De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
CCCXL. Waarom de ezel lange ooren heeftaant.Ons Heer had namen gegeven aan al de beesten die hij geschapen had. Op een vastgestelden dag moesten ze allemaal eens weerkeeren, om hem te laten hooren dat ze hun naam onthouden hadden. Ons Heer wreef zich reeds vergenoegd in de handen, want al de beesten, die voor hem verschenen waren, kenden hun namen nog. Slechts enkele stonden er nog te wachten. Toen verscheen er een beest en 't zei dat het zijn naam niet meer wist. Zulks ontstemde Ons Heer. - Gij, zei hij, zijt wel een goed beest; dat weet ik door den aard en het hart dat ik u geschonken heb. Slim echter zijt gij niet. Daarvan brengt gij mij het bewijs. Welnu, ezel heet gij en ezel zult gij blijven heeten. En, terwijl hij die woorden sprak, nam Ons Heer de twee ooren van den ezel in zijn handen. En zie, meteen werden ze wel eens zoo lang. |
|