Van Antwerpen naar Stanley-Pool
(1899)–Pieter de Mey– Auteursrecht onbekend
[pagina 226]
| |
IX.
| |
[pagina 227]
| |
är enkeltGa naar voetnoot(1) en 't maakte een blijvenden indruk op al de aanwezigen. De veranda der mess was versierd en verlicht. In de vallende duisternis naderden de gasten, de dames in sierlijke toiletten, generaal Daelman, kolonel Thys, de officieren en vertegenwoordigers der mogendheden in uniform, de gouverneur en de overige gasten in feestkleedij. Een oogenblik van plechtige stilte. Het uur was daar, waarop een reuzenstrijd van tien jaren zijne officieele bekroning zou erlangen, en dezelfde trilling van diepe ontroering, die wij reeds te Boma hadden gevoeld, maakte zich van al de aanwezigen meester. Kolonel Thys trad naar voren in den schijn der lamp, op eene eenvoudige tafel in 't midden der veranda neergezet. Met vaste stem, in diepgevoelde woorden dankte hij in naam van 't bestuur des ijzerenwegs den Koning Soeverein en de regeering van Congo, voor de welwillendheid, die zij steeds tegenover deze grootsche onderneming hadden aan den dag gelegd; hij dankte het personeel van den spoorweg en bijzonderlijk de ingenieurs Espanet en Goffin, voor al de zelfopoffering en krachtdadigheid, die zij zonder onderbreking hebben aan den dag gelegd, en verzocht ten slotte den gouverneur, in naam des Konings den spoorweg van Matadi naar Stanley-Pool, definitief geopend te willen verklaren. De heer Fuchs, dd. gouverneur van Congo, voldeed aan dit verzoek en wierp in eene redevoering, zoo keurig van vorm als verheven van inhoud, een blik op de geschiedenis van dit groote beschavingswerk. Hij bracht hulde aan kolonel Thys, die er de ziel van was, hulde aan den wakkeren majoor Cam- | |
[pagina 228]
| |
bier, die de studiën bestuurd heeft, hulde aan al degenen die met zooveel iever hebben gearbeid aan de lijn, die Afrika open stelt voor de christene beschaving. Hare voltrekking, zegde hij, is een beslissende vooruitgang voor het koninklijk werk en opent een breed veld voor allen arbeid: handel, geloofsverkondiging, nijverheid. Met het grootste vertrouwen in de toekomst, verklaarde hij, in naam des Konings, de lijn van Matadi naar Stanley-Pool open voor het verkeer. Graaf d'Ursel voerde daarna het woord in naam der Belgische regeering, wier voldoening hij uitdrukte over het voltrekken van den spoorweg, die zal toelaten het werk van den Koning-Soeverein geheel te ontwikkelen. Met fierheid mag België dit werk beschouwen, want het aandeel, door het land en het gouvernement er in genomen, was groot. Dit laatste was overtuigd - en deze overtuiging is reeds bevestigd door feiten - dat de voltrekking van den ijzerenweg in de streek der watervallen het teeken zou zijn tot eene groote economische ontwikkeling, waarin aan ons land het grootste mogelijk aandeel moest behouden blijven. Vooral was het noodig dat België in staat wierd gesteld met volmaakte kennis van zaken uitspraak te doen over de gevolgen van de testamentaire gift des Konings. Zijne inzichten getrouw blijvend, zal het gouvernement niets nalaten, opdat de natie zonder drift, kalm en beredeneerd de elementen vereenige, die haar de definitieve beslissing zullen voorschrijven, wanneer het uur zal gekomen zijn om deze te nemen. Het werk des Konings op den Afrikaanschen bodem zal groeien en bloeien, men mag het voortaan | |
[pagina 229]
| |
bevestigen, zonder vrees van zich te bedriegen. Maar zoo het groeit en bloeit, zal het grootendeels zijn, dank aan den aanleg van den spoorweg der watervallen, en grootendeels aan u, mijn beste kolonel! Daarop bracht graaf d'Ursel eene warme hulde aan kolonel Thys en noemde hem ‘een der dapperste meewerkers van onzen welbeminden Koning Z.M. Leopold II, Soeverein van den Onafhankelijken Congostaat.’ Baron Danckelmann, afgevaardigde van het Duitsche keizerrijk, die zestien jaar geleden deelmaakte van het Comiteit van Opper-Congo, nam daarna het woord om degenen te herdenken, die gevallen zijn op het veld van eer, slachtoffers van den strijd tegen barbaarschheid en gevaren, en om hulde te brengen aan den moed en krachtdadigheid van allen die meewerkten om deze grootsche onderneming tot stand te brengen. Gij hebt, zegde hij, aan de naties, die koloniale politiek voeren, getoond wat een geest van onderneming en eene koloniale werkzaamheid, die zich door niets laten achteruitslaan, vermogen. Gij hebt ze eene groote les gegeven en een schoon voorbeeld om na te volgen. Bij dergelijk werk kan ik enkel mijne bewondering uitdrukken en u zeggen hoe fier ik ben belast te zijn, in dit plechtig oogenblik, het moedig bestuur van den Congospoorweg de oprechte gelukwenschen te brengen van het keizerlijk gouvernement van Duitschland. Moge de lijn, die gij thans inhuldigt, bijdragen tot het groote werk der beschaving van Afrika, tot het behoud en de ontwikkeling van steeds inniger en hartelijker betrekkingen tusschen den Congostaat | |
[pagina 230]
| |
en de naburige Staten, en vooral met de Duitsche Oost-Afrikaansche bezittingen en Kameroen!
En nu maakte de plechtige ernst plaats voor eene feestelijker stemming en de aanwezige honderdzestig blanken schaarden zich rond den disch, om met een Europeesch feestmaal de inhuldiging van den spoorweg te besluiten. De plaats op de veranda werd nu ingenomen door het muziekkorps van jonge negers der missie van Boma, dat onder de kundige leiding van een der Broeders, op voortreffelijke wijze, muziekstukken uitvoerde. Afrika en Europa werkten dus reeds broederlijk samen. Een feestmaal zonder heildronken is een onding. Men volgde dus het aloude gebruik en M. Fuchs dronk aan den Koning-Soeverein, waarop de jonge negers de Brabançonne uitvoerden. De ontroering en de geestdrift, die hierop losbraken, zijn niet te beschrijven; die kan men slechts volkomen begrijpen, wanneer men, zoo verre van huis, dergelijke betooging heeft bijgewoond. Generaal Daelman, de vertegenwoordiger van Z.M., dankte voor die hartelijke betooging en beloofde die vaderlandslievende gevoelens aan den Koning over te brengen. Deze dag, ging hij voort, zal een der merkwaardigste zijn in de geschiedenis van Midden-Afrika. Hij bezegelt om zoo te zeggen de inbezitneming door de beschaving van het geheimzinnige vasteland, waarvan de Koning nu 20 jaar geleden zegde, dat het de eenige streek van den aardbol was, waar zij nog niet is doorgedrongen. Na eenige beschouwingen over het groote, thans voltrokken werk, wenschte hij in naam des Konings | |
[pagina 231]
| |
allen voorspoed aan de lijn en begroette den dageraad van een nieuw tijdperk, dat zich voor Afrika opent. Toen stond kolonel Thys recht en met zijn gekend redenaarstalent sprak hij voor de vuist eene schitterende redevoering uit. Hij zegde: Overmorgen zullen de treinen, die u naar Stanley-Pool brachten, u terugvoeren naar Matadi; de volgende dag zal niet verloopen zijn, of wij zullen den oneindigen horizont der zee hebben teruggezien. Welke zal, voor ieder van ons, gedurende deze weinige dagen op Afrikaanschen grond doorgebracht, de voornaamste ontroering zijn; welke zal de herinnering zijn, die het diepst in geest en hart zal gegrift blijven? Zal het de herinnering zijn aan dien Belgischen generaal, die op het schiereiland van Banana, alleen, in godvruchtigen pelgrimstocht een kruis ging neerleggen op het graf van eenen zoon, in den dienst van het land gevallen? Zal het de aanblik zijn van den statigen Congo, kronkelend langs de groenende vlakten nabij zijne monding, zoo breed en grootsch, dat hij bijna een indruk van het oneindige weergeeft? Zal het de ontroering zijn bij de ontscheping te Boma en de wapenschouwing, door den afgevaardigde des Konings over het kleine zwarte leger van den Staat; de godsdienstige ingetogenheid bij het Te Deum, gezongen in 't bijzijn der vertegenwoordigers van bijna al de mogendheden van Europa, ter gelegenheid der 13e verjaring van de stichting van den Staat, gevolgd door den onberispelijken optocht der zwarte troepen, op 't geluid der trompetten? Zal het 't schouwspel zijn, dienzelfden avond, van | |
[pagina 232]
| |
Matadi, schitterend verlicht, die stad, nauwelijks uit den grond opgerezen, of liever uit de rots en van nu af aangewezen als eene der groote stapelplaatsen van de wereld; het treffend schouwspel van die menigte zwarte werklie, die met vroolijk gezang de voltrekking van het groote werk vierden, en aldus de beschaving verheerlijkten, door werk en vooruitgang bekomen? Zal het de herinnering zijn, te Toemba, aan het Afrika van gisteren, barbaarsch ruw en arm, dat eerbiedig het Afrika van morgen komt begroeten? Zal het de indruk zijn, die de groote werken der lijn ongetwijfeld op u allen gemaakt hebben, de herinnering aan de overwonnen moeilijkheden, de vooruitgang van nu af vastgesteld? Zal het de verbazing zijn, die gij hebt moeten ondervinden, toen gij te Leopoldville eene wordende stad vondt, in 't leven geroepen door het initiatief uwer landgenooten? Zal het uw bezoek zijn te Brazzaville, de herinnering aan het feest van dezen avond, waar men, in dit geheimzinnige Afrika, het purper van den prelaat ziet naast de blanke schouders der vrouwen en de geborduurde kleeren der diplomaten en vertegenwoordigers der mogendheden? Ongetwijfeld zal ieder van u zich in den keus dezer ontroering laten geleiden door zijn karakter en zijn gevoelen. Wat mij betreft, mijn keus is gedaan: de overheerschende ontroering dezer reis, is de overtuiging van de steeds grooter en machtiger wordende europeesche bezetting. Reeds vroeger had zulks mij getroffen, vandaag is het doorslaande. Geen twijfel meer: Afrika is voor de beschaving gewonnen! Gij hebt het gezien, evenals ik, bij uwe aankomst te Boma, niet alleen aan het volbrachte | |
[pagina 233]
| |
werk, maar ook aan de zorg voor de toekomst, die zich verraadt door de opvoeding, aan de kinderen gegeven. Uwe overtuiging is versterkt te Matadi, tegenover de onverhoopte ontwikkeling van handel en inrichtingen van allen aard; zij heeft zich bevestigd tijdens de reis op den spoorweg, die wel degelijk aan zijn doel beantwoordt, een verbindingsteeken is tusschen barbaarschheid en beschaving, een reusachtig werk, met eene wereld aan elk zijner uiteinden! Mijne overtuiging werd nog versterkt door het zien der inrichtingen aan de Pool en als in een droom heb ik het tijdperk gezien, binnen eenige jaren, dat zijne oevers met kaaien zullen bedekt zijn, als in de groote steden van Amerika, ontstaan door samenwerking van handel en nijverheid. Dat alles heeft in mij de overtuiging doen ontstaan, dat hier een reusachtig werk volbracht werd en het niet lang meer zal duren, eer men de Nieuwe wereld van Afrika zal begroeten. De opvatting des Konings, de uitvoering er van, zullen de geschiedenis van het einde dezer eeuw beheerschen. Opdat zulke groote dingen verwezenlijkt worden, is een sterk bestuur noodig. 't Zal eene der grootste verdiensten zijn van den Koning, met volmaakte takt de mannen te hebben gekozen, die er toe noodig waren. M. de gouverneur, gij zijt op de hoogte uwer voorgangers. (Langdurige toej.) Deze toejuichingen bewijzen dat mijne toehoorders het met mij eens zijn. Die loftuigingen in mijnen mond zijn niet de gewone officieele loftuigingen, maar zij zijn de uitdrukking mijner overtuiging. 't Is onder den indruk van dit gevoelen dat ik mijn glas te uwer eer ophef. | |
[pagina 234]
| |
Mevrouwen en Mijnheeren, op de gezondheid van den algemeenen gouverneur van den Congostaat! Eene langdurige ovatie begroette deze woorden en 't was met diepe ontroering dat de heer Fuchs den schitterenden redenaar dankte en eenen heildronk instelde aan hem en aan geheel het personeel, dat deze zegepraal der moderne nijverheid bevochten heeft. Graaf d'Ursel dankte ten slotte de vertegenwoordigers der bevriende naties, voor de toejuichingen waarmee zij den heildronk aan den Koning hadden begroet en dronk in den naam van ons land aan den voorspoed van het hunne alsook aan de ontwikkeling der wereld in den weg van arbeid en vooruitgang. Ridder Mauriq von Sarnfeld dronk in vleiende bewoordingen aan de Pers, waarop de heer Tardieu geestig antwoordde met eenen heildronk aan den invloed der vrouw op de Afrikaansche beschaving.
Hoort, in de verte weerklint trompetgeschal en op straat, vóór de feestzaal, ontstaat groote beweging. 't Is een fakkeltocht van negers, die insgelijks de inhuldiging vieren. Spoedig verlaten alle dischgenooten de tafel om dat eigenaardig schouwspel te gaan zien. Daar kwam de fantastisch verlichte en zinnebeeldig opgevatte stoet aangestapt. Voorop twee negers, met een aan twee stokken bevestigden witlinnen band, met het jaartal 1888 in groote zwarte cijfers. Daar achter volgde een negeropperhoofd, in nationaal costuum, gezeten op eene draagbaar, gedragen door slaven. Hij verbeeldde den toestand in 1888. Eene tweede groep, insgelijks voorafgegaan door eene banderol, maar met het jaartal 1898, stelde een neger voor in moderne Europeesche kleederdracht, 't geen den vooruitgang verbeeldde in de laatste | |
[pagina 235]
| |
tien jaren door de beschaving in Afrika gedaan. Beide groepen waren omringd door talrijke negers met brandende fakkels. Men kan deze voorstelling wat overdreven vinden, en dat was zij inderdaad wat den neger zelf betreft, maar toegepast op Beneden-Congo is zij volkomen juist. Het schouwspel was zeer eigenaardig en de negers hadden er dol veel plezier in. En nu naar de oevers van den Congo, waar een prachtig vuurwerk werd afgestoken, 't welk voorzeker op die plaats een buitengewoon schouwspel mag genoemd worden.
Doodelijk vermoeid na een zoo drukken dag was ik reeds vóór het einde van het vuurwerk langs de zandige hellingen van Leopoldville naar de statie gewandeld, want wij moesten terug naar Kinshasa, om er te vernachten en den volgenden morgen terug naar Toemba te reizen. Op zeker oogenblik, ik had den gebaanden weg verlaten, bevond ik mij gansch alleen in de hooge grasvelden, terwijl de laatste slingers van het vuurwerk de donkere lucht doorkliefden en een valen .schijn wierpen over het tropische landschap. 't Was als een beeld van het werk der blanken in Afrika: hier de wildernis, de donkere eenzaamheid en wat verder aan den oever van den stroom, het rijzende, schitterende licht. De afstand was kort, maar het verschil overgroot. Rond elf ure vertrok de eerste trein naar Kinshasa, waar wij een half uur later aanlandden. De S.A.B. lag in de diepste rust gedompeld, maar de groote dreef was afgezet met eene dubbele rij bronzen beelden, werklie van de factorij, die brandende fak- | |
[pagina 236]
| |
kels in de hand hielden om de aankomende reizigers voor te lichten. Vol verlangen naar rust spoedde ik mij echter voort naar onze woning.... O noodlot! daar stond ik voor de deur. Mijn huisgenoot, de heer Mauriq von Sarnfeld, die nog te Leopoldville was, had den sleutel, daar hij in den namiddag later vertrokken was dan ik!... Ik moest dus wachten op zijne komst; er zat niets anders op. Om den tijd te verdrijven begaf ik mij naar den oever van de Stanley-Pool, waar ik mij aan den voet van een baobab neerzette. De uitgestrekte plas lag daar stil en geheimzinnig onder het schemerend licht der achter de wolken verrijzende maan. In de verte pinkten de lichtjes van Brazzaville. Niets stoorde de rust in de slapende natuur, dan af en toe een gerucht in het water, denkelijk krokodillen, want de nijlpaarden komen hier zelden. Terwijl ik mijne blikken liet dwalen over de grijze vlakte, gevlekt door donkere eilandjes, voelde ik mijn gemoed door diepe treurnis overweldigd. Dáár, achter dat eiland, is de weg naar Opper-Congo, dat wij zoo gaarne hadden bezocht.... Achter die groene muren, die heel in de verte Stanley-Pool afsluiten, ligt de toekomst van deze kolonie, het geheimzinnige bosch van den evenaar, dat eene zonderlinge aantrekkingskracht uitoefent op al degenen, die ooit den voet zetten op Congoleesch gebied. Hier, in Beneden-Congo, hebben wij veel schoons, veel belangwekkends gezien, tot stand gebracht door onze landgenooten, met weergalooze werkkracht en snelheid. Wij doortrokken het land in eenige dagen, en alhoewel wij meestal slechts vluchtig konden zien - | |
[pagina 237]
| |
jammer genoeg - was zulks toch voldoende om ons te overtuigen, dat een groot gedeelte van Beneden-Congo niets anders is, niets anders worden kan dan het pad langs waar men de eigenlijke kolonie moet bereiken of, zooals kolonel Thys in eene zijner voordrachten zegde, de hals van de flesch, die moest doorboord worden om den inhoud machtig te worden. Na eene reis van meer dan 2000 uren bevind ik mij aan 't einde van dien hals, op 't punt in de flesch af te dalen, om te zien wat deze zooal bevat; de weg is open, maar de tijd ontbreekt en wij zullen verplicht zijn naar Europa terug te keeren, zonder gezien te hebben... Jammer genoeg! En mijne oogen staren droomend in de verte, naar het aantrekkelijke punt, den weg naar Opper-Congo. Onbestemde beelden zweven mij voor den geest, ontstaan uit de herinnering aan talrijke beschrijvingen die wij lazen, verhalen die wij hoorden over de daar voorhanden zijnde rijkdommen, over de mogelijkheid der koloniseering, ofwel... Ja, wat?... Ik word uit mijne droomen opgeschrikt door de reizigers, die op de factorij aankomen, waaronder ook M. Mauriq, die voor mij de poorten van den slaap moest ontsluiten. Een laatste blik op het tooverachtig tafereel, dat ik ongetwijfeld nooit, neen nooit meer zal terugzien.... Ik spoedde mij heen om mijne legerstede op te zoeken, E caddi, come l'uom cui sonno piglia!Ga naar voetnoot(1) |
|