Verzen(1894)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] [o, Zaalge hoop, laat thans mijn liefdezangen] o, Zaalge hoop, laat thans mijn liefdezangen verruischen in den blonden morgenstond; mijn hart stijgt in het weemlend licht-verlangen en balsmend heelt het mijn gewonden mond. Mijn oogen zacht de melodieën weenen der uchtendschoonheid, die ik juichend tracht, in onvergangbre rythmen, te vereenen met 't vreugdvol Heil, mij met dees nacht gebracht. - Die nachtdroom is nu weg. Met lichte kring, hangt hij, in 't nevelzweven, stil te beven gelijk een immer-zoete mijmering. Gaat heên ook Hoop, gij die om 't hart mij hing toen ik het lied der Schepping zong, gedreven door 't laatste Algoede van mijn jeugdig leven. Vorige Volgende