Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdBroekhuizen.Ga naar margenoot+ v.d. Aa. P 1899, 93; 1911 passim; 1931, 52. M 1879. 165; 1880, 286; 1891, 167; 1906, 73; 1907, 10; 1908, 59. De gemeente bevat de dorpen Broekhuizen en Broekhuizenvorst, en o.a. de buurtschap Ooien. Ga naar margenoot+ Broek beteekende ook vroeger een drassige streek, een moeras; vorst: een boschachtige uitgestrektheid. Broekhuizen kan dus beteekend hebben: de huizen aan het broek. De naam Broekhuizenvorst is nieuw; vroeger werd het dorp ‘Vorst’ geheeten en o.a. als Vorst‘prope’ Broekhuizen aangewezen (P 1931, 55). | |
[pagina 43]
| |
Van sinopel, met een schildhoofd van zilver, beladen met hermelijnstaartjes (5:4),Ga naar margenoot+ wordende het schild met de rechter hand vastgehouden door den H. Nicolaas, gelaat en handen van natuurlijke kleur, gekleed in bisschoppelijk gewaad van goud, het hoofd gedekt door een mijter van goud en omgeven door een nimbus van hetzelfde en houdende in de linkerhand opgeheven een kromstaf van goud (M 1926, 1). Het gebied der gemeente behoorde tot het deel van Lotharingen, dat bij het VerdragGa naar margenoot+ van Meersen(?) in 870 aan Karel den Kale werd toegekend. Later was het een onderdeel van het ‘Land van Kessel’ (Kessel a/d Maas). Graaf Hendrik V van Kessel verkocht in 1279 het aan den linker Maasoever grenzende deel zijner graafschap aan Reinoud I, graaf van Gelder, welk graafschap in 1339 tot hertogdom werd verheven. Zoo kwam in de 16de eeuw de streek onder het gezag van Keizer Karel V (als Hertog van Gelder Karel II), werd in den 80-jarigen oorlog, dan door Spaansche dan weer door Staatsche troepen bezocht en kwam in 1648, als onderdeel van Spaansch Gelderland aan Spanje. Bij het tractaat van Utrecht in 1713 geraakte het Land van Kessel, waar Broekhuizen een onderdeel van was gebleven, als Pruisisch deel van het Overkwartier van Gelder, onder den Koning van Pruisen, aan wien het, ook na den Zeven-jarigen Oorlog (na een tijdelijke Oostenrijksche bezetting van 1759-1763) onderhoorig bleef. Aan het einde der 18de eeuw Fransch geworden, maakte Broekhuizen tot 1814 deel uit van het Kanton Horst in het Roerdepartement. Van 10 Maart tot 18 Augustus van dat jaar stond het onder het door de Gealliëerden ingestelde ‘General-Gouvernement’ van den Neder-Rijn, voorts tot 12 Mei 1815 onder dat van Neder- en Midden-Rijn. Daarna kwam het gebied aan de Vereenigde Nederlanden. Van 1830 tot 1839 onder Belgisch beheer geraakt, werd het in 1839 voor goed Nederlandsch. | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.Ofschoon, naar algemeen wordt aangenomen, de Romeinsche weg van Tongeren naar Nijmegen de gemeente doorsneed, en vermoedelijk aan de overzij van de Maas een andere Romeinsche weg in de richting van Pont ten Z. van Geldern daarbij aanslootGa naar voetnoot1), is het opmerkelijk, dat er bijna geen voorwerpen uit voor- of vroeghistorischen tijd ontdekt zijn. Alleen zijn te Broekhuizenvorst in 1920, bij het uitdiepen van de Marsbeek, bronzen Romeinsche voorwerpen gevonden, nl. een drietal fibula's, een armband en veertien munten van keizers uit de 1ste en de 2de eeuw (M 1920, 93). G. | |
Broekhuizen.De R.-K. KERK (literatuur: M 1880, 286; 1895, 78; 1908, 60) toegewijdGa naar margenoot+ aan den H. Nicolaas, ligt vrij te midden van het kerkhof. Zij is een éénbeukige overwelfde ruimte van vier traveeën met een ⅝ veelhoek; het muurwerk is gebouwd van baksteenen met groefsteen voor de details. Aan de zuidzijde ligt een kleine vierkante (toegevoegde) sacristie (afb. XXIV, 69, 70). De ingang bevindt zich midden in den westgevel; de eerste travee is grooter dan de andere; het koor heeft geen andere architectonische afscheiding dan een tredeverhooging. Ter zijde bevinden zich (dichtgemetselde) | |
[pagina 44]
| |
doorgangen, één aan de zuidzijde van de tweede, één aan de noordzijde van de eerste travee. Ga naar margenoot+ Het metselwerk is opgetrokken van 26 cM. lange baksteenen in staand verband. De westgevel is geheel effen, en heeft als silhouet de kantlijnen van hetAfb. XXIV. Broekhuizen. R.-K. Kerk.
eerste paar steunbeeren en de rechte kanten der vlechtingen van den driehoekigen topgevel. Boven de deur bevindt zich een (nieuwe) met groefsteen omzette spitsboognis. De waterlijsten en de afdekkingen der eenvoudige steunbeeren zijn van groefsteen. Het eenvoudige leien dak heeft thans goten. Midden op het dak verrijst een houten klokkenkoepeltje, waarop een spichtig spitsje staat met kruis en haan. De tweedeelige harnassen der spitsboogvensters zijn niet oud.Ga naar margenoot+ Onderaan zijn de wanden effen; de gewelfribben rusten op ¾-ronde mergelsteenen schalken, die, even onder de waterlijst, uitgekraagd zijn op koppen, waarvan er echter slechts één is overgebleven; de kapiteelen zijn geprofileerd en achtzijdig. De gordelribben vormen stompe spitsbogen; schildbogen ontbreken. De ribben hebben als profiel een ⅞, deels holzijdige staaf, met te weerszijden een hollijst; de ronde sluitsteenen zijn met moderne rozetten versierd. Ga naar margenoot+ Het schijnt de bedoeling te zijn geweest om tegen den westgevel een toren te bouwen. De dichtgemetselde segmentboogdeuren konden dan tijdens den bouw als ingangsdeuren dienst doen. Schip en koor dagteekenen waarschijnlijk van de tweede helft der XVde eeuw, de klokkenspits van de XVIIIde. De sacristie is een toevoegsel van de XVIIde of van de XVIIIde eeuw. De kerk werd in 1884 gerestaureerd door den architect J. Kayser. Tot den inventaris der kerk behooren: Ga naar margenoot+ Hardsteenen doopvont, waarvan de achtzijdig komvormige kuip met vier koppen rust op een prismatischen tronk, met vierkanten plintvoet; middellijn van de kuip 65. Beschadigd (afb. 89; XV). | |
[pagina 45]
| |
Hardsteenen uitgekraagd napvormig wijwatervat, achterin inwendig versierdGa naar margenoot+ met een acanthusblad tusschen rankvoluten; voorsprong 23 (XVIIIa). Op een nieuwe kolom rustende eiken preekstoel, waarvan elk der zijvlakkenGa naar margenoot+ van de zeszijdige kuip opgeluisterd is met een rondboog op pilasters, die met rankendoorstrengelingen zijn versierd, het achterschot zijlings uitgezwenkte arabesken heeft, en het klankbord als een hoofdgestel is geprofileerd; het achterschot draagt het wapen van den schenker Huijn van Geleen (M 1908, 60); op het fries van het klankbord staat salich syn die twoord gods hooren en dat bewaren luce xi. 1644. Op de hoeken van de kuip zijn nieuw aangebracht: balusterpilasters, op de paneelen: cartouches met de Evangelisten-symbolen, op het klankbord: een kanteelenlijst. Zeer veranderd klein orgelfront, waarvan de gebeeldhouwde omvattingenGa naar margenoot+ der drie pijpenbundels en van de twee vlakke pijpenvelden, alsmede de vleugelstukken grootendeels oud zijn (XVIII A). Het orgel werd in 1852 overgebracht van de kerk te Nederweert; in 1862 werd het door brand beschadigd (M 1908, 68). 1. Vierkant ruitvormige grafsteen, waarop staat: rndus.... joes verhyenGa naar margenoot+ 41 annis hujus ecclesiae pastor obyt 31 mayi 1722 ao aetatis suae 87 hic sepultus r.q.i.p. (M 1903, 50; 1908, 67). 2. Grafzerk van Johan Aerdts, Schout der vrijheerlijkheid Broekhuizen († 1751) en zijner echtgenoote Henderin van Gulyck († 1759). De zerk draagt behalve het opschrift, en zinspelende op de voorgestelde blazoenen van man (met sterren) en vrouw (met een roos), de versregelen: stella duce-jugi rosa-sancta luce-post spinosaperfruamur et cingamur-in coelestibus. 3. Grafzerk van pastoor Sybertus Potten († 1786) (M 1903, 50 en 1908, 68). Calvariegroep, gevormd uit een Kruisbeeld, hg 158, en (niet bijbehoorend)Ga naar margenoot+ een Maria en een Johannes, beide hoog 126 (± 1500); Madonna, hg 88 (XVI A); H. Petrus, hg 106 (XVIa); H. Antonius Abt, hg 95 (afb. 84, XVIa); H. Katharina, hg 95 (afb. 83, XVIa), alle nieuw opgemaakt en met vernieuwde attributen. Borstbeeld van den H. Nicolaas, met mijter en mantel, hg 55 (XVIII A), thans in de voorgevelnis. In een buiten tegen het koor aangebouwde kleine rondbooghal met lessenaardak, een Heilig Graf met grof folkloristisch beeld, lang 106; in een nis er onderGa naar margenoot+ voorstelling in hout van steenblokken, aardklompen, een doodshoofd en beenderen (XVIII?). Alleen die van de laatste travee en die van den koorveelhoek zijn oud, maarGa naar margenoot+ gerestaureerd. Zij bestaan uit rankwerk, waartusschen S. Nicolaas, Petrus, de Symbolen der Evangelisten, Engelen met spreukbanden, het S. Janslam, Heiligen, wapens, een bloempot, een voorstelling van de zon of de maan en dergelijken. Op een banderol het jaartal Mcccccxl. 1. Een met geprofileerden zeszijdigen voet en stam, nodus en ringen versierdGa naar margenoot+ met parelbanden (afb. 85); op den voet staat petrues brughuys | |
[pagina 46]
| |
pastor tot brockhuysen gertyen hennechens ao 1730 den 13 mey Merken: Lelie en (cursief) NS. 2. Een over wiens ronden voet, ring en nodus, iets verhoogde, vlakke banen zijn gedreven, die, in plan gezien, een kruis vormen; dezelfde merken als voren (afb. 85, XVIIIb). Ga naar margenoot+ Rond zilveren reliekdoosje, geplaatst in een omranding van acanthusvoluten en twee engelkopjes, samengevat in het midden van een houten kruisje op bol en plintvoet, kruis en voet versierd met strooken, losanges en driehoekjes van been. Het geheel hoog 50. Laat-Lodewijk XVI (XIX A?). Ga naar margenoot+ Langwerpig rond ampullenblad, waarvan de rand met parellijsten nog versierd is met schelpmotieven, waartusschen zes St. Jacobsschelpjes. Merken: Venloo en, gekoppeld, M M (Mathias Meijers). Lg 26, br 20 (afb. 90, XVIIIa). Ga naar margenoot+ Een paar urnvormige ampullen. Merken: Venloo en M B (Mathias Boermans; XIXa). Ga naar margenoot+ Missaalband met zilverbeslag, het middenveld der voorzijde met de voorstelling der H. Maagd als ‘Electa ut sol’, dat aan de achterzijde met den H. Nicolaas; telkens omgeven door rococo ornamentatie. Merken: Wapen van v.d. Bergh, een bokje, R R (XVIIIc). Ga naar margenoot+ Vijf paar gegoten koperen pinkandelaars, met getorsten baluster op drievoetpostament met omklauwde bollen; hoog resp. 29, 34, 37, 43 en 49 (XVII B). Ga naar margenoot+ Eenvoudig koperen wand-wijwaterbakje, met blazenversiering, waarbij een kruisje en I H S (XVIIId). Ga naar margenoot+ Een paars driestel, een groen kazuifel, een witte stola met gouden en bonte bloemen, een wit H. Sacramentsscherm met gouden vaas en bloemen (XVIII).Ga naar margenoot+ In den dakkoepel hangen twee oude klokken: 1, van 96 middellijn met het opschrift in fractuurletters: nicolas pater sis nobis o bone pastor. iohannes de venlo me fecit anno domini m cccc xxxvii. 2, van 60 middellijn met het opschrift: j.h.m. hermans pastor. m.a. baronessa de weimar. w.w. hermans burgim. anno 1843 (voorts cursief): Petit & Fritsen me fuderunt.Ga naar margenoot+ Op het kerkhof bevinden zich nog een aantal oude hardsteenen grafkruisen, waarbij drie met onleesbaar geworden opschriften gevormd met gothische letters (XVI), negen met opschriften samengesteld uit Romeinsche letters, het oudste van 1625, het jongste van 1708; van meerdere zijn de kruiseinden met rondingen versierd. Ga naar margenoot+ Een (niet oud) open wegkapelletje nabij het kasteel bevat een houten Madonna, in de kleedij van de eerste helft der 18de eeuw, met op haar linker hand het kindje Jezus. Hg 88 (afb. 86, XVIII A). Nieuw opgemaakt. | |
Ga naar margenoot+ Het kasteel van Broekhuizen.literatuur: M 1880, 286; 1891, 167; 1903, 50; 1908, 59; 1920, 22. Ga naar margenoot+ Oorspronkelijk de zetel van de Heeren van Broekhuizen, die sedert 1460 bekend zijn. Hun wapen bestond uit een doorsneden schild, boven van zilver beladen met negen hermelijnstaartjes 5:4, beneden van sinopel. Vanaf het begin der 16de eeuw kwam de heerlijkheid aan andere geslachten en door verkoop in 1744 aan den koning van Pruisen. In den Franschen tijd bij de domeingoederen gevoegd, ging | |
[pagina 47]
| |
het kasteel later door verkoop in particuliere handen over. Thans is het als woonhuis met hoeve in gebruik.Het van baksteen gebouwde huis (afb. XXV, 71 en 72) ligt aan een nogGa naar margenoot+ overgebleven deel van de vroegere omgrachting. Het is boven een onderkeldering twee verdiepingen Afb. XXV. Broekhuizen. Kasteel.
hoog. In hoofdvorm is het rechthoekig (ongeveer 22 M. lang, 11 M. breed), heeft een leien schilddak, en aan de voor- of westzijde een forschen risaliet met tympanon. Op den Z.O. hoek sluit tegen het huis een zware, langwerpig-vierkante, oudere toren aan, wiens metselwerk nog ruim anderhalven Meter hooger oprijst, en die met een schilddak gedekt is. Midden voor den risaliet geeftGa naar margenoot+ een tweevleugelig buitentrapje toegang tot de hal, waarin, binnenkomend links vooraan, de open huistrap ligt; de hal geeft toegang tot een zaal en twee vertrekken; de andere twee vertrekken, één links, één rechts (dit in den ouden toren) zijn slechts uit de aansluitende kamers toegankelijk. Dezelfde indeeling is ter eerste verdieping herhaald. Eenige vertrekken zijn thans onderverdeeld. De risaliet heeft baksteenen zijpilasters; de omlijsting van het effen tympanonGa naar margenoot+ is thans gecement; de deur is rechthoekig omgeven door in baksteen nagebootste bossageblokken; de vensters hebben smalle rechthoekige omlijstingen, bovenaan als een strek behandeld. De dakrand wordt ondersteund door een zware, groefsteenen, geprofileerde lijst. Van den in onregelmatig staand verband gemetselden toren, wiens vensters zijn ingebroken en vergroot, is het bovendeel van het muurwerk, ongeveer ter hoogte van de daklijst van het hoofdgebouw, op een tandlijst een halven steen overgekraagd. Drie vertrekken hebben aan den schoorsteen eenvoudige, maar sierlijkeGa naar margenoot+ | |
[pagina 48]
| |
groefsteenen ondermantels (afb. 73 en 74). Van een dezer schoorsteenen is de bovenboezem beschilderd met een Korinthische ordonnantie met, in de kroonlijst, krijgstropheeën. Ga naar margenoot+ Het gebouw, dat van de eerste helft der 18de eeuw dagteekent, werd misschien ontworpen door den architect Jacob Sprenger, die in 1738 te Broekhuizen overleed (M 1920, 22). De toren is waarschijnlijk van de 16de eeuw. | |
Particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ A, no. 1, bevat een kamer, waarvan de schoorsteenboezem met schelpnis, en de vlakke zoldering in stuc versierd zijn met eenvoudig lijst- en rankenwerk in rococostijl (Midden-XVIII). A, no. 3, heeft een baksteenen voorgevel van het tweede deel der 16de eeuw, maar met verplaatste en vernieuwde deur en vensters.
Ga naar margenoot+ Van het voormalige KASTEEL DE KOLK (P 1931, 56) zijn slechts enkele grachtindiepingen over. | |
Broekhuizenvorst.Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK is (sedert 1801) toegewijd aan den Allerheiligsten Naam van Jezus. Ga naar margenoot+ Vorst onder Broekhuizen bezat reeds een kerk in 1214. De parochie was aanvankelijk toegewijd aan den Heiligen Verlosser. Ga naar margenoot+ kalf, K. kerken; Nld. Cathol.; M 1880, 286 en 327; 1895, 78; 1900, 20; 1902, 93; 1903, 53; 1906, 73; 1912, 26. Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij te midden van het ommuurde kerkhof (afb. XXVI, 75 76 77 78). Het drie traveeën tellende schip bestaat uit een hoofdbeuk met een smalleren en lageren aan de noordzijde liggenden zijbeuk; op den hoofdbeuk sluit een enkelvoudig, smaller koor aan van één travée met een ⅝ veelhoek. Een langwerpig vierkante toren staat voor twee derden in de voorste travée van den hoofdbeuk en dient beneden tot ingangsportaal. In het verlengde van den zijbeuk bevindt zich tegen het koor een vierkante sacristie. In de tweede travee hadden hoofdbeuk en zijbeuk een (thans dichtgemetselden) ingang.Ga naar margenoot+ Het muurwerk is in staand verband opgetrokken van baksteen, met toepassing van groefsteen voor de details. De eenvoudige steunbeeren zijn met groefsteen (vroeger met leien) lessenaarvormig afgedekt. De spitsboogvensters zijn voorzien van nieuwe of vernieuwde deels tweedeelige, deels driedeelige groefsteenen harnassen met traceeringen. Het voorste hoofdbeukvenster, dat kleiner en lager is dan de overige, is thans dichtgemetseld. De vensterneggen van het schip zijn recht, die van het koor trechtervormig afgeschuind. De middenbeuk heeft een zadeldak, dat boven den triomfboog door een effen topgevel is afgesloten; het lagere koor heeft een zadel-tentdak. Zijbeuk en sacristie liggen onder één doorgaand lessenaardak. | |
[pagina 49]
| |
Van de drie torengeledingen is de benedenste effen en tot drievierden harerGa naar margenoot+ hoogte gemetseld in Vlaamsch verband uit baksteen van groot formaat; aan
Afb. XXVI. Broekhuizenvorst. R.-K. Kerk.
de binnenzijde bestaat het muurwerk aldaar uit mergel, inwendig uit keien. De (later gemaakte) westingang heeft een oude houten deur met gekruiste spiegelklampen; het oude spitsboogvenster boven de deur heeft (herstelde) mergelsteenen stijlen, die boven in spitsbogen uitloopen; bovenaan is de geleding, evenals de bovengeledingen, in staand verband gemetseld. De tweede geleding is grootendeels door de kerkbedaking ingesloten; de traceeringen der slanke nissen zijn van mergel (en vernieuwd); die van de bovengeleding zijn bovenaan geopend als galmgaten; de leien torenhelm is achtzijdig ingesnoerd. De baksteenen van den toren onderaan zijn 28,5 lg en bijna 7 dik; aan hoofdbeuk,Ga naar margenoot+ zijbeuk en sacristie 27 lg en ruim 6 dik, aan het koor 26½ lg en ruim 6 dik. De kerk is met spitsbogige kruisribgewelven (afb. 78) overkluisd. HoofdbeukGa naar margenoot+ en zijbeuk zijn gescheiden door spitse scheibogen op zware pijlers,Ga naar margenoot+ die in grondvorm overhoeks vierkant zijn en tot hun halve hoogte met effen zijvlakken oprijzen om aldaar plotseling over te gaan in gelede kruispijlers, elk met vier vlakke pilasters voor de scheibogen en de gordelbogen, acht rechthoekige sprongen voor de schildbogen en vier ronde schalken voor de diagonaalribben. Tegen de buitenmuren zijn op overeenkomstige wijze de halfpijlers gevormd. Zonder lijst of kapiteel spruiten de genoemde bogen uit de pijlers voort, | |
[pagina 50]
| |
behalve bij de schalken, die de diagonaalbogen op geprofileerde achtzijdige kapiteeltjes opnemen. Alleen de diagonaalbogen hebben een gemodelleerd profiel: in het schip een talaan, in het koor te weerszijden een hol. De ribben komen in ronde sluitsteentjes samen. In de sacristie komen de ribben zonder kraagsteen of kapiteel in eens schuin uit den hoek. Ga naar margenoot+ De spitse triomfboog is ongeprofileerd en heeft de volle muurdikte als breedte. In het koor staan de gewelven op mergelsteenen muurschalken, die achtzijdig, in den veelhoek rond zijn, en (thans) eerst op waterlijsthoogte beginnen. In het koor zijn de sluitsteenen gebeeldhouwd: die van het straalgewelf vertoont een Christuskop, die van de travee het Lam Gods. In den zuidwand van de koortravee bevindt zich een ampullennis met driepasafsluiting. De schalken en de ribben zijn van mergel, de gewelfschelpen bestaan uit baksteenen, die aan hoofdbeuk en koor ruim 6 cM. dik zijn, aan zijbeuk en sacristie bijna 6 cM. Ga naar margenoot+ Uit den ouderen metseltrant en het forschere baksteenformaat blijkt het benedendeel van den toren het oudste deel van de kerk te zijn. Dan volgt het koor, dat ouder is dan het schip, blijkens zijn geringere breedte en zijn aansluiting met den hoofdbeuk, wiens laatste zuidelijke steunbeer den eersten steunbeer van het koor ten deele omsluit; bovendien blijkens de omstandigheid, dat de kooras niet met de as van den middenbeuk samenvalt, maar, doorgetrokken, de as van den toren ontmoet; bovendien wijzen de trechtervormige neggen der koorvensters op een ouderen trant dan die van de vensters van het schip. Op den kerkzolder kan men aan den muur boven den triomfboog nog het beloop herkennen van het vroegere lagere en smallere dak van het schip en zien, dat die muur ten behoeve van het nieuwe schip aanmerkelijk werd verhoogd en tevens naar de noordzijde werd verbreed. Het benedendeel van den toren kan van de 13de eeuw dagteekenen, de hoogere gedeelten van de eerste helft der 16de eeuw; het koor van de 15de, het schip van de 15de of het eerste deel der 16de. Volgens het fundatieboek der kerk werd deze in 1460 hersteld of vergroot en in 1535 herbouwd. Waarschijnlijk werd de sacristie kort na diens bouw aan den zijbeuk toegevoegd. De muurverdikking van het benedendeel van den noorder triomfboogmuur bestaat uit een ouder stuk metselwerk, misschien wel van het tweede deel der 14de eeuw, en werd mogelijk behouden wegens de daarop aangebrachte muurschilderingen. Het aan den oostelijken hoofdbeukmuur op de buitenzijde geschilderde of gewitte jaartal 168(4?) betreft waarschijnlijk een vernieuwing aan de bedaking. De kerk werd gerestaureerd in de jaren 1874, 1880 en 1884 door den architect J. Kayser Sr. In 1929/30 onderging de kerk, vooral het torenmetselwerk en de zijbeukbedaking, belangrijke herstellingen, met steun van het Rijk, onder Ir. Jules Kayser Jr. Tot den inventaris der kerk behooren: Ga naar margenoot+ Koorbank in Lod. XVI-trant, door van den Brand, 1848. Ga naar margenoot+ Biechtstoel met 18de eeuwsche motieven, door Janssen te Sevenum, 1817.Ga naar margenoot+ Doopvont met romaansche hardsteenen ronde kuip van 96 middellijn, versierd met draken, bladranken en vier uitspringende koppen (afb. 82, XIIIa); beschadigd. Het laag-helmvormige gedreven koperen deksel (XVIIId?) Ga naar margenoot+ Hardsteenen wijwatervat; de achtzijdige kom met de gevierkante schacht en | |
[pagina 51]
| |
het plint uit één stuk, geheel samengesteld uit meetkunstige vormen; hg 83 (afb. 81, ± 1500). Grafzerken: 1, zeer afgesleten hardsteenen grafzerk van ‘H. Mychiel vanGa naar margenoot+ Oeyen pastor va Vorst bwGa naar voetnoot1) Broeckhuys’ († 1540). 2, hardsteenen grafzerk van ‘Jonker Merten Boeghel Schildknaap Heer te Oeyen’ († 1553); grootendeels afgesleten. Houten beelden. In den triomfboog geplaatste Calvariebeelden: het KruisbeeldGa naar margenoot+ hg 123 (XV B), de Maria en de Johannes, hg 115 (XVI A); zij zijn nieuw opgemaakt. H. Antonius Abt, een meerkoppig ondier (den demon) met zijn T-staf bedwingend, links tegen hem het varken; hg 117 (afb. 87, XVIa), nieuw opgemaakt. H. Sebastiaan, aan den boom en met pijlen doorboord, hg 94 (XVI A), middelmatig, beschadigd. Lindenhouten Kruisbeeld (afb. 80, van het oud hoog-altaar van 1665); hg 47, meesterlijk gesneden; kruis nieuw. Tegen den noordelijken triomfboogmuur, schipzijde, in vijf rijen bovenGa naar margenoot+ elkaar, elk van ongeveer 35 cM. hoogte, bijna vergane tafereelen van de Passie, op lichten achtergrond. Over den triomfboog, schipzijde, de voorstelling van het Laatste Oordeel, waarvan het benedengedeelte aan de zuidzijde, nl. de groep der verdoemden, vrijwel geheel oud is, het overige als een, bij de restauratie gemaakte, nieuwe compositie moet worden beschouwd. In het koor aan de noordzijde der eerste travee is de voorstelling van den H. Christoffel, op het zeer bijgewerkte bovengedeelte na, nieuw ontworpen. De overige wandschilderingen aan schip en zijbeuk zijn als nieuwe ontwerpen te beschouwenGa naar voetnoot2). De gewelfbeschilderingen van den hoofdbeuk bestaan uit blauwgroene rankenGa naar margenoot+ met kleurige bloemen op een lichten ondergrond; in de velden nabij den triomfboog zijn daarbij de symbolen der Evangelisten opgenomen. De gewelven der zijbeuken zijn met gelijksoortige ranken beschilderd; aan de eerste travee aldaar zijn, tusschen de ranken, medaillons voorgesteld met passiewerktuigen. Deze gewelfschilderingen waren zoo gaaf behouden, dat er bij de restauratie weinig aan behoefde te worden hersteld, behalve aan de eerste hoofdbeuktravee, waar zij geheel werden vernieuwd. De gewelfschilderingen van het koor zijn eveneens geheel vernieuwd, waarschijnlijk naar oude vondsten; op een, weer opgehaalde, banderol aldaar staat ‘Anno mccccclv’ waarbij de L bij de restauratie ten onrechte voor een B is aangezien en het cijfer V voor de letter V, in de meening, dat daarmede B(roekhuizen) V(orst) bedoeld was, welke benaming echter van jongeren tijd dagteekent. Zie blz. 42: Naam. Het aangegeven jaar is derhalve 1555. (Mededeeling van Pastoor J. van Soest). De wandschilderingen tegen de onderzijde van den triomfboogmuur hebben het karakter van omstreeks 1400, de andere muur- en gewelfschilderingen zijn van het midden van de 16de eeuw. | |
[pagina 52]
| |
De restauratie der beschilderingen geschiedde omstreeks 1883: in het koor door H. Scheen van Roermond, in het schip door Guillaume Deumens; die van het Laatste Oordeel door zekeren Peters onder leiding van Deumens. Ga naar margenoot+ Christus en Maria tronende op wolken, boven hen God de Vader en de H. Geest als Duif, omgeven door kransen houdende engelen. Een engel ondersteunt en beveelt den H. Bruno aan, die links knielt. Vóór hen Johannes de Dooper, aan de rechterzijde een groep stichters van Reguliere Orden (Vlaamsche school, XVII B). Doek 226:155. Verkondiging aan Maria. Doek 122 × 93. (XVIId).Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans, op wiens plat-ovalen voet, tusschen wingerdranken en schelpmotieven, de Evangelistensymbolen zijn voorgesteld; op den vernieuwden stam verrijst de bovenbouw met rond expositorium, als centrum van vlammen en stralen, die overtrokken zijn met eene ornamentatie, waarbinnen de Vader, de H. Geest en adoranten zijn voorgesteld; een kroon en een kruis vormen het topstuk. Aan de achterzijde is een tronende Madonna voorgesteld. Op den voet staat gegrift H B W A 1752 D D. Merken: Venloo en P R (Petrus Reijnders); hg 84 (afb. 79). Ga naar margenoot+ Miskelken: 1, waarvan de voet versierd is met een Kruisbeeld, cherubijnen en vruchtentrossen, de nodus met door cherubijnen gescheiden paneeltjes met passiewerktuigen, de ondercuppa met een acanthuskelk. Goed van compositie, maar grof van uitvoering; (XVII?). 2, waarvan voet en nodus overtrokken zijn met drie opgaande baanvormige strooken, naar den grondvorm van een driestralige ster; ten deele getorst; merken: I F B in een driepas; L onder een stippen-zeshoek (XVIIIc?). 3, alleen geprofileerd, en met het opschrift: dono datus a matt. teeuwen et ux: ej: eel: b: vorst 1831; merken: Venloo en M B (Mathias Boermans). Ga naar margenoot+ Ampullenschaaltje met het alliantiewapen Louwerman-v. Odenhoven (M 1900, 20; 1902, 93; 1903, 33 en 53): merken: Venloo en M M (Mathias Meijers); lg 28 (± 1700). Een paar eenvoudige ampullen, merk I B (Jan Boermans Venloo) (XIXb). Ga naar margenoot+ Schijfvormig topstuk van een processiestaf, van het vroeger Akkermansgilde, waarop, binnen een rand van met banden omslingerde appelen, de H. Antonius Abt is voorgesteld. De stralen, die het topstuk omgaven, zijn afgeknipt. Doorsnede (thans) 10 (XVII A). Ga naar margenoot+ Kroontje van een Madonnabeeld; grof; mdl 9 (XVIII?). Ga naar margenoot+ Kandelaars. Gegoten geprofileerde: Een hg 22 (XV); een paar met pin, hg 27 (XV). Vijf paar met drievoetpostament op omklauwde bollen, getorsten acanthusbaluster en vetvanger met pin, van 36 tot 48½ (XVII B). Een paar geprofileerde met klokvormigen voet en met pin, hg 31½ (XVIIId). Een paar geprof. op platten vierkanten voet, hg 15½ (XVIIId). Ga naar margenoot+ Een paar eenvoudige S-vormige wandarmen met muurrozet, waarop 1807.Ga naar margenoot+ Gesmeed ijzeren kaarsenstandaards: Een met drie kaarsenkransen, hg 147 (XVII). Zes met achtzijdige staaf op drie knievormige uitgesmeede pooten, nodus, en vetvanger met pin. Hg 120 (XVII). | |
[pagina 53]
| |
Driestel, wit-rood en (omkeerbaar) rood-wit, de ondergrond versierd metGa naar margenoot+ groote bonte bloemen; bijbehoorend velum. Vervaardigd te Geldern door Broeder Lambertus a Sancti Jacobi in 1779. In den toren hangen drie klokken. 1, van 116 middellijn en met in fractuurtypenGa naar margenoot+ het opschrift: Maria vocor anno domini Mccccxl iohannes de hentem me fecit. 2, van 56 middellijn, met in fractuurtypen het opschrift: o felyx anna matrona nobylyc yntercede pro nobyc wylhelmuc wylden me fecyt anno mccccc. 3, van 103 middellijn met in fractuurtypen het opschrift: Salvator mundy salva nos omnes wylhelmus wylden me fecyt anno domyny m cccccxx; de klok is versierd met een hangend gothisch palmettenmotief, voorts met een kleine Calvarie en een Madonnafiguurtje. Sacristiekast in Lodewijk XVI-trant, door van den Brandt te Lottum. 1848.Ga naar margenoot+ Het kerkhof is nog bijna geheel omgeven door een van 27 cM. lange baksteenenGa naar margenoot+ gemetselden muur met kleine schietgaten (XVII). Op het kerkhof bevinden zich nog een aantal oude hardsteenen grafkruisenGa naar margenoot+ (afb. 88. M 1912, 26 en 27), waarbij een met priesterkelk en met in gothische letters de enkele vermelding ‘heer thonis’ (nl. Thonis van den Bersberg) (XVId); voorts veertien, waarvan vele met sierlijke eindrondingen, het oudste van 1625, het jongste van 1709.
(Aan den weg naar Blitterswijk). Open wegkapelletje van de H. Anna, vanGa naar margenoot+ baksteen gebouwd en aangelegd naar ⅝ grondvorm, vooraan met topgeveltje met het ankerjaartal 1733; de voorruimte heeft een kruisribgewelfje; achterin bevindt zich het beeld-nisje, waarin een houten beeldgroepje is geplaatst, de H. Anna zittend voorstellende met een boek op haar schoot; Maria alsGa naar margenoot+ kind voorgesteld staat naast haar; de beeldjes resp. 87 en 67 cM. hoog passen niet bij elkaar; de Maria is middelmatig (XVI B?). | |
Het kasteel van OoiËn.Ga naar margenoot+P 1931, 57; M 1891, 171; 1903, 33; 1907, 10 e.v.; Buiten 1915, 556.Ga naar margenoot+ Zetel van de heerlijkheid ‘Oen’, in 1465 in bezit van Seger van Broichusen; kwamGa naar margenoot+ door huwelijk aan de Venlo'sche Bögel's of Beugel's, wier sprekend wapen een beugelring was, met, als schildhouders, rechts een jonkvrouw met palm, links een leeuw. In de 17de eeuw was de bezitter Martinus Louwerman, in 1649 gehuwd met Anna Sibille v. Ingenhaeff. Ooiën kwam met Broekhuizen later aan de familie Schenck van Nydeggen. Het behoort thans aan de familie Haffmans. Het kasteel, een woonhuis met aansluitende oeconomiegebouwen, is nog voor drie vierden omgracht (afb. XXVII, 91 en 92). Het van baksteen opgetrokken woonhuis ligt aan de zuidzijde en bestaat uit drie in dubbelen haakvorm aaneengesloten vleugels onder zadel- en schilddaken; het telt twee verdiepingen, die aan den zuidvleugel, wegens de onderkeldering iets verhoogd liggen en aldaar door een, aan de bovenverdieping uitgemetselde muizentand-laag ter vensterdorpelhoogte, zijn aangeduid. De rechthoekige, met een strek overtoogde groote vensters met groefsteenen onderdorpels, | |
[pagina 54]
| |
hebben waarschijnlijk vroeger kruiskozijnen gehad. De westvleugel heeft aan de noordzijde een topgevel; de ingang aldaar heeft een hardsteenen omlijsting (XVIII). Op twee der makelaars van de schilddakenAfb. XXVII. Ooien. Kasteel.
zijn koperen windvanen geplaatst, die met een alliantiewapen Louwerman prijken (XVIId). Aan den zuidvleugel is de dikte der muren aanzienlijk; die vleugel teekent zich ook uitwendig van het overige muurwerk af. Het inwendige is geheel gemoderniseerd. Van de oeconomiegebouwen was alleen oud een, aan de oostzijde gelegen baksteenen, rechthoekige woning, onder een zadeldak tusschen twee topgevels, met trapvormig geplaatste groefsteenen dekstukken en een reeks S-vormige zijkanten; de voorgevel droeg in ankers het jaartal 1651. De achterzijde van dit huis is in toestand van afbraak op de in 1926 genomen foto te zien (afb. 91 en 92). Ga naar margenoot+ Te oordeelen naar het zwaardere muurwerk, is de zuidelijke vleugel het oudste deel van het gebouw. Het aan de windvanen voorkomende alliantiewapen van het echtpaar, dat het kasteel in het laatste kwartaal der 17de eeuw bewoonde, doet veronderstellen, dat het woonhuis toen werd verbouwd met gebruimaking van het muurwerk van een ouder gebouw. Blijkbaar werd in de 18de en in de 19de eeuw veel aan het huis veranderd. | |
Particulier gebouw.B 157 (nabij het kerkhof). Klein huis met in ankers het jaartal 1621. |
|