Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdBergen.literatuur: P 1899; 1911; 1930, 171; M 1884/85, 1003; 1918, 96.Ga naar margenoot+ De gemeente Bergen bevat o.a. de dorpen Afferden, Bergen, Heien en Wel, alsmedeGa naar margenoot+ de buurtschappen Aaien, Blieënbeek, Diekendaal, Heukelom, Siebengewald en Wellerlooi. Het wapen der gemeente, waarop zijn voorgesteld: een pijl met de punt naar bovenGa naar margenoot+ (Wel en Bergen), de H. Dionysius (Heien) en de H.H. Cosmas en Damianus (Afferden), staat uitvoerig beschreven in de Maasgouw 1907, blz. 9 e.v. Er bestaan twee zegelstempels van schepenbanken: 1, één bewaard in het RijksarchiefGa naar margenoot+ te Maastricht, van 26 mM. middellijn, een wapenschild vertoonend met rechtopstaanden pijl en het omschrift: si . scab . in . wel . et . bergen; voorts 2, één ter pastorie der kerk van Afferden, met de voorstelling van de Heiligen Cosmas en | |
[pagina 16]
| |
Damianus en met het omschrift: segill . scabin . aeferd. Beide zijn van misschien omstreeks 1600. Ga naar margenoot+ In de Frankische tijden behoorde het gebied der gemeente tot het deel van Austrasië, dat in 839 aan Lotharius werd toegekend; bij de verdeeling van Meersen (?) in 870 kwam het aan Duitschland. De streek, waarin de gemeente ligt, behoorde tot het deel van Gelder, dat bij de scheuring in 1579 onder het gezag bleef van den koning van Spanje, later weer tot het gedeelte, dat ten gevolge van den Spaanschen Successieoorlog, in 1713 aan Pruisen werd toegekend. Onder de Fransche overheersching ontstond in 1795 in ‘het Roerdepartement’ de ‘Gemeente Bergen’, maar zij was iets kleiner dan thans, o.a. zonder Siebengewald, welke buurtschap er eerst in 1817 bij werd gevoegd (P. 1911, 224). Sinds 1815 behoort de streek tot Nederland; zij stond echter in het tijdperk 1830-1839 onder Belgisch beheer. | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.Ga naar margenoot+ (1) jos. hagen, Römerstrassen in der Rheinprovinz, Bonn, 1931, 233, 236. (2) P 1881, 11, 15, 22. (3) c.h. hermans, Noordbrabantsche Oudh. 1865, 14. (4) cat. m l, Afd. Praehist. en Vadl. Oudh. (5) h k n, 1924, 16. (6) j.h. holwerda, Das Gräberfeld von ‘de Hamert’ Well bei Venlo. Te heien werd een gepolijste vuursteenen bijl gevonden, thans in het Oudhk. Mus. te Maastricht (2)Ga naar voetnoot1), en in 1857, in de buurtschap diekendaal, Romeinsche voorwerpen uit brandgraven nl. drie borden, een bakje van terra sigillata, twee mat beschilderde bekers met zandbestrooiïng, een klein urntje, een wrijfschaal en, van ruwwandig baksel: een ovale urn, een kannetje en platte schalen met rechtopstaanden wand; verder, behalve eenig bronswerk, een glazen bolvormig urntje en een balsarium. Al deze voorwerpen dagteekenen uit de tweede helft der eerste eeuw en uit de eerste helft der tweede eeuw en berusten thans in het R. Mus. v. Oudh. te Leiden [zie (3) en (4)]. Een belangrijk urnenveld van een Gallo-Germaansche bevolking lag bij ‘de Lakei’ te afferden. Tal van urnen werden er ontgraven en bevinden zich thans in het Museum te Kevelaer; daaronder zijn er verscheidene van het z.g. vroege Halstatt-type met ingesneden versieringen (5). Te bergen werd een gepolijste bijl van roodbruine vuursteen gevonden, thans in het Leidsch Museum (2). Te aaien, uit den metaaltijd, een bronzen lappenbijl, thans in particulier bezit (2) en een bronzen randbijl met breede snede, thans in het Leidsch Museum. Ten O. van wel werd bij ‘de Hamert’ in 1913 een uitgestrekt urnenveld door Dr. J.H. Holwerda ontgraven, aangelegd door een Gallo-Germaansche bevolking in de eeuwen kort vóór en na Chr. De grafheuvels waren met heideplaggen opgebouwd en met greppels omgeven; de gevonden urnen deels van een bolvormig Hallstatt-type, deels van een cylindervormig Germaansch type, berusten thans grootendeels in het R. Mus. te Leiden, enkele in het Museum te Maastricht. Er werden nog een tweetal koepelgraven gevonden met klokbekerfragmenten uit laat-neolithischen tijd, die bewijzen, dat er vóór de Gallo-Germaansche bevolking een vroegere, praehistorische geweest is [zie (5) en (6)]. G. | |
[pagina 17]
| |
Aaien.De KAPEL, toegewijd aan den H. Antonius Abt, bestaat uit een éénbeukige,Ga naar margenoot+ rechthoekige, aan het koor naar ⅝ grondslag afgesloten ruimte, met segmentboogdeur in den westmuur. Tegen denAfb. IX. Aaien. Kapel.
zuidmuur is (thans) een sacristie gebouwd (afb. IX, 24 en 25). Het muurwerk is van 26 cM. lange baksteenenGa naar margenoot+ in staand verband opgetrokken. De zeer eenvoudige steunbeeren verdeelen de muren in vakken, die naar het Oosten smaller worden. De spitsboogvensters zijn bij de restauratie van harnassen voorzien; de waterlijst is thans van cement. Op het dak verrijst een zeszijdig leien klokkespitsje met galmgaten. Inwendig is de ruimte overdekt met een (nieuwe) vlakke houten zolderingGa naar margenoot+ met lijstwerk-indeelingen. De twee westelijke traveeën hebben onder de vensters telkens twee muurnissen; in den eindmuur van het koor bevindt zich een muurnis (sacrarium?) tusschen twee kleine nisjes. De inwendige lengte, breedte en hoogte (tot de zoldering) bedragen resp.Ga naar margenoot+ 16,05 M., 5,33 M. en 6,25 M. Naar steenverband en vorm kan de kapel van de 16de eeuw zijn, maar zal, archaïstischGa naar margenoot+ eerder in de 17de eeuw zijn gebouwd; blijkens tusschen eenige vensters gevonden sporen van welving op kolonnetten, schijnt de kapel weleer met een steenen (of houten?) verwelving overdekt te zijn geweest. De dakruiter werd gewijzigd (XIX), het makelaar-kruis vernieuwd (1884). De kapel werd in 1926 met Rijkssteun gerestaureerd door den bouwkundige J. van DijckGa naar margenoot+ te Utrecht. Tot den inventaris der kapel behooren: Een altaar met houten retabel in noordelijken renaissance-stijl, de predellaGa naar margenoot+ versierd met rondboogpaneeltjes in meubeltrant; de Dorische zuilorde van de retabel en de fronton-nis zijn te weerszijden uitgedost met breede uitgesneden vleugelstukken in cartouchevorm met rijke arabeskenversiering (afb. 24, ± 1600). Het altaarstuk (afb. 26) stelt Christus aan het kruis voor met Maria en JohannesGa naar margenoot+ staande, alsmede de knielende Magdalena, die het kruis omvat; een geestelijke knielt er bij als stichter. Doek, ± 140 × 105, Vlaamsch, 17de eeuw in de manier van Maerten de Vos. In de nis staat een beeldje van den H. Antonius abt. Eencellige biechtstoel in kastvorm, de stijlen met cannelure-versiering, deGa naar margenoot+ bovenlijst met paneeltjes (afb. 30, ± 1600). Vier zijkanten van een zeszijdigen houten preekstoel, staande op een stijl metGa naar margenoot+ kruisschoren, de gesneden zijvlakken met Dorische rondboogpaneelen zijn | |
[pagina 18]
| |
gescheiden door cannelure-stijltjes, hun pilasters en bogen zijn versierd met cirkelvlechtingen; de ineengeschrompelde kroonlijst draagt nog een deel van het opschrift: salig zij die godts wordt horen en de dat (bewaren); eenvoudig klankbord (afb. 31, ± 1600).) Ga naar margenoot+ Calvariegroepje (afb. 27), waarvan het Kruisbeeld staat op een heuveltje tusschen Maria en Johannes; hoog ± 65 (1663). Kruisbeeld, hoog 82 (XVII). Grenenhouten beelden van Maria en Johannes, blijkbaar van een Calvarie, hoog resp. 87 en 101 (afb. 32, XVII A). Madonna van grenenhout, hoog 60; kroontjes en scepter toegevoegd (XVII). Drie beelden van den H. Antonius Abt, staande voorgesteld met den T-staf en het varken: 1, met kapmantel en bijenkorf-vormigen hoed, eenvoudig en streng van houding, hoog 85 (afb. 29, ± 1600); 2, met kalotmuts, met in de linkerhand een bel, aardig ondanks gebrekkige verhoudingen, hoog 76 cM. (afb. 28, XVII); 3, blootshoofds, met kapmantel en breed scapulier, op de linkerhand een open boek; hg 85 (± 1700). H. Petrus met één sleutel, pathetisch omhoog ziende, hoog 72 (XVIII A). Ga naar margenoot+ Effen miskelk met drieledigen nodus. Merken: Bokje, v.d. Bergh (Boksmeer?) en RR (XVIII B). Ga naar margenoot+ Twee paar gegoten koperen kandelaars met driezijdig postament op omklauwde bollen en met geprofileerden baluster; hg resp. 31 en 38 (XVII B). Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klok van 71 middellijn en met het opschrift: johannes . et . henricvs . a . trier . fratres . me . fecervnt . anno 1648 . s. anthonius est nomen meum. gverdt driessen . wercken arndts . capelmesters. Ga naar margenoot+ Twee eenvoudige zit- en knielbanken met liervormige zijkanten, de rug met balustervormig uitgezaagde platte stijltjes (afb. 30, XVIII A). Ga naar margenoot+ Veertien staties, gravures, gemerkt: J. Fürich inv. et pinx. Verlag Mainz-Regensburg. A Petrak del. et sc. | |
Afferden.Ga naar margenoot+ Van den voormaligen burcht van Afferden (Literatuur: Ferber: Gesch. der Fam. Schenck v. Nydeggen, 1860; M. 1879, 188, 192; Limb. Jb 1913, 90), die in het laatst van de 14de eeuw werd verwoest, is nabij het Veerhuis de ligging uit indiepingen der oude grachten herkenbaar. Ga naar margenoot+ Nabij het kasteel Blieënbeek, een rustiek wegkruisje, hg 75 cM. in 17de eeuwschen trant.
Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK. Ga naar margenoot+ ferber, Gesch. der Familie Schenck v. Nydeggen 1860; M 1879, 188; 1893, 17 en 20; 1895, 77; 1897, 45; 1898, 31 en 35; 1903, 41. De R.-K. kerk, toegewijd aan de Heiligen Cosmas en Damianus (afb. X, 33 en 35), ligt vrij, omgeven door het kerkhof. | |
[pagina 19]
| |
Zij is met kruisribgewelven overkluisd en bestaat uit een vierkanten westtoren,Ga naar margenoot+ beneden (thans) ingangsportaal, een, misschien oorspronkelijk éénbeukig, thans driebeukig blind basilicaal schip van drie traveeën, een éénbeukig koor van twee traveeën met een ⅝ veelhoek, een tegen den noorder torenmuur aangelegde doopkapel, en een ten Zuiden tegen het koor aangelegde sacristie. Afb. X. Afferden. R.-K. kerk.
Van de drie torengeledingen is de benedenste geheel effen en gebouwd vanGa naar margenoot+ uit de omgeving gedolven ijzeroersteen, de tweede, van mergelblokken, is versierd met door rondboogjes verbonden lisenen, de derde, is onderaan van mergel, bovenaan van baksteen in Vlaamsch verband. De vierkante leien spits draagt een ijzeren kruis met haan, en heeft aan de oostzijde een overhuifd dakraampje, waaruit een klok hangt. De geledinglijsten zijn vernieuwd; | |
[pagina 20]
| |
de toren is (thans) gepleisterd. Aan de zuidzijde bevindt zich een aangebouwd baksteenen traptorentje. Ga naar margenoot+ Schip en koor zijn van baksteen; de middenbeuk en het koor hebben samen één doorloopende daklijst; de zijbeuken sluiten met hun lessenaardak even onder die lijst tegen den middenbeuk aan. De hoeksteunbeeren staan overhoeks. Het muurwerk van het koor is opgetrokken van 26 cM. lange baksteenen in onregelmatig staand verband; de spitsboogvensters zijn (vernieuwd) door een post getweedeeld, en hebben bovenaan traceeringen; die van het kooreinde zijn (thans) dichtgemetseld. De koormakelaar draagt een koperen windvaan met het jaartal 1823. Ga naar margenoot+ Het kruisgewelf van het torenportaal heeft zware, uit de hoeken groeiende ribben van ⅝ prismatische doorsnede; hun doorkruising is versierd met een (toegevoegde) rozet. Ga naar margenoot+ De (toegevoegde of verbouwde) zijbeuken zijn veel lager dan de blinde middenbeuk, wiens weggewerkte vroegere kleine spitsboogvensters, zich aan den zuidmuur hier en daar in het pleisterwerk afteekenen en niet strooken met de tegenwoordige travee-verdeeling. Beuken en koor zijn overwelfd met kruisribgewelven. De vierkante schippijlers hebben op elk zijvlak een ⅝ prismatischen schalk; de spitse scheibogen groeien zonder kapiteel of lijst uit het pijlerlichaam; de gordelbogen zijn rechthoekig en staan op een Toskaansch kapiteel, waarmede de schalken zijn bekroond. Ook de zijbeukmuren zijn van schalken met kapiteelen voorzien; de gewelven aldaar hebben alleen gordelribben. Ga naar margenoot+ In het koor rusten de gewelven op ¾ ronde schalken, die ter hoogte van de waterlijst op groote mergelsteenen koppen staan en bekroond zijn met voluutkapiteelen. Twee schalken hebben nog, achter het hoogaltaar verborgen, hun oorspronkelijke uitkragingen, die ⅝ hoekig zijn en met holle draagvlakken, welke op een rozetje ontspruiten. De gewelfribben hebben (thans) als profiel te weerszijden een kwartrond. De sluitsteenrozetten in het koor zijn van hout. In den noordbeuk hebben de gewelfribben een rechthoekig profiel; de oostelijke travee aldaar heeft kruinribben en een sluitsteen met het Lam Gods, de hoekkapiteelen bezitten een laatgothische profileering. De zuidbeuk, die van 1884 dagteekent, blijft buiten nadere bespreking. Ga naar margenoot+ De toren kan, wat het groefsteenen deel betreft, van de 13de eeuw dagteekenen, het baksteenen deel van de 15de. Het portaalgewelf is waarschijnlijk van de 19de eeuw; de rozet is zeker een toevoegsel; de torentrap is waarschijnlijk van de 17de eeuw. Misschien was het schip aanvankelijk éénbeukig, maar indien het met drie beuken werd aangelegd, moeten de pijlers anders verdeeld zijn geweest dan thans. Hoewel de noorder zijbeuk in 1830 moet zijn toegevoegd, schijnt de derde travee toch ouder te zijn, blijkens het metselwerk, en vooral volgens het geprofileerde hoekkapiteel, dat van de 15de of de 16de eeuw dagteekent; de twee rechte steunbeeren aldaar zijn koud tegen den muur geplaatst. | |
[pagina 21]
| |
Het koor kan van het laatst van de 15de of van het begin van de 16de eeuw zijn. Volgens Ferber is de kerk in 1607 afgebrand en herbouwd; de kerk zal toen echter slechts gedeeltelijk vernield zijn, daar de schipmuren en het koor ouder zijn. In de 17de eeuw ondergingen schip en koor een verandering door de verschaffing van een ‘renaissance’ aanzien aan de kapiteelen der schalken, Toskaansch in het schip en eenigszins Ionisch in het koor. Dit geschiedde waarschijnlijk in verband met den bouw van het hoogaltaar omstreeks het midden van de 17de eeuw. De afschuining der schalken van het schip zal echter wel geschied zijn in de 19de eeuw (1884?), toen de kerk weer in meer ‘gothischen’ geest werd veranderd. De zuider zijbeuk werd gebouwd in 1884; de sacristie is van het laatst der 19de eeuw. De bovenop ontoegankelijke gewelven der zijbeuken konden niet worden onderzocht. In den koormuur zijn ingemetseld twee, waarschijnlijk van de kerk afkomstigeGa naar margenoot+ kalksteenen gebeeldhouwde gewelfsluitsteenen, de eene de Madonna in kniebeeld boven de maansikkel voorstellende, de andere twee zeer verweerde figuren, misschien Maria en Elisabeth. Middellijn 50, 15de eeuw.
Houten hoogaltaar met albasten reliefs (afb. 35 en 36).Ga naar margenoot+ literatuur: kalf, K. Kerken; M 1893, 17; 1898, 31; Gildeboek 1935, 122 (door e.v. nispen t. sevenaer). Op een eenvoudigen onderbouw met zijdeuren, en waartegen de altaartombe is geplaatst, verrijst het hooge retabulum van Korinthische orde, bestaande uit twee paar verspringende en gekorniste postament-zuilen en een opgebogen kroonlijst met frontispies, en bovenaan de buste van God den Vader en een Kruisbeeldje in top. Van de vier op de hoeken geplaatste engelfiguurtjes symboliseeren er twee de Hoop, resp. de Liefde; twee postamenten dragen (verplaatst) de blazoenen der schenkers: Dirk Schenck van Nydeggen († 1661) en diens echtgenoote Anna Margaretha van Nassau Cortenbach Grimhuizen († 1668). In plaats van een altaarstuk, zijn hier onder bijbehoorende baldakijntjes zeven laat-gotische albasten paneeltjes opgesteld, die in halfhoog beeldwerk,Ga naar margenoot+ tafereelen van Christus' Lijden voorstellen; figuren onder kleine baldakijns stellen ter zijde van de paneelen de Latijnsche Kerkvaders, Apostelen en andere Heiligen voor. Een achtste paneel, in het frontispies, symboliseert de Drieëenheid, tevens Christus' Zegepraal over den Dood. De paneeltjes zijn ongeveer 33 cM. hoog. Volgens overlevering zouden de paneeltjes ten tijde van Hendrik VIII uit Engeland zijn overgebracht en (volgens Ferber?) in 1542 door Dirk v.d. Lippe gen. Hoen van Blijenbeek aan de kerk geschonken zijn. Het altaar dagteekent van het midden der 17de eeuw, de paneeltjes van het midden der 15de; het bovenpaneeltje van de 17de eeuw. Boven de verminkte bekroningen der zijdoorgangen staan thans de (veel te groote) beelden van de Heiligen Cosmas en Damianus (XIX A). Communiebank, in Lod. XVI-trant, door van Haeff (XIXab).Ga naar margenoot+ Hardsteenen doopvont, met kelkvormige kuip (XVII) op achtzijdigen voet (XVI). | |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+ Bruin, wit geaderd marmeren wijwatervat (± 1700). Ga naar margenoot+ Preekstoel in barokstijl door van Haeff (XIXab). Ga naar margenoot+ Fragment van een albasten pilasterkopje (XVI). Albasten Madonnabeeldje (beschadigd), nog hoog 34, op albasten voet (XVIIIa?). Christus aan het kruis, met groote doornenkroon; hg 109 (XVI A). Kruisbeeld, levensgroot, oud, of naar 17de eeuwsch voorbeeld. Maria met, niet geheel bijbehoorenden Johannes, hg resp. 35½ en 38 (XVI A) grof. H. Cosmas met artsenijdoos, en H. Damianus met boek en medicijnflesch, beide met palmtak; hg 88 (XVII). Dezelfde heiligen (reeds genoemd bij het altaar), hg 2 M. Neo-klassiek (XIX A). Christus aan 't kruis met Maria Magdalena, die den voet er van omvat. OnderGa naar margenoot+ Antwerpschen invloed; doek 150 × 110 (XVIId). Maria Hemelvaart, Vlaamsche school, copie in spiegelbeeld n.h. origineel van P.P. Rubens te Düsseldorf; doek ongeveer 150 × 110. Johannes Nepomuc, knielend naar links met Kruisbeeld; rechts op den achtergrond de brug van Praag; school niet te bepalen; doek 110 × 90; (omstreeks 1700). Doop van Christus (in de doopkapel); doek 50 × 45 (XVIII A). In de pastorie: Madonna naar rechts naar boven ziende, 't Kind links staande op haar knieën. In een rood kleed met blauwen en flets paarsen mantel. Copie naar A. van Dyck; doek 120 × 95 (omstreeks 1700). Portret van pastoor Jac. v. Dam. J. Horstok fecit, 1770; 15 × 13. Ga naar margenoot+ Twee gedreven rood- en geelkoperen lichtarmen (XIXa). Ga naar margenoot+ Kazuifel in vioolvorm, van grijsbruine zijde met op het kruis en op den paal (Kölnische Borte) een Calvarie, resp. het Lam Gods; voorts passiewerktuigen (de kazuifel XVIII?, kruis en paal ± XVI A). Albenboord van (zgn.) Valenciennes-kant, geschenk van een der Heeren van Blieënbeek (XVIII). Ga naar margenoot+ In den toren hangen drie oude klokken: 1, van 61 middellijn en met het opschrift: * dor . dat . vier . byn . ick . gevloten . peter . van . trier. heft . my . gegoten . ao 1616. Boven het opschrift een sierrandje. 2, van 93 middellijn met het opschrift: ad majorem dei ac b : v : marie (i)storvmq(ve)vrbani cosme et damiany gloriam hec fvsa campana//regente doīo theodoro barone schenck de niedecken. doīo de blienbeeck afferden et gribbenvorst. d pastore wilfrido van bogaert // ioannes a trier me fecit // anno domini // 1653. Er boven een breede ornamentband. 3, van 80 cM. middellijn, met het opschrift: ad majorem dei b : v : mariae ac ss cosme et damiani gloriam svb illvstmo dno ar // noldo marchione de schenck de nydecken etc et dna maria cathar: march de // hoensbroek conivgvm pastore rd lavr: simons fvsa svm // ioanes fremi me fecit 1705. Ornamentbanden, muntafdruk en gevierendeeld schildje, waarop klokje, wassenaar, anker en drie klaverblaadjes. Ga naar margenoot+ Houten leunstoel met gesneden vierkant stijlwerk (XVII). Ga naar margenoot+ Op het kerkhof bevinden zich hardsteenen grafkruisen van 1626 en 1671/1682, | |
[pagina 23]
| |
voorts een van Josephus Adolphus Markies van Hoensbroeck, Kanunnik van het kathedrale kapittel van Trier, overl. 23 Nov. 1813. De KAPEL van O.L. Vrouw van Smarten, aangelegd in Griekschen kruisvormGa naar margenoot+ (afb. XI en 34), sluit met haar vroeger voorgeveltje aan, tegen een aanmerkelijke, zelfstandige, achthoekige uitbreiding. Boven het segmentboogdeurtje bevindt zich een rond venstertje; uit het leien kruisdak met schilden verrijst een vierkant klokkespitsje met kruis Afb. XI. Afferden. Kapel v.O.L. Vr. van Smarten.
en windvaan, waarop staat ave maria. De inwendig ongeveer 3 ½ M. lange en breede ruimte is overkluisd met tongewelven, bij hunne kruising gedragen op ribben van ⅝ doorsnede, die zonder draagsteenen uit de hoeken ontspruiten. De kapel dagteekent van 1606. Zij bevat een houten altaartje met vier getorste Composietzuiltjes en een schelpnis voor het beeld van Maria van Smarten, dat 61 cM. hoog is en van de 17de eeuw dagteekent. | |
Het kasteel Blieënbeek (afb. XII, 37 38 39 40 41).Ga naar margenoot+literatuur: v.d. aa; ferber, Gesch. d. Fam. Schenck v. Nydeggen 1860; Limb. Jb.,Ga naar margenoot+ 1906, 155; 1913, 217; Buiten 1911, 544, 558; Kast. v. Ned. I, pl. P 7-11. Het kasteel ligt met zijn voorhof op een omgracht terreinGa naar voetnoot1). Het hoofdgebouwGa naar margenoot+ telt, boven een half ondergrondsche verdieping, nog twee gemetselde verdiepingen, en bestaat uit vier om een binnenpleintje aangelegde vleugels, namelijk: een forschen noordelijken achtervleugel, twee naar voren springende smallere zijvleugels en een smallen, tusschen de zijvleugels gevatten, vóórvleugel met in het midden den poortingang. Aan het binnenpleintje ligt midden tegen den achtervleugel de vierkante torenvormige hoofdtrap; het pleintje heeft links en rechts open arcadehallen, die met een winkelhaak tegen den traptoren aansluiten. De buitenmuren, die van baksteen zijn opgetrokken, hebben een gelijke hoogte, behalve aan den iets lageren voorvleugel met wiens hoogte de binnenpleinmuren strooken. De traptoren rijst uiteraard hooger op en is met een helmspits met vierkant koepeltje bekroond. De leien bedaking bestaat uit schilddaken, die, naar gelang van de vleugelbreedten verschillende hoogten hebben en op eenvoudige, weloverlegde en natuurlijke wijze aaneengesloten, door hun groepeering het kasteel een schilderachtig aanzien verschaffen. De onderverdieping bevat de keuken en de kelders, de daarboven liggendeGa naar margenoot+ hoofdverdieping, de voornamere, meest groote, vertrekken, waaronder de ‘Paradijszaal’, alsmede de ‘Ridderzaal’, achter welke de, in de as van het kasteel uitgebouwde, kapel ligt. | |
[pagina 24]
| |
Ga naar margenoot+ Aan het bouwwerk is alleen groefsteen (nl. hardsteen) toegepast voor de fronten der poortdoorgangen en voor vensterdorpels. Ga naar margenoot+ Voorgevel. Van den met hardsteen omblokten en met een geveltje bekroonden hoofdingang ligt de dubbele deur met zijn korfboog in de rechthoekige indieping, die voorheen de valbrug opnam; in het tympanon prijkt het wapen van Schenck van Nydeggen. De bovenpaneelen der deuren zijn elk getooid met een leeuw tusschen lauwertakken, de vulling, boven de houten latei, met een cartouche, dragende het jaartal 1688. De vensters zijn overtoogd met thans bij de hoeken afgeronde strekken. Aan den achtergevel bevindt zich, in den eindmuur van de uitgebouwde kapel, het alliantiewapen v. Nydeggen-v. Hoensbroeck. Ga naar margenoot+ Het binnenplein (afb. 39) heeft aan den zuidvleugel een met hardsteen omblokte rondboogpoort, geprofileerd met een van basementjes voorziene rondstaaf tusschen hollen; aan iedere zijde van den boog springt een (nuttelooze) wenkbrauwboog-console naar voren; de kleine hardsteenen rondboogdeurtjes rechts en links van de poort hebben als profiel een rondstaaf met één hol. Ook het torenfront aan den noordvleugel heeft een geprofileerde korfboogdoorgang in den geest van den vorigen. De vierkante pijlers der, met riblooze kruisgewelven overkluisde, arcadengalerij zijn van baksteen en door zeer vlakke korfbogen met elkaar verbonden. Ga naar margenoot+ Inwendig. De onderverdieping is overkluisd met tongewelven, behalve aan het voor-gedeelte, waar de kelders balkzolderingen hebben. De vertrekken der bovenverdiepingen hebben balkzolderingen, die in de grootere zalen door onderslagbalken zijn ondersteund. Ga naar margenoot+ De ‘Paradijszaal’ (afb. 41) is genoemd naar de figuren van Adam en Eva aan de schouw; de bovenkanten der wanden en de zijkanten der onderslagbalken zijn aldaar betimmerd met hoofdgestelprofileeringen, waarvan de friezen zijn versierd met gesneden acanthus- en wingerdranken en met voorstellingen betreffende de jacht; de hooge haard heeft te weerszijden smalle pilasters met schachtbeelden, die respectievelijk Adam en Eva voorstellen, elk met een bloemenkorf bij wijze van kapiteel; de gekorniste kroonlijst van den bovenboezem is in den geest van die der zoldering. Ga naar margenoot+ In de ‘Ridderzaal’ zijn de kinderbalkjes en de tusschenvelden gepolychromeerd; de kroonlijst van de schouw wordt ondersteund door vrijstaande, houten, Ionische zuilen, elk vergezeld van een muurzuiltje; boven de kroonlijst prijkt een door twee leeuwen gedragen cartouche met het blazoen van Hoensbroeck. Voorts treft men in nog zeven vertrekken eenvoudigere, met snijwerk versierde schouwen aan, van het tweede deel der 17de eeuw, waarvan een met toevoegselen van het eind der 18de. De haarden zijn alle veranderd; één heeft nog zijn leisteenen mozaiekvloertje. Ga naar margenoot+ De kapel heeft een houten tongewelf (met moderne beschilderingen); van het houten altaar vertoont de retabel een tweezuilige Korinthische orde | |
[pagina 25]
| |
Afb. XII. Afferden. Kasteel Blieënbeek. Kelderverdieping en Hoofdverdieping. Opgemeten en geteekend door S.J. van Embden en H. Kammer.
| |
[pagina 26]
| |
met op het hoofdgestel een frontispies, en met te weerszijden vleugelstukken met cherubijnen.
Ga naar margenoot+ In de Paradijskamer een beschilderde zoldering op paneel, bestaande uit drie door balken gescheiden afdeelingen. In de eerste: In 't middenveld een adelaar met een spreukband, waarop Coelum peto Ao 1694, omringd door vier medaillons met koppen in 't grijs, die door de opschriften als de vier werelddeelen gekarakteriseerd zijn, omgeven door rankwerk. In de tweede ontbreekt het oorspronkelijke middenvak. In de hoekvakken, festoenen van vruchten, omgeven door ornament in 't grijs op rooden grond. In de derde, in 't middenvak, een groot schild omgeven door vier hoekvakken met ornamenten (afb. 41). In de dienkamer een beschilderde zoldering op paneel, een ornamentaal middenvak en vier dito hoekvakken uit denzelfden tijd. In het portaal van het bordes, welks trap naar den tuin leidt, een dito ovale zoldering. In het middenvak, engeltjes met een spreukband met: vive ut vivas Ao 1695. In de vier hoekstukken, een versierde vaas met een menschenhoofd als onderstuk. Aan de twee korte zijden, elk een cartouche met een van beneden niet te ontcijferen monogram, denkelijk dat van den eigenaar in 1695. In de kapel een altaarstuk, voorstellende Christus aan het kruis met twee engeltjes, die het bloed Zijner handwonden opvangen. Links staat Maria, rechts Johannes. Paneel, van boven afgerond 110 × 70 cM. Antwerpsche school (XVII B). Boven een klein paneel, waarin een zittende H. Anna, met Maria tegen haar knieën staande, boven de laatstgenoemde zweeft de duif van den H. Geest. Paneel van boven afgerond ongev. 50 × 35 cM. Geïnspireerd op Rubens, denkelijk naar een prent van een zijner composities. Ga naar margenoot+ Van veranderingen, die het kasteel in den loop der tijden onderging, getuigen o.a. de vier met hardsteen omzette poortdoorgangen aan het binnenplein, die, blijkens hun laat-gothisch karakter, van de eerste helft van de 16de eeuw dagteekenen, terwijl de renaissance details van den hoofdingang op de tweede helft van de 17de eeuw wijzen. Toen schijnt het kasteel een uitbreiding naar voren te hebben ondergaan, waarbij de zijvleugels verlengd werden en de voorvleugel met den tegenwoordigen hoofdingang werd aangelegd, met aanwending, aan de binnenpleinzijde, van de laatgothische poortjes, waarbij de wenkbrauwlijst van de middenpoort werd weggelaten. Dit geschiedde misschien door Caspar Schenk, die het kasteel herstelde (zie ferber) en in 1688 overleed. De arcadengalerijen, rechts en links van het binnenplein, zijn, met de er boven liggende corridors ter eerste en ter tweede verdieping, nog latere toevoegingen, misschien van tegen 1700, en bestemd om de bovenvertrekken, die eerst slechts het eene van uit het andere toegankelijk waren, onafhankelijke verbindingen te verschaffen; dit muurwerk is gebouwd van dunne baksteenen. De vensters aan de buitenzijden van het kasteel zijn alle veranderd, wat in het metselwerk herkenbaar is aan hun vernieuwde omsluitingen. Volgens een af beelding van J. de Beijer had dit kasteel in 1738 zijn tegenwoordige gedaante, maar in dien tijd hadden de, toen waarschijnlijk reeds veranderde, vensters nog kruiskozijnen, bovenaan met tralies, onderaan met luiken. | |
[pagina 27]
| |
Eenige in het muurwerk achtergebleven segmentbogen, twee aan twee overtoogd met een grooten boog, o.a. naast den kapeluitbouw aan den noordgevel, getuigen van veranderde vroegere toestanden. Muren van de achterkelders, die tot ruim 2 M. dik zijn, zijn waarschijnlijk overgebleven van een vroeger bouwwerk. De torenuitbouw aan den oostgevel is een toevoegsel van na 1738, daar hij op de teekening van de Beijer niet voorkomt. Alles bijeengenomen is, hoewel een verbouwd slot, het kasteel van Blieënbeek, in- en uitwendig beschouwd, toch een zeldzaam volledig voorbeeld van een ridderlijke woning van het tweede deel der 17de eeuw. In het kasteel worden bewaard: twee ovale portretten van officieren, borstbeeldenGa naar margenoot+ ⅓ levensgroot, op doek; omstreeks 1670-80. | |
Bergen.M 1892, 65, 69; 1895, 78; 1911, 29.Ga naar margenoot+ Aan den Rijksweg, aan den weg van Aaien naar de Duitsche grens, aan denGa naar margenoot+ weg naar het Veer: eenvoudige houten wegkruisen met rustieke Kruisbeelden naar 17de- en 18de-eeuwsche voorbeelden. De R.-K. KERK is toegewijd aan den H. Petrus. Van deze kerk is alleenGa naar margenoot+ de toren oud, en dient thans beneden als hoofdingangsportaal van het schip. De toren (afb. XIII en 44) is vierkant en heeft drie steenenGa naar margenoot+ Afb. XIII. Bergen. Kerktoren.
geledingen, waarvan de benedenste, die geheel effen is, gebouwd is van ijzeroersteen en hier en daar, door elkaar, ook van kolenzandsteen; op de hoeken zijn nog eenige verweerde stukken van een deklijst zichtbaar, die de ondergeleding afsloot. De tweede geleding is van mergelsteen, heeft kantlisenen en aan elke zijde een middenliseen; de derde, van baksteen, is, met een geringen terugsprong, de voortzetting van de tweede, waarvan de boogfriezen en de lijsten verdwenen zijn; bovenaan zijn de lisenen telkens door drie rondboogjes verbonden; midden in elk vak bevindt zich daar een rondbogig venster met galmborden. De hooge leien spits is niet oud. De toren heeft geen gewelf, de westingang is er ingebroken, de doorgang naar het schip is vergroot. De uitwendige breedte bedraagt 5,25 M. tot 5,80 M.; de hoogte van het muurwerk is ongeveer 15 M. De toren is bepleisterd. Het groefsteenen deel kan van de 13de eeuw dagteekenen; van het baksteenen deel is de tijd wegens de bepleistering moeilijk te beoordeelen. Tot den inventaris der kerk behooren: Een eiken zeszijdige preekstoel op balusterpoot (afb. 45). De kuip en hetGa naar margenoot+ rugstuk met kantpilastertjes en hoofdgestelversieringen zijn vervaardigd in meubeltrant; op de postamenten van twee hoekpilasters van de kuip staan resp. de jaartalcijfers 16 en 27; het klankbord is zeszijdig en heeft een hoofdgestel-profileering. De trapleuning is niet oud. Twee tweecellige kwartronde hoekbiechtstoelen in baroktrant (XIX A).Ga naar margenoot+ | |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+ Koperen kaarsenkroon met tweemaal zes blakerarmen; beschadigd; de baluster hoog 95 (± 1700). Ga naar margenoot+ H. Agnès met wrong; op haar hand een boek, waarop een lammetje ligt; hg 33½ (afb. 46, XVI). H. Martelares, hg 90 (± 1700). H. Petrus, en H. Barbara, middelmatig; beide hoog 136 (XIX A). Gekleede Madonna-mannequin, met (zeer vergaan) wit-en-goud zijden kleed (± 1700). Ga naar margenoot+ Zilveren stralenmonstrans, waarvan de voet en de stam versierd zijn met lofwerk en bloemen, waartusschen, op den voet, een klein Kruisbeeld en cherubijnkopjes; de dichte stralen zijn overtrokken met een barokke ornamentatie, waarbij twee (middelmatige) engelen, één met een kruis, één met een anker; bovenaan draagt het expositorium het symbool der Drieëenheid, onderaan de Duif; erboven zweeft de Vader; een kroontje vormt het topstuk. Merken, op den voet: Antwerpen, S met kroontje, en een onherkenbaar; hg 60 (de voet XVII B, de bovenbouw XVIII A). Ga naar margenoot+ Zilveren ciborie, waarvan ondercuppa, voetholte en nodus versierd zijn met aaneengesloten, gegroefde, tongvormige strookjes. Merken C R, en gekroond + (?); hg m.h. deksel 35 (XVIIId). Ga naar margenoot+ Kazuifel met goudlakensch kruis en paal (XVIII?). Koorkap (XVIII?). Ga naar margenoot+ In het koor grafzerk van Pastoor Anton Roelof († 1824). Op het kerkhof een achttal eenvoudige oude grafkruisen, het oudste van 1625, het jongste van 1709 (zie M 1892, 65, 69). Ga naar margenoot+ Woning D 86, met in ankers het jaartal 1778. | |
Heien.Ga naar margenoot+ literatuur: M 1886/87, 182; 1895, 77; 1903, 85; 1918, 96.Ga naar margenoot+ Van de R.-K. KERK, die toegewijd is aan den H. Dionysius, is alleen het Afb. XIV. Heien. Koor der R.-K. kerk. d.v.E. en K.
koor oud (afb. XIV). Het bestaat slechts uit één enkelvoudige travee met een naar ⅝-grondslag aangelegden veelhoek. De muren zijn gebouwd van 26 cM. lange baksteenen in staand verband; de eenvoudige steunbeeren zijn (thans) met een steenplaat afgedekt. De spitsboogvensters zijn dichtgemetseld op twee zijvensters na, waarvan de traceeringen nieuw zijn; de lijst onder den dakrand is nieuw. De triomfboog is spits. De gewelfribben hebben als profiel een dubbel hol en staan op uitgekraagde kolonnetten met (nieuwe) bladkapiteelen; zij komen in ronde sluitsteentjes bijeen. Het koor is inwendig 5,15 M. breed. Het koor dagteekent van de 15de of van het begin der 16de eeuw en werd in 1886 (?) hersteld. Tot den inventaris der kerk behooren: Ga naar margenoot+ Houten hoogaltaar (afb. 48) met sarcofaagvormige tombe, de retabel met twee paar getorste postamentzuilen van Composiete orde, die het altaarstuk | |
[pagina 29]
| |
flankeeren, waarboven, en tusschen engelfiguren, een met een ronde kroonlijst getooid frontispies oprijst met een fraai beeld van Maria op den wereldbol als Uitdeelster der Genade. Veranderde kaarsenbank en tabernakel. Vervaardigd te Venraai in 1695. Twee houten zijaltaren, wier retabel, met twee gekorniste effen Korinthische zuilen, uitloopt in een hoog, met een ronde kroonlijst gedekt frontispies, het eene met een er tegen geplaatst Madonnabeeld, het andere met het beeld van den H. Nicolaas. Vrij rijke, maar nogal grove ornamentatie. De twee eendere retabels XVII B; één altaarstuk is verwijderd; zij heeten reeds in 1684 in de kerk aanwezig te zijn geweest. Preekstoel, waarvan alleen oud zijn de vierkante paneelen van de kuip, metGa naar margenoot+ in halfhoog beeldwerk de borstbeelden van Christus docens en van de Evangelisten; vervaardigd te Kleef in 1684. Het orgelfront bestaat onderaan uit paneelvelden tusschen kolonnetten; hetGa naar margenoot+ pijpenfront is gevat in rechthoekige, met schubmotief versierde omlijstingen, met fraaie uitgesneden kantstukken; de kroonlijst rijst bij den middelsten pijpenbundel hooger op en draagt de grootste van de drie pagodekoepeltjes, die de topversiering van het front uitmaken; de aansluitende galerijleuning is verhoogd met een rij uitgezaagde balusters (afb. 49, XIXb). O.L. Vrouw, reeds genoemd bij het hoogaltaar. Madonna (in het front vanGa naar margenoot+ het linker zijaltaar), hg 62½ (XVId). H. Nicolaas (in het front van het rechter zijaltaar), hg 82 (± 1700). Altaarstuk, voorstellende de onthoofding van den H. Dionysius, die hetGa naar margenoot+ afgeslagen hoofd met beide handen voor zich houdt. Levensgroote figuren, sterk onder Antwerpschen invloed. Omstreeks 1675. Levensgroot borstbeeld der H. Barbara, naar rechts omziende, links achter haar de toren; met een opengeslagen boek waarop: S. Barbara ora pro nobis; zwak, paneel 74 × 61 (XVIIa). Achtarmige bronzen lichtkroon, de baluster onderaan korfvormig, bovenaanGa naar margenoot+ vaasvormig en met vier engelkoppen, de S-vormige armen met weelderige acanthusstengels en bloemkelkvormige vetvangers, hg 95, breed 102 (afb. 51, ± 1700). Stralenmonstrans op ovalen voet, de stam met nodus en ringen, het ovaleGa naar margenoot+ expositorium omgeven door een dichte compositie van acanthusranken, waartusschen, bovenaan de voorstelling van den Vader en van den H. Geest, onderaan van de Madonna; rechts en links figuren van heiligen; het geheel omgeven door korte vlammen; in top een kroon met kruis. Merken: een schildje met drie kruisjes en een hartschild, de getallen 17 en 11 onder een kroontje (waarschijnlijk het jaartal), de letters R R. Hg 62 (afb. 50, XVIIIa). Ciborie, versierd met parellijstjes, laurierbladen en groefjes, op het deksel (thans) een kruis van lichtstralen met doornenkroon. Merken P A T, springend bokje, wapen van v.d. Bergh (Boksmeer?). Hg 37½ (XVIIId). Twee miskelken: 1, met zeslobbigen voet en zwaren nodus met gothische | |
[pagina 30]
| |
traceeringen en noppen; hg 19 (XVIIa); 2, met zeszijdigen voet en stam, de ondercuppa met acanthusversiering, merken als aan de ciborie. (Geschonken in 1796.) Twee eenvoudige H. Oliebusjes, één dubbel, één enkelvoudig; merken als aan den monstrans (XVIIIa). Vijf broedermeesters-staven, de platen met de voorstelling van den H. Dionysius; grof (m XIX). Missaal met zilverbeslag in Lodewijk XV-stijl; het middenplaket op de voorzijde O.L. Vr., dat op de achterzijde den H. Dionysius voorstellende (m XIX?). Ga naar margenoot+ Koperen kandelaars: Gegoten drievoets met torsbaluster; één paar hg 65; twee paar hg ± 40 (XVII); drie gedreven met geprofileerde en met blazen versierde balusterschacht, gemerkt C. Wissman, hg 62 (XVIIId); een paar geheel geprofileerde op vierkanten plintvoet, hg 63 (XVIIId?). Ga naar margenoot+ Een vierpaneels kist, met ruw gesneden loopend rankenornament en het opschrift: a n 1783 no. Een eenvoudige kist zonder paneelen en met ijzerbeslag (XVII?). Ga naar margenoot+ Leunstoel, de rug met vier elegante stijltjes, de zitting bekleed met zeer versleten geciseleerd fluweel (m. XVIII). Drie eenvoudige, bijbehoorende tabourets. Ga naar margenoot+ In den toren hangen twee oude klokken: 1, (afkomstig uit Wel) van 57 middellijn, met het opschrift: Ḣ ihs . s . patronvs . vitvs . anno 1650 . g . c . anna . maria. dna. in. wel . et. r . d. pastor reinervs raets, voorts versierd met een figuurtje van de H. Anna. 2, van 84 middellijn met het opschrift: alexivs petit met syn twee zoone hebben myn gegoten ao 1785, voorts versierd met een fraaien friesband. | |
Het huis Heien.Ga naar margenoot+ P 1930, 180. Buiten 1910, No 47. M 1886/87, 181; 1895, 53, 82; 1903, 85; Limb. Jb. 1906, 154; Kast. v. Ned. I, pl. P 12-15. Ga naar margenoot+ Het kasteel ligt samen met zijn bijgebouwen: stallen, schuren, bedrijfsruimten, op een terrein, waarvan de vroegere grachten grootendeels zijn gedempt of drooggelegd. Met uitzondering van eenige details is al het muurwerk van baksteen. (Afb. XV en XVI, 52 53 54). Het te midden der bijgebouwen gelegen hoofdgebouw bestaat uit twee in winkelhaakvorm aaneengesloten vleugels, de breedere met de hoofdvertrekken, de smallere met in zijn midden den poorttoren. Ga naar margenoot+ De hoofdvleugel met zadeldak tusschen twee topgevels, waarvan één met trappen en één met pinakeltjes op de met afrondingen voorziene sprongen, heeft aan de oostzijde uitbouwen met dwarsdaken, de ééne met een afsluitgevel met ronde en holle zijkanten, de andere met een halsgeveltje. Aan den smalleren en lageren vleugel rijst de vierkante poorttoren met zijn tentdak omhoog tusschen de zadeldaken, die tegen hem aansluiten. De gevels zijn beschadigd en thans (1925) gepleisterd. De vensters zijn alle vergroot; aan | |
[pagina 31]
| |
het front van den toren herkent men onder het pleister nog twee vroegere omblokte kruiskozijnen boven elkaar. Het inwendige is gemoderniseerd, behalve de kelder van den hoofdvleugel,Ga naar margenoot+Afb. XV. Heien. Het Huis Heien. Situatie.
die overkluisd is met acht baksteenen, door gordelbogen gescheiden riblooze kruisgewelven, op drie groefsteenen zuilen met fraaie, ongelijke kapiteelen (afb. XVI en 54) en basementen; de voorkelder heeft twee, door een gordelboog gescheiden kruiswelfvelden. Afb. XVI. Heien. Het Huis Heien.
Het oudste muurwerk, waartoe de kelder behoort, wijst op het eerste deel van deGa naar margenoot+ 16de eeuw. De gevels van het hoofdgebouw dagteekenen van de 16de; het zuidelijke zijtopgeveltje van het eind der 16de, het noordelijke zijtopgeveltje van het eind der 17de. De bijgebouwen, meest licht gebouwd, en met den tijd zeker al meermalen vernieuwd, geven toch samen met het hoofdgebouw een vrij volledig beeld van een ouden landelijken kasteelaanleg. Boven de poortdeur van den voorhof bevindt zich een vierkante steen vanGa naar margenoot+ | |
[pagina 32]
| |
60 cM. breedte met het alliantiewapen ‘Diepenbroick-Vittinghof genannt Schell’ en het jaartal 1706; boven een andere deur hetzelfde wapen met het jaartal 1715. Voorts wordt bewaard: een 2,30 M. lange steenen latei, misschien van een schouw, door drie Ionische Atlanten-pilastertjes verdeeld in twee velden, elk met een ruitvormige renaissance cartouche met wapenschilden, het rechter met drie ringen boven elkaar, het linker met een Andreaskruis, met in elk veld een droogscheerdersschaar (Spanrebroeck?, de oorspronkelijke bewoner?) (XVI). | |
Heukelom.literatuur: M 1897, 64.Ga naar margenoot+ De baksteenen KAPEL (afb. XVII), toegewijd aan den H. Antonius Abt, bestaat (thans nog) uit een rechthoekige ruimte onder zadeldak tusschen twee Afb. XVII. Heukelom. Kapel.
rechtkantige topgevels, met hoeksteunbeeren. De voorgevel loopt boven uit in een, op de portaalmuren rustend, vierkant klokketorentje met houten spits. De rondboogvensters zijn veranderd en omgecement. Aan de oostzijde sluit de achtergevel een zwaren rondboog af, den triomfboog van het vroegere koor, dat zich, naar verluidt, wegens de nog aanwezige fundamenten, 's zomers in het gras afteekent. De kapel, die inwendig 9,90 M. lang en 5,80 M. breed is, heeft een vlakke gestucadoorde zoldering. Van het, uit een oogpunt van kunst, waardeloos gebouwtje kan het oudere muurwerk van de 17de eeuw dagteekenen; het ankerjaartal 1859 aan den voorgevel betreft blijkbaar de verbouwing van gevel en torentje. Ga naar margenoot+ De kapel bezit een houten beeld van den H. Antonius Abt, hg 71 (XVII),Ga naar margenoot+ met bijgemaakten T-staf en varken, een eenvoudigen zilveren miskelk (XVIII),Ga naar margenoot+ een grof koperen wijwateremmertje, waarop 1769 en de initialen P B (Peter Barten), twee paar gegoten koperen drievoetkandelaars, hg 40 (XVII B), en een grof uitgesneden en gegraveerd zilveren Mariafiguurtje, ex-voto, 10 cM. hoog, van omstr. 1700 (?). | |
Op de Kamp.literatuur: M 1893, 45. Limb. Jb. 1922, 88. Ga naar margenoot+ De KAPEL (afb. XVIII, 42 en 43), toegewijd aan den H. Rochus, ligt vrij, is van baksteen opgetrokken, nagenoeg normaal georiënteerd en bestaat uit een vóór rechthoekige ruimte, die aan de oostzijde naar ⅜ grondslag is afgesloten. In het topgeveltje bevindt zich, boven de rondboogdeur, een beeldnisje; de twee venstertjes daarboven verlichten de galerij; de geveltop heeft, | |
[pagina 33]
| |
driehoog, S-vormige vlechtingkanten; op het leien dak verrijst een zeshoekig, open klokkespitsje. De ankers der zoldering vertoonen de letters en cijfers A O 17151, waaruit waarschijnlijk Anno 1715 moet worden verstaan. Afb. XVIII. Op de Kamp. Naar teekening van Alb. L. Oger.
Inwendig heeft de 7,85 M. lange en 4,35 M. breede ruimte een moerbalkzoldering met leemen troggewelfjes. Een smalle houten galerij tegen den westgevel heeft een leuning van staande planken, gekorven en gesneden in lateren Lodewijk XVI-trant. De kapel bevat een van zijn frontispies beroofd houten altaartje (± 1700),Ga naar margenoot+ waarvan de retabel met twee paar gekorniste voluutzuilen te weerszijden met vleugelstukken versierd is; ter plaatse van het altaarstuk staat thans een beeldje van den H. Rochus (hg ± 75, XVII B). | |
[pagina 34]
| |
Voorts bezit de kapel een rood, witgeaderd marmeren wijwatervat (XVII B), en een gladden geprofileerden miskelk op zeslobbigen voet (± 1700). Het klokje van 38 middellijn is versierd met een plaketje, den H. Rochus voorstellend, en draagt het opschrift: s rochus ora pro nobis // mr peter fuchs in collen hatt mich gegossen 1722. Buiten is tegen het koor geplaatst het mergelsteenen front eener laat-gothischeGa naar margenoot+ H. Sacramentsnis (afb. 43), afkomstig van de kerk van Wel, waar zij (M 1907, 74) in 1736 nog stond. Het front bestaat uit twee, de (verdwenen) deur flankeerende stijlen, elk opgeluisterd met een beeldnisje met console en overhuiving; zij dragen op de waterlijst een hooge bekroning met vijf-glopigen ezelsrugboog tusschen pinakels en versierd met hogels en een kruisbloem; in den wimberg prijkt een Madonnabeeldje. Het geheel is zwaar beschadigd. Een halfronde steenen plaat er onder diende vroeger tot standplaats om te preeken. Ga naar margenoot+ Woning E 241, met ankerjaartal 1712. | |
Kanaalmond.Ga naar margenoot+ Gecement open wegkapelletje met het jaartal 1764. | |
Siebengewald.De R.-K. KERK (H. Jozef) bezit: Ga naar margenoot+ Een zilveren, thans als ciborie gebezigden miskelk (afb. 47) met flauw zeslobbigen voet, waarop in vakken: een Kruisbeeld, O.L. Vrouw, en de Evangelisten-symbolen in drijfwerk zijn voorgesteld; de voetrand is voorts versierd met bladwerk, de nodus met wingerdranken, de ondercuppa met rankenslingers, waartusschen drie engeltjes met druiven en korenaren. Dedicatie met het jaartal 1708. Merken: RR, schildje met drie Andreaskruisjes en een hartschild, de cijfers 170(8) onder een kroontje(?). | |
Wel.Ga naar margenoot+ P 1911 passim; kalf K. kerken; M 1888, 87; 1893, 45, 77; 1905, 41; 1907, 73, 74, 75; 1926, 55. De R.-K. KERK is toegewijd aan den H. Vitus (afb. XIX, 56, 57, 59). Het schip met drie beuken, gescheiden door Toskaansche zuilen met gestucadoorde hoofdgestellen en gebogen zolderingen, dagteekent van 1841; de toren van 1868Ga naar voetnoot1). Alleen het éénbeukige koor, overblijfsel eener laatgothische kapel (afb. XIX), wordt hier nader besproken. Dit koor bestaat uit één travee met een ⅝ veelhoek, en heeft aan de Z.O. zijde | |
[pagina 35]
| |
een latere, vierkante sacristie, die kort geleden weer met een bijruimte werd vergroot. Het muurwerk is opgetrokken van 28 c.M. lange baksteenen in staand verbandGa naar margenoot+ aan het koor, van 25,5 cM. lange baksteenen inAfb. XIX. Wel. Koor der H. Vituskerk.
kruisverband aan de sacristie. De steunbeeren zijn eenvoudig, de spitsboogvensters van het kooreinde zijn dichtgemetseld, de andere in segmentboogvensters veranderd. Van de sacristie is het zadeldak afgesloten met een topgeveltje met vlechtingkanten. Inwendig zijn de schalken vervangen door pilasters, en de kruisgewelven door een gestucadoord, zeer vlak tongewelf op een rondgaande geprofileerde kroonlijst. Het koor dagteekent van 1607 (M 1907, 73); de sacristie is van de 17de eeuw. De vloer is belegd met zwart-marmeren tegels, aangevuld met wit-marmeren vierkantjes; nabij de communiebank is daarin opgenomen het opschrift: donné par marie anne bne de weimar chanoinesse de l'illustre chapitre de gerresheim 1842. Tot den inventaris der kerk behooren: Houten hoogaltaar met sarcofaag-tombe, hooge retabel met twee paar KorinthischeGa naar margenoot+ postamentzuilen en, boven het gekorniste en opgebogen hoofdgestel, een frontispies met beeld-nis. Het altaar is samengebouwd met zijpoortjes, die aansluiten bij een hooge lambriseering-betimmering, die, in samenhang met de koorbanken, door Korinthische pilasters in vakken is verdeeld. Altaar en wandbetimmering in rococo-stijl (afb. 59). De rijke, maar tevens eenigszins forsch-pralerige ornamentatie doet de vraag rijzen, of de uitdossing van het koor in zijn geheel en de vleugelstukken van het altaar niet dagteekenen van het tweede kwart der 19de eeuw, en of derhalve de in den vloer medegedeelde schenking, die toch iets belangrijks moet betreffen, niet slechts slaat op den enkelen vloer, maar op de geheele aankleeding van het koor, de communiebank incluis. Twee zijaltaren in 18de-eeuwschen trant (XIXb?).Ga naar margenoot+ Drieledige en uitgezwenkte houten communiebank, de paneelen met vullingenGa naar margenoot+ in forschen Lodewijk XV-trant (XVIIIc). (Thans, minder harmonisch, ten deele tot vóór de koortrede verplaatst). Twee driecellige biechtstoelen met vier Korinthische postamentzuilen enGa naar margenoot+ barokke vlamurnen op de kornissingen (XIXb). Doopvont (wijwaterkom?), platronde zwart marmeren kom op grijsmarmerenGa naar margenoot+ balustervoet. Middellijn 45, hg 1 M. (± 1700). Houten preekstoel, met aan de cylindrische kuip, in ovale lijsten, de bustenGa naar margenoot+ van drie Evangelisten (de vierde voorgesteld op het achterschot); trapje met | |
[pagina 36]
| |
gesneden leuning; hoofdgestelvormig, rond klankbord, bekroond met een vlampot op voluten. Lodewijk XVI (afb. 58, XIX?). Ga naar margenoot+ Kruisbeeld, hg 65 (afb. 60, XVIII). H. Vitus met kerkpoort en palmtak, staande op een leeuw, hg 110 (afb. 61, ± 1600). H. Vitus (in het frontispies van het altaar), in Lodewijk XIV kleedij; hg ± 120 (± 1700). H. Hubertus, als krijgsman en vergezeld van zijn hond, geknield voor de verschijning van het hert; hg 161 (± 1700). H. Antonius Abt, hg 98 (XVII). H. Annatrits, hg 120 (XVII). H. Magdalena (op een biechtstoel), slecht van verhoudingen; hg 89 (XVIII). H. Philippus Nereus (op een biechtstoel), slecht van verhoudingen, hg 91 (XVIII). Ga naar margenoot+ Schilderijen. Aan het hoogaltaar een Opstanding van Christus, late school van Rubens in den trant van Jac. de Wit. Doek ong. 280 × 190, van boven afgerond. In de doopkapel: Doop van Christus, paneel ongev. 70 × 60, zwak (XVId of XVIIa). Ga naar margenoot+ Hangkroontje, zesarmig, de baluster met dubbelen adelaar, hg 43 (XVII). Ga naar margenoot+ Stel van drie kanonborden, in bruine lijsten; gekleurde ornamenten; grof (XVII). Ga naar margenoot+ Stralenmonstrans op gerekt achtzijdigen voet met twee cherubijntjes en wingerdversiering; het ronde expositorium met zijn stralenbundel omgeven door twee groote engelen (Geloof en Hoop), en twee kleine met palmtakken, die den baldakijn ondersteunen, welke God den Vader en de Duif overhuift; onderaan het Lam; op den baldakijn: de pelikaan. Op den stam het alliantiewapen v.d. Bergh-v. Limburg Stirum. Merk: W. Hg 71 (M 1926, 55; XVIIIa)Ga naar voetnoot1). Reliekhouder in stralenmonstransvorm, hg 32½ (XVIII). Miskelk; voet en nodus achtzijdig; parellijstjes en laurierversiering; er op gegraveerd pastor well 1803. Een paar urnvormige ampullen. Merk pat en springend bokje (XVIIId). Wierookvat, met gegrifte en geboorde ornamentatie; Merken TC? en hamer (XIXb?). Eenvoudig scheepje (± 1800). Ga naar margenoot+ Missaalband met te weerzijden rococo hoekstukken en een middenveld, eenerzijds met de Madonna, halflijfs, anderzijds den H. Vitus. Merk P T (Lod. XV-stijl, oud?). Ga naar margenoot+ Rood- en geelkoperen Godslamp, hg (zonder ketting) 70 (XIX A). Ga naar margenoot+ Geelkoperen misboek-lezenaar, Lodewijk-XV, grof, vervaardigd door Arnold Wijers, 1778. Ga naar margenoot+ Rood- en geelkoperen wierookvat met scheepje (XIXb?). Ga naar margenoot+ Vijf paar gedreven, met drievoetpostamenten op omklauwde bollen en versierd met rococopaneeltjes met schelpmotief, de profielen van den stam | |
[pagina 37]
| |
met acanthus en schelpen; gemerkt A W (Arnold Wijers); vier paar hg 72½, één paar hg 75½ (XVIIId). Drie paar alleen geprofileerde, hg resp. 54, 52 en 50 (XVIIId). Twee paar met geprofileerden ronden voet, canneluren-schacht en pinblaker, hg resp. 28 en 31 (XVIIId). Gesmeed ijzeren kaarsenstandaard, met, driehoog, kransen, waarop resp. 15, 10 en 5 blakertjes. Hg 150 (XVII?). In den toren hangen drie klokken: 1, van 75 middellijn en met het opschrift:Ga naar margenoot+ in hon ss trinitatis et bvm dna in well baronissa de liedel pastore ifa van hilst// VIVos VoCo MortVos pLango DVra tonItrVa peLLo //alexivs petit me fecit 1782. Versierd met een ornamentband en een figuurtje van O.L.Vr. 2, van 57 middellijn en met het opschrift: alexivs petit en everardvs petit en alexivs petit ivnior me fecit ao 1785. Boven het opschrift een ornamentband. 3, van 44 middellijn met hetzelfde opschrift als op de vorige, maar waaraan, ingehakt, nog is toegevoegd t i de liedel baronissa de well me dedit. Boven het opschrift een ornamentband. Torenuurwerk: Op een staaf van het raamwerk staat: ian remmen fecit inGa naar margenoot+ well 1704 (M 1888, 37). Groote sacristiekast met hangkasten, ladentafel en kleine kastjes. GemengdGa naar margenoot+ Lod. XV- en Lod. XVI-trant (XVIIId). Driestel van witte zijde met bonte bloemen (XVIII).Ga naar margenoot+ (Lit. M 1893, 77). Op het kerkhof 23 hardsteenen kruisen, het oudste metGa naar margenoot+ het jaartal 1574, het jongste met het jaartal 1748; vele met gefatsoeneerde kruiseinden. Klein kerkhofkruis, waarop staat: hier liggen begraven dif gvdden partien godt trost die syelle.
Wegkapelletje van den H. Antonius van Padua. Zeer eenvoudig baksteenen,Ga naar margenoot+ open kapelletje op ⅝ grondslag en met rechtkantig topgeveltje (XVIII). | |
Het kasteel.literatuur: Ned. Kast. I, 25; Buiten 1910, 88, 100; Limb. Jb. 1906, 155; 1912, 81;Ga naar margenoot+ P 1930, 172; Kast. v. Ned. I. plaat P 1-6. Het tot het kasteel behoorende omgrachte terrein (zie afb. XX) is ongeveer 250 M. breed en 200 M. diep; een tusschengracht verdeelt het in twee deelen, waarvan het zuid-westelijke tot teelt- en moestuin dient; op het noord-oostelijke liggen de kasteelgebouwen, en wel, het voor zich weer omgrachte hoofdgebouw A, dat vóór de poort B door een brug met den voorhof C is verbonden; vooraan het zgn. Jagerhuis D, links achteraan de bouwval O van een toren. Het hoofdgebouw (afb. XXI) bestaat uit vier vleugels om een vierkant binnenpleinGa naar margenoot+ E; de achtervleugel is de breedste, de voorvleugel de smalste; de zijvleugels zijn iets ongelijk; in het midden van den voorvleugel springt de ingangspoort B naar voren. Boven de half ondergrondsche of kelderverdieping en behalve de zolders, | |
[pagina 38]
| |
telt het gebouw deels twee, deels drie verdiepingen, waardoor het vele hulptrapjes en hulpgangen heeft. De hoofdverbindingsgangen liggen aan het binnenplein, links en achter, alwaar de eenvoudige hoofdtrap ligt. De hoofdvertrekken liggen aan de buitenzijden; in den rechtervleugel nemen zij de volle vleugelbreedte in. Afb. XX. Wel. Kasteel. Situatieteekening, naar eene vergrooting van de kadastrale kaart door W. Kater, gewijzigd en get. door W.A. Hemsing.
Ga naar margenoot+ Het muurwerk is uitsluitend van baksteen opgetrokken. De baksteenlengte bedraagt aan den N.W. buitenmuur 27 cM., aan de andere gevels 24½ c.M., de dikte 6½ cM. (afb. 62 63 64). Door de ongelijke breedte der vleugels ligt de nok van den breederen achtervleugel het hoogst, en heeft de voorvleugel slechts een lessenaardak met de goot aan het binnenplein. De aaneengesloten leien daken steken aan de buitenkanten van het gebouw aanmerkelijk over en loozen daar, zonder goten, het hemelwater onmiddellijk in de grachten. De vensters zijn groot en rechthoekig, de meeste met een strek, enkele met een boog overspannen. In het voorfront van het kasteel heeft de rechtervleugel een rechtkantigen topgevel. Het poortfront B heeft een geveltopje met gezwenkte zijkanten, waarin zich een uurwijzerplaat en een klokje bevinden.Ga naar voetnoot1) Het poortgeveltje draagt het ankerjaartal 1637. Op den linker hoek verschaft de zware ronde toren G het aesthetische hoofdaccent, niet alleen met zijn muurwerk, maar vooral met zijn hooge en forsch gefatsoeneerde, deels klokvormige, deels peervormige leien spits. In het metselwerk treft | |
[pagina 39]
| |
Afb. XXI. Wel. Kasteel. Plattegrond. Opgemeten en geteekend door S.J. van Embden en H. Kammer.
| |
[pagina 40]
| |
men nog resten aan van thans door de vensters doorsneden muuroverstekken op spitsboogfriezen, bijzonderlijk aan den N.O. vleugel en aan den ronden toren G. Het metselwerk van dien toren G, dat veel reparatie onderging, schijnt hoofdzakelijk in kopverband, hier en daar in staand verband, te zijn uitgevoerd; misschien bestaat het muurwerk inwendig uit stort- en stampwerk. Ga naar margenoot+ De lokalen der onderverdieping zijn overwelfd met tongewelven, met bij de vensters de noodige steekkappen. De eerste verdieping bevat de voornamere vertrekken, eenige met fraaie schoorsteenboezembekleedingen en marmeren schoorsteenmantels, deels van het laatst der 18de, deels van het begin der 19de eeuw (afb. 67 en 68). De hoektoren, wiens benedenvloer 1,20 M. lager ligt dan de gangvloer van het gebouw, is aldaar inwendig rond, het koepelgewelf is er door diagonaalbogen gevierdeeld (reparatie?; het muurwerk is nl. op die hoogte uitgebuikt), het 3,85 M. hooger liggende vertrek is zeszijdig en met een straalgewelf overkluisd. Ga naar margenoot+ De drie vleugels om den voorhof C hebben twee verdiepingen onder zadeldaken,Afb. XXII. Wel. Kasteel, Toren M, d.S.J.v.E. en H.K.
en bestaan uit woonruimten, bergruimten en stallen; aan den Z.W. vleugel L (afb. 64) ligt een (voorheen open) hal, waarvan het hoofdgestel wordt gedragen door vier hardsteenen Dorische zuilen. AanGa naar margenoot+ den N.O. vleugel ligt een zware ronde toren M (afb. XXII); deze heeft 9,50 M. middellijn, is van 26½ cM. lange, 6 cM. dikke baksteenen opgetrokken in staand verband, en draagt een overstekend klokvormig gebogen leien dak met een gesloten achtzijdigen koepeltop. Het bovendeel van het metselwerk is, op een spitsbogenfries, een halven steen uitgekraagd. In het muurwerk bevindt zich nog een spiegat en een, in een hardsteenblok uitgehouwen, schietspleet. Inwendig is de toren beneden rond en overdekt met een vlak koepelgewelf, daarboven achtzijdig met, langs de wanden acht halfronde schildbogen van een verdwenen straalgewelf; daar weer boven ligt een balkvloer. Ga naar margenoot+ Tegen dien toren sluit de z.g. ‘brouwerij’ N aan, met een rechtkantigen topgevel en waarvan de muren, blijkens achtergebleven strekbogen, vele veranderingen hebben ondergaan.Ga naar margenoot+ De kleine toren K is van 26½ cM. lange, 6½ cM. dikke baksteenen in onregelmatig staand verband gemetseld en draagt een helmvormigen leien spits.Ga naar margenoot+ Het vrijliggende z.g. jagerhuis D (afb. XX en 65) telt behalve den zolder slechts één verdieping. De vóórtopgevel is versierd met muizetandlijsten en aan de zijkanten met kwartcirkel- en S-vormige rondingen; de achtertop is rechtkantig. De voorgevel heeft links een poortdeur en had, blijkens een achtergebleven segmentboog, nog een poortdeur in het midden. Het metselwerk | |
[pagina 41]
| |
bestaat uit 25 cM. lange baksteenen in kruisverband. Overgebleven ankers, een één en twee nullen, hebben misschien behoord tot het jaartal 1600. De ten Westen van het kasteel op den hoek van het terrein liggende, alsGa naar margenoot+ bouwval overgebleven toren O (afb. XXIII) is van baksteen in Vlaamsch verband gemetseld; de middellijn bedraagt 7,90, deAfb. XXIII. Wel. Toren O
muurdikte op terreinhoogte 1,40 M.; de baksteenen zijn 29 cM. lang en bijna 7 cM. dik. De muren bevatten vele nissen met spie- en schietgaten. De bouwval verrijst nog, ongelijk, tot 14½ M. boven den beganen grond. In de overkoepelde benedenruimte bevindt zich een put, en aan diens breeden rand de toegang tot een overwelfden, met aarde bedekten, gekromden, nog ongeveer 7 M. langen tunnel, van 1,20 M. tot 2 M. breedte, die in drie afdeelingen is verdeeld, en met een bocht naar het Noorden loopt. Het van boogfriezen voorziene muurwerk, dat men aantreftGa naar margenoot+ aan den ronden hoektoren, aan het voorfront en aan den buitenmuur van den rechter vleugel behoort tot de oudste deelen van het bouwwerk, en kan onderaan van de 15de eeuw, hooger ten deele van de 16de eeuw dagteekenen; het metselwerk van den buitenmuur van den linker vleugel is op zijn minst van de 16de eeuw. In de 17de eeuw hadden er groote veranderingen plaats. Zoo werd de achtervleugel aan de buitenzijde, volgens een gedenksteen, in 1625 ongeveer 2 M. naar buiten verbreed (zie afb. XXI, a b c d). De binnenhof veranderde in een binnenpleintje, toen, waarschijnlijk in 1625 of niet lang daarna, de achtervleugel en de linker vleugel aan het binnenplein voorzien werden van gangen (afb. XXI, ef en fg), met het doel de vertrekken, die eerst het een door het andere toegankelijk waren, op iedere verdieping door een gemeenschappelijken corridor meer onafhankelijk met elkaar in verbinding te brengen. De genoemde veranderingen blijken niet alleen uit de, in de onderverdieping aan de N.W. zijde zichtbare draagbogen en op de bovenverdiepingen uit smalle pijlers, die zich in eenige vertrekken op genoemden afstand van den voormuur bevinden, maar het overtuigendst op de zolders uit de oude kapspanten, die, sommige zelfs nog met overblijfselen van de vroegere dakbedekking, zijn behouden, en die door toevoeging van stempels en schoren de noodige verbreeding erlangden, zoo naar de buitenzijde van het kasteel als naar de zijden van het binnenplein. Hier en daar teekenen zich die toevoegingen ook aan het buitenmuurwerk af. Aan het binnenplein E (afb. 66), waar de muren geheel nieuw werden opgetrokken, spreken de veranderingen uit de eenigszins gedwongen eenheid der gevels, die onvolkomen met de inwendige verdeeling strookt. Waarschijnlijk werd ook omstreeks het midden der 17de eeuw het metselwerk van den ronden hoektoren G verhoogd toen deze zijn gefatsoeneerde spits verkreeg. Ook de helmen van de torens aan den voorhof dagteekenen van dien tijd. Met uitzondering van die oudere torens en eenig aansluitend muurwerk der zgn. brouwerij, die nog van het eind der 15de eeuw kunnen dagteekenen, is de voorhof van de 17de eeuw, met latere toevoegingen. | |
[pagina 42]
| |
Tusschen den geïsoleerden toren O op den hoek van het kasteelterrein en het 45 M. daarvan verwijderde kasteel zelf is, zonder onderzoek in den bodem, moeilijk verband te brengen. Deze toren, die, te oordeelen naar den put, misschien een belfried was, kan van de 14de eeuw dagteekenen, eer van de 15de. Ga naar margenoot+ De bij het kasteel behoorende kapel van de H. Barbara (afb. XX P; ± 1700) ligt buiten nabij de omgrachting. Zij is gebouwd van baksteen, naar ⅜ gesloten, 3,50 M. breed, 6 M. diep. Het topgeveltje heeft gezwenkte zijkanten, een rechthoekig deurtje, waarboven twee segmentboogvenstertjes ter verlichting eener achtergalerij met uitgezaagde balusters; te weerszijden bevindt zich een rondboogvenstertje. Op het leien dak verrijst een zeszijdig open helm- en knobbelspitsje met ijzeren kruis. Ga naar margenoot+ De kapel bevat: Een altaartje met uitgezaagde en geschilderde Korinthische retabel. Een beeldje van de H. Barbara, hg 140 (XVII B). Een houten H. Sacramentstroontje, besloten tusschen voluten en twee engelen, die de kroon ondersteunen (± 1700); voorts twee daarbij behoorende houten bloemenvaasjes. Ga naar margenoot+ E 39, huis met twee gezwenkte zijtopgevels (± 1700). E 60, huisdeur met koperen klopper, deurknop en sleutelplaat (XVIII). | |
Wellerlooi.De R.-K. KERK (H. Katharina) bezit: Ga naar margenoot+ Een zilveren, gothischen miskelk met zeslobbigen hollen voet, de zware nodus versierd met traceeringen en zes vierkante noppen met rozetjes; de voet, waarop een Maltezer kruis is gegraveerd, draagt (gehecht) de blazoenen-Van Limburg Stirum-von Reichenstein (afb. 55, XVII A). (M 1922, 80).Ga naar margenoot+ Twee paar rood- en geelkoperen geprofileerde kandelaars met pinblakers, hg resp. 59 en 53 en een paar geelkoperen (XVIIId en XIXa) hg 29,5.Ga naar margenoot+ In den dakruiter hangt een klokje (M 1909, 5) met het opschrift: Anno 1650 s. catarina ora pro nobis tilmanus mom praetor casparus herman. Het is versierd met een loofrankje en een borstbeeldje van de H. Katharina.
Ga naar margenoot+ Het eenvoudige thans gecemente wegkapelletje van de H. Anna (XVIII) bevat, achter een hekje met kruisstaven, een op hout geschilderde: Visitatie? |
|