Verzen(1894)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] [Hoewel gij mij zoo rein scheent, in uw pracht] Hoewel gij mij zoo rein scheent, in uw pracht van zwart-bruine oogen en van blonde haren, waarin 'k met heilge liefde en smachtend staren mijn arrem leven uit te snikken dacht, heb 'k nooit gezegd hoezeer ik u beminde, dan eens op 't laatst, toen, 't hart, in zijn verdriet, toch zag dat 't slechts zijn Heil zou kunnen vinden in 't lieve ruischen van een zalig lied. En nu uw liefde week en werd vergeten door mij, voor wie gij in herinnering slechts leven kunt, nu voel ik 't hart mij breken, want immer blijft me een droeve mijmering zoo huivrig om het koude voorhoofd hangen... en wêer lijk eertijds kust gij mij de wangen. Vorige Volgende