Verzen(1894)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] [En toch 't is alles schoon: die schemering] En toch 't is alles schoon: die schemering, waarin de bleeke sterren stil verblauwen, het morgenlicht, dat door 't geboomt' verdwaalt, de koele dauw, die aan elk blad verging, verblinkend met zijn glazen' heldre schaûw, waar ook 't rood-licht zijn weelde reeds verstraalt. En ach! mijn God, 'k weet niet waarom geluiden van witte Heerlijkheid, om mijne ziel, hun bleeken, opgeblauwden Gloor verzweven en waarom 't schoon Geluk, dat in mij luidde, op dezen zoeten morgen, stil verviel in treurnis, die me in 't enge hart blijft leven. Vorige Volgende