De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 170]
| |
CCCCXXXVIII. Waarom de hagewinde het onze lieve vrouwe glazeken heet (Convolvulus sepium)aant.Daar was een keer een voerman, en zijn wagen, die zwaar met wijn geladen was, zat diep in het slijk van een slechten eerdeweg versteld, en nutteloos zweepte hij zijn peerden om uit den modderpoel te geraken. Alle moeite was verloren; voerman en peerden zweetten onder den last en de wagen bleef even diep verzonken. Maar Onze Lieve Vrouw kwam daar van passe voorbij gegaan, en den nood van den armen voerman ziende, had zij er pijne mede en zij sprak tot hem: - 'k Ben moede en afgemat van gaan en ik lijde van den dorst; geeft mij wat wijn te drinken en terstond zoo maak ik uwen wagen los. - Zeer geern, Lieve Vrouwe, antwoordde de voerman, maar 'k en hebbe geen glas om er den wijn in te doen. Onze Vrouwe en gaf daarop geen antwoord, zij keerde heur om en trok uit de hage een wit met rood gestriept blommeken af, dat nog al wel op een glazeken geleek, gaf het aan den voerman en zei: - Schink mij uwen wijn daarin. De blijde man goot het wit blommeken boordekens vol en gaf het met eerbied aan Onze Lieve Vrouwe. - God zegent U, zei hij, lieve Vrouwe; en Onze Lieve Vrouwe ledigde het blommeken, en op den zelfsten oogenblik stond de wagen vrij en de voerman reisde voort. |
|