De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 81]
| |
CCCLXVI. Waarom de kwikstaart met den staart kwikkeltaant.Eens moest de kwikstaart naar een trouwfeest. 't Was bij rijke lieden en hij moest schoon zijn. De kwikstaart, die altijd van ‘paretteeren’ gehouden heeft, vond zijn eigen niet schoon genoeg. Wat deed hij toen? Hij ging naar het koninksken en vroeg aan het arme vogeltje of het zijn staart wilde leenen, tot 's anderen daags 's morgens, langer niet. Het koninksken deed zulks, maar 's anderen daags liet de kwikstaart zich niet zien en nooit liet hij van zich nog iets of wat hooren. En als hij nu 't koninksken van verre ziet aankomen, is hij weg, langs hier of langs daar. Ziet hem maar eens na, hij keert zich altijd naar links of naar rechts, naar voor of naar achter, loerend alom en overal, om maar niet onverwacht het koninksken op 't lijf te loopen. En altijdaan kwikkelt hij daarbij met den staart, om te zien of hij hem nog heeft. |
|