De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 34]
| |
CCCXXIV. Waarom de os zoo langzaam gaataant.In den tijd dat de beesten spraken was de os even vlug en vurig als het paard. Maar 't begon hem te verdrieten, dat hij dag voor dag ingespannen werd en van den morgen tot den avond zware lasten moest voort trekken. Hij ging op zekeren dag Onzen Lieven Heer vinden en vroeg hem heel brutaal of dat levent je van slaven en wroeten voor hem nog lang zou voortduren. Ons Heer was slechtgezind om de vraag, die hem zoo brutaal gesteld werd. - Eeuwig en altijd zal het duren, antwoordde hij en zette zijn werk voort. - Dan weet ik wat er mij te doen staat, zei de os en hij trok terug naar de aarde. Sindsdien spoedt de os zich niet meer. Men mag er met de zweep opzitten of niet, 't is altijd met eenzelfden welgemeten stap dat hij voorwaarts gaat, niet trager, niet zeerder, een stap van: kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen. |
|