Verzen(1894)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] [Een schoonheid blijft toch die mij toebehoort] Een schoonheid blijft toch die mij toebehoort, in 't ziltge lommer mijner moeê droomen, want: Ik was Mensch en 'k trachtte, in zalig schromen, mijn leven 't heffen tot uw Godenwoord. o, In den wijdschen kring van mijn gedachten, een wereld rijst uit 't God-zijn opgebloeid, door heilge majesteit van frissche krachten, die puur mijn stille leven ommegroeit. Steeds deed de onmacht mijn liedren wedergalmen op 't ongeloof, dat om deze aarde groeit en wiens Triomf mijn zuivren mond verschroeit; En nu, wijl godsgewijde schoonheidspsalmen ruischen, stijgt, eeuwge luister in mijn rouw, mijn Schoonheid steeds - dit trotschgewild gebouw. - Vorige Volgende