De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 142]
| |
CCXXXVIII. De herkomst van de vlag.aant.Jezus maakte zijn intrede te Jerusalem. 't Volk kwam van heinde en ver toegestroomd. Men lag er alom door de vensters te kijken; men was er op de daken gekropen en met heelder trossen en troppels hingen de menschen in de boomen. Jezus keek te allen kant. Het deed hem genoegen te zien dat de menschen van hem hielden. Maar daar opeens verschrok hij. Hij zag daar een broekvent in een boomkruin zitten. Heel hoog zat hij er op het uiterste punt van een tak. Hij ging het evenwicht verliezen en naar beneden tuimelen, te midden van de menschen. Jezus drong door 't volk en kon nog even den vallenden dreumes in zijn armen vatten en hem van den dood redden. En wat zagen de menschen toen daarboven in den boom? Een stukje wit lijnwaad was er aan den tak blijven hangen, juist daar waar de dreumes een oogenblik te voren nog te kijken zat. 't Was een lapje van zijn hemdeken en dat bleef er waaien en wapperen op den wind. En iedereen aan 't lachen! Dat lapje hing er feestelijk weg en weer te zwieren! De menschen hebben dat sindsdien, bij alle groote aangelegenheden, nagedaan, door het uitsteken van de vlag. |
|