De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 213]
| |
CCCCLXXXI. Hoe de zaag is ontstaanaant.Toen Jozef te Nazareth nog timmerman was, kwam de duivel hem dikwijls plagen, maar altijd te vergeefs. Eens, toen de hellebaas weer in de werkplaats van Jozef was geraakt, vond hij er de zaag op de werkbank liggen. De sneden van de zagen waren in dien tijd nog effen lijk diegene van een mes, zoodat het niet gemakkelijk viel er mede te werken. De duivel nam de zaag en beet er met de tanden stukken uit, zoodat er nu bekken in 't lemmer stonden. Jozef, wanneer hij weer zagen moest, bezag zijn werktuig en zei: - Weeral 't werk van den duivel! Gelaten ging hij daarop aan gang. Maar zie, de zaag ging beter door het hout dan vroeger en Jozef was blij te zien, dat het werk van den duivel hem baat had gebracht. De duivel liet het niet daarbij. Hij kwam terug en trok de tanden open, nu links, dan rechts. - Dat hij nu maar probeere, zei hij. En Jozef probeerde den volgenden dag. En het zagen ging nu nog beter! De opengetrokken tanden groefden beter door en 't lemmer zat nooit meer in 't hout geklemd. |
|