De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 197]
| |
CCCCLXV. Hoe de zeeen en stroomen zijn ontstaanaant.Toen God de aarde schiep was de duivel er met zijn bijltje bij. Het toeval wilde nu dat deze laatste den versch gekneden aardbol enkele minuten moest vasthouden, eer God hem te drogen hing. En wat deed de duivel toen? Zóó zette hij zijn handen nu hier en dan weer daar in de weeke aarde, den aardbol altijd-aan maar draaiend. En waar hij met zijn klawieren geen diepten kon maken, krabde hij er diepe grebbels in. Die diepten werden zeeën, die grebbels stroomen en rivieren. Ja, de duivel had niets dan zeeën op den aardbol gewild om er 't leven onmogelijk te maken. Maar dat nu heeft hij niet gekund. |
|