De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 84]
| |
CCXIX. De zeemeermin van Schouwen.aant.De visschers van Schouwen waren eens ter vangst gegaan en hadden in hun netten een jonge zeemeermin bovengehaald. En hoe lief die zeemeermin ook vroeg terug in zee geworpen te worden, de schippers wilden niet. Erger nog, ze lootten onder elkaar om te weten aan wien van de jongmans ze als wettelijke vrouw zou toebehooren. De visscher wien 't lot bevoordeeld had, nam haar mee naar zijn woning en leerde haar spinnen en het huishouden doen. Enkele weken later kwam de zeemeerman, die de echtgenoot was van de schoone zeemeermin en die haar verblijf had ontdekt, weg en weer voor 't dorp Schouwen gezwommen en hij riep altijd maar: Schouwen, Schouwen,
Geef weer mijn schoone vrouwe.
Maar de visschers van Schouwen lachten er om. Ze waren te fier op hunnen buit om hem weer te geven. En de volgende dagen kwamen er heelder benden zeemeermannen en zeemeerminnen voor het dorp wegen weergezwommen en ze zongen in koor: Schouwen, Schouwen.
't Zal u berouwen.
En dat duurde zoo acht en twintig dagen aan een stuk. Den acht en twintigsten dag brak er een geweldig onweer los. De zee sloeg haar golven tot aan den hemelen Schouwen verzonk, terwijl de zeemeermannen en de zeemeerminnen aldoor zongen: Schouwen, Schouwen gaat vergaan.
't Water zal tot boven den toren staan!
|
|