daar op kapiteelvormige kraagsteenen. De gewelven zijn kruisribgewelven met in den middenbeuk als ribprofiel een tusschen hollen gevatte 3/6 staaf, in de zijbeuken en in het koor: een tusschen hollijsten gevatten talaan. De sluitsteenen liggen in den middenbeuk 12,70 M., in de zijbeuken 9,55 M.Ga naar margenoot+ boven den vloer. De toren is tot de spits ongeveer 32½ M. hoog, met de spits ruim 61 M. De verhouding der tusschenmaten van de pijlerassen en de hartlijnen derGa naar margenoot+ zijmuren is als 1:2:1. De verhouding der beukhoogten als 3:4:3. De lengte- en breedteverhouding is, in plan bij de zijbeuktraveeën als 3:2, bij de middenbeuktraveeën als 2:3. Het in Vlaamsch verband gemetselde deel van den toren dagteekent van de 14deGa naar margenoot+ eeuw, het bovendeel tot ongeveer 1 M. onder de randlijst van de 15de; het metselwerk daarboven is bij een restauratie toegevoegd, denkelijk bij gelegenheid der vernieuwing van de spits, na een brand in de tweede helft der 19de eeuw; waarschijnlijk werd toen ook de tegenwoordige ingang gemaakt; voordien was de toren slechts uit de kerk toegankelijk en bezat hij geen gewelf. Het schip dagteekent van de 15de eeuw, evenals het iets later gebouwde koor. De sacristie draagt op den deurpost | |
[pagina 82]
| |
de dagteekening 1849. Ook de doopkapel is een 19de-eeuwsch toevoegsel. Een windvaan op den makelaar van het koor draagt het jaartal 1782. De kerk werd gerestaureerd in de jaren 1850, 1860-1870 en 1885. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Houten hoogaltaar met retabel volgens Composiete Orde met twee paar getorste zuilen; het hooge postament is samengebouwd met twee rijke poortvormige zijdoorgangen; het luisterrijke tabernakel bevindt zich tusschen de postamenten; de twee voorzuilen flankeeren het altaarstuk (de Aanbidding der herders, zie bij de schilderijen) en dragen met de zijzuilen een gekornist hoofdgestel met, midden op de opgebogen kroonlijst, een frontonstuk (z.b.d. schilderijen) tusschen twee adoranten. Van de zijpoortjes draagt het linker op de opgebogen deklijst het beeld van den H. Lambertus, het rechter dat van de H. Katharina. Op de cartouchen der deurpaneelen staat respectievelijk anno en 1699. De vleugelstukken zijn verdwenen. Volgens opschrift gerestaureerd in 1885. Ga naar margenoot+ Vermaakte Communiebank, waarvan de tusschenstijltjes elk versierd zijn met een rozet en eikenloof (Lodewijk XVI-trant, XIXa?). Ga naar margenoot+ Komvormige doopvont, van hardsteen en marmer (XIX A). Twee uitgekraagdeGa naar margenoot+ marmeren wijwatervaten (XIX A). Ga naar margenoot+ Eiken preekstoel (afb. 153), waarvan de zeszijdige kuip rust op een door consoles gesteunde vierkante zuil; vier zijvlakken vertoonen in rijke cartouches borstbeelden (Zaligmaker, H. Maagd, H. Johannes den Dooper, H. Lambertus); de vullingen van de trapleuning bestaan uit acanthusranken; het klankbord met, op een cartouche, het jaartal 1681, werd omstreeks 1885 door verkleining bedorven. Ga naar margenoot+ Aan de vermaakte leuning (afb. 154) zijn toegepast: een cartouche van 1719, een paar bazuinblazende engelen (XVIIIa), en een paneeltje met de voorstelling der Emmausgangers (XVIIId). Ga naar margenoot+ Het orgel heeft een front van drie pijpenbundels met vlakke tusschenvelden, gevat in een omlijsting van acanthusbladeren en festoenen; de bundels dragen op hun bekroningen vlampotten, de middelste een bloemenvaas (XVIIIa?). Ga naar margenoot+ De grafzerk van een lid der familie van Hillen (XVI; lit. M 1925, 1) is geheel afgesleten. Ga naar margenoot+ Houten beelden: Christus in Nood, hg 130 (XVIa), zwaar beschadigd. H. Carolus Borromaeus, staande op een voetstuk met reliekholte; het beeld hg 60, het voetstuk hg 22 (XVIIIa). Ga naar margenoot+ De gewelfschilderingen stellen voor rankwerk in fletse blauw-groene tinten met gekleurde bloemen, teekens van den dierenriem, vogels en andere dieren, in de benedenpunten der velden borstbeelden van heiligen. In 1882 zwaar gerestaureerd en nagetrokken. Het oude werk is van het nieuwe niet meer te onderscheiden. Ga naar margenoot+ In het hoogaltaar van 1699: de Aanbidding der herders. Maria breidt met beide handen een laken uit, waarop zij het naakte Christuskind aan de talrijke | |
[pagina 83]
| |
schare van herders vertoont. In de lucht een lichtschijn met cherubijnen. Doek c. 270 × 180. In den top van het altaar een ovaal stuk met God den Vader, den H. Geest als duif en twee cherubs. In de sacristie: het H. Avondmaal gem. C.I.P. van der Duijse de Heusden 1781; doek c. 170 × 125. Knaap geleid door zijn Beschermengel, wandelende naar den voorgrond in een bergachtig landschap; de engel wijst naar rechts boven, waar een lichtschijn met cherubijnen; doek 190 × 125 (XVIII). Abrahams offerrande; de engel daalt van links boven neer; doek, ong. 160 × 130, onder invloed van de Fransche school (XVIII B). In de pastorie: Portret van pastoor Joh. Knippenberg (1665-1742); doek 75 × 58. Portret van Graaf Joh. Ant. de Rubiano, later bisschop van Roermond, links boven zijn wapen; levensgroote halffiguur, staande iets naar links in wit priestergewaad (XVIII A); doek 83 × 65. Houten wandofferbusje met op het verlengde achterschot een rocaille cartouche,Ga naar margenoot+ waarop staat: hier offer // t men vo // or de broed // erschip van // den h. roos // ekrans (m XVIII). Stralenmonstrans, ten deele van koper; op den vierdeeligen gegolfden voetGa naar margenoot+ de voorstelling van het Lam, cherubijnen, Passiegerei, over de lichtschichtenGa naar margenoot+ een ornamentatie, waarin twee adoranten zijn opgenomen en waarboven, onder een baldakijn, de Vader en de H. Geest zijn voorgesteld, op den baldakijn twee engeltjes, die een klein kruis ondersteunen; op den voet staat ‘Joe Knippenberg, pastoor-deken 1733’; hg 83 (afb. 158). Ciborie met uitgegolfden voet, en met een ornamentatie van arabeskenpaneeltjes,Ga naar margenoot+ korenaren, wingerdblaren en druiven, de ondercuppa bovendien met het Lam in een stralenkrans. Merken: Lelie en C H; hg m.h. deksel 44 cM. (afb. 160, XVIIIb). Miskelk, geprofileerd en versierd met kruisbanen, merken als voren (XVIIIb).Ga naar margenoot+ Ampullenblaadje met gezwenkten rand, versierd met wingerdblaren en druiventrossen. Er staat op: S.N. de Koning Vicaire de Helden 1835. Merken: Januskop, E R met passer. Lg 28, br. 22. Altaarschel op drie pootjes, blazenversiering, palmet-openingen, falbala's metGa naar margenoot+ kwastjes. Merken: Bokje, C R, gekroonde K (m XVIII). Misaalband met zilverbeslag, het middenplaket eenerzijds met de H. Maagd,Ga naar margenoot+ anderzijds met den H. Ambrosius. Forsche Lodewijk XVI-trant. Merken T C met hamer, hand met greep, gelauwerde 2. 1841. In een niet oud wegkapelletje een terra-cotta beeldje, de Opvoeding van deGa naar margenoot+ H. Maagd voorstellend; hg 64 (afb. 162, XVIIIc).Ga naar margenoot+ | |
Het R.K. Rusthuis Koningslust.Ga naar margenoot+In de kapel staat: Een houten altaar met eenvoudige altaartafel, en waarvanGa naar margenoot+ de bovenbouw bestaat uit een Korinthische Orde van twee paar gekorniste postamentzuilen, telkens één zuil in front, één zuil ter zijde; boven de omlijsting van het altaarstuk verrijst een beeldnis met opgebogen kroonlijst (XVII B). | |
[pagina 84]
| |
Ga naar margenoot+ Het altaarstuk stelt de Hemelvaart van Christus voor. Copie of navolging van Rubens (XVII B); doek 297 × 178 van boven afgerond. Het altaar heet afkomstig te zijn van Maasbree. Ga naar margenoot+ Een preekstoel in Lodewijk XV-trant (XIXb). | |
Panningen.Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK toegewijd aan O.L. Vrouw van de Zeven Smarten, werd in 1931 gesloopt; de inventaris werd voor een groot deel in de nieuw gebouwde kerk overgebracht. Daartoe behooren:
Ga naar margenoot+ Houten hoogaltaar (afb. 155) bestaande uit een eenvoudigen onderbouw, met sarcofaagvormige tombe, waarop het verhoogd opgeschoven gekoepelde tabernakel staat; het retabel is gevormd uit, rechts en links, telkens drie in kruisstelling geplaatste Composiete postamentzuilen met gekorniste hoofdgestellen, wier kroonlijst het geschilderde altaarstuk overbrugt. Midden op die kroonlijst verrijst een Composiete zuilennis met (thans) het beeld van de Moeder der Smarten, voorts putti, topvazen, bloemenkorf en slingers. (Omstr. 1700). Het altaar heet afkomstig te zijn van Echt. Ga naar margenoot+ Het voorvlak der predella geeft in vier (toegevoegde) naïef gesneden paneeltjes (XVI) de Offeranden te zien van het Oude testament (afb. 161). Ga naar margenoot+ Het altaarstuk stelt voor Maria en Jozef met den twaalfjarigen Christus huiswaarts keerende. Doek omstr. 325 × 215, van boven afgerond. School van Rubens in den trant van Gerard Seghers (vgl. de prent van S. à Bolswert) (XVIId). Ga naar margenoot+ Twee houten zijaltaren met eenvoudige sarcofaagtombe en een retabel van Composiete orde met rechts en links twee overhoeks gestelde gladde postamentzuilen met gekornist, doch waterpas hoofdgestel, waarop twee vlampotten en, in het midden, een met zijvoluten geflankeerd frontispies; de ordonnantie omvat bij beide altaren een schelpnis, onderaan met rococoversiering, een dezer (zie 156) met ‘anno 1766’; de frontispiesen dragen respectievelijk het monogram I H S en de doorstrengeling van ‘maria’. Ga naar margenoot+ Annatrits: Maria en Anna zittende op een bank, het Kind strekt de handjes uit naar een geopend boek op Anna's schoot; hg 58 (afb. 164, XVd). Madonna staande met het bijna ongekleede Kindje Jezus op den linker arm; hg 76 (XVI). Zeer beschadigde beelden van de H. Barbara en van de H. Lucia, hg resp. 81 en 81,5 (waarschijnlijk van een locaal atelier; zie bij Blerik en bij Maasbree) (XVI). Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans (afb. 159) met rond expositorium, waaruit zich stralenbundelsGa naar margenoot+ verspreiden, overtrokken met wingerdranken en korenaren, waarbij twee adoranten en twee engeltjes, die een kroon ondersteunen boven den Vader en den H. Geest; onderaan de pelikaan. De voet is jonger, de stam ook onvolkomen bijpassend. Merken van den voet: E R met passer en Mercuriuskop, hg 86; de bovenbouw (XVIIIb), de voet (XIXb). | |
[pagina 85]
| |
Twee miskelken: 1, eenvoudig; merken blad? en M S? (XVIIIb). 2, versierdGa naar margenoot+ en met op den voet: de Aanbidding der herders, den Doop van Christus, den Kruisval, op de cuppa: de Tafelen der Wet, de brooden, de kruik onder den palmboom. Er staat op gegrift: Gerardus Hendrix 1846. Merken: leeuw met 2, gehelmde kop en een onherkenbaar. Twee kleine reliekhouders in 18de-eeuwschen trant.Ga naar margenoot+ Wierookvat in Lodewijk XVI-trant ‘gemaeckt door i.h. schieffer 1822’. Vier paar kandelaars: gegoten met vijzelvormigen voet, schacht met ringen;Ga naar margenoot+ twee paar hg 22, twee paar hg 30 (± 1500). Acht gegoten, met driezijdig postament op klauwbollen en met getorsten acanthusstam: drie stuks hg 34, een hg 37½, twee 43, twee 47 (alle maten zonder de pin) (XVII B). Driestel, zilver en wit, met uit een vaas opgroeiende bonte bloemen; kruisGa naar margenoot+ en paal gevormd door oplegsels, de dalmatieken verdeeld door verticale strooken (± 1800). Kazuifel, groen met bleeke bloemen en met visschen, kruis en paal gevormd door oplegsels (XIX A?). Twee fragmenten van een paar houten reliekdragers in trophee-vorm, hg 157Ga naar margenoot+ en twee voetstukken in denzelfden trant, hg ± 75, mooie voorbeelden van laat-Lodewijk XIV snijwerk (afb. 163). Woningen met in ankers aangegeven jaartallen: no. 445: 1803; no. 528: Ao 1749;Ga naar margenoot+ no. 538: 1756; no. 576: 1695; no. 582: 1764. |
|