| |
| |
| |
Deel III
Publieke vrouw
| |
| |
Er is iets dat elke vrouw om haar nek draagt aan een dun kettinkje van angst - een amulet van waanzin. Voor ieder van ons komt er eens een moment van zulke intense hoon dat ze er naar zal grijpen en het amulet af zal rukken, ook al schuurt de ketting het vlees van haar nek stuk. En de laatste bescherming tegen het zien van de waarheid is verdwenen.
uit: Robin Morgan, Goodbye to all that
Als je denkt dat ik medelijden heb met mezelf dan heb je gelijk. Maar ik ben er erg voor dat mensen dat speciale gevoel kennen. Het strijkt tegen de haren in van de onbevreesde protestantse ethiek. Toch weet je niet dat je een menselijk wezen bent tot je medelijden met jezelf hebt op een overweldigende manier. Dan kijk je om je heen en zie je misschien voor het eerst in je leven dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten en dan voel je die grote kosmiese gloed en dan zul je opeens ontdekken dat je gelovig bent, ook al heb je de Franse existentialisten gelezen over de dood van God.
uit: Jill Johnston, Lesbian Nation
Vrouwen met hoge idealen die geloofden dat emancipatie mogelijk was, vrouwen die wanhopig probeerden om van hun typies wijvige eigenschappen af te komen en te kultiveren wat ze zagen als de grotere direktheid, eerlijkheid, vrijgevigheid van mannen, werden zwaar voor de gek gehouden. Ze merkten dat niemand waardering had voor hun intelligente gesprekken, hun hoge aspiraties, hun opofferingen om niet op de persoonlijkheid van hun moeder te gaan lijken. Want hoewel mannen plezier hadden in hun geestige opmerkingen, hun stijl, hun seks en hun etentjes bij kaarslicht, gingen ze er altijd vandoor om met zo'n trut te trouwen, en om het nog erger te maken, kwamen dan terug om zich te beklagen wat een monster ze was ...
uit: Shulamith Firestone, Love
| |
| |
| |
Hysteries materialisme
Ik laat m'n haar kort knippen. Begin een nieuw leven. Later lees ik dat de vrouwen in China dat deden - hun haar afknippen - als symbool voor het verzet tegen hun oude onderdrukking. Later, als ik samen met andere vrouwen onze eigen geschiedenis ontdek, onze voormoeders. Plannen genoeg om opnieuw te beginnen. Maar niets om me aan vast te houden. Ik heb geen wortels, ik waai om. Ik heb me vastgehouden, opgetrokken aan mannen. Mannen met wie ik relaties had, mannen met wie ik samenwerkte, mannen in de linkse groepen. Ze zijn verdwenen. De onontkoombare kater nadat een relatie was afgelopen, geen van hen een vriend gebleven. Van alle Amerikanen hoor ik niets meer, op de jaarlijkse brief van Shaun na die niet meer aan mij gericht is maar aan een schim, een Sterreklamedroom. Niet om me iets te vertellen, alleen om er zeker van te zijn dat ik er nog ben, als droom, beschikbaar.
Met Carla zit ik in het Stedelijk als ik zie dat de man in het witte pak die in de vijver iets kunstzinnigs aan het doen is met gekleurde vlaggetjes en touwen en glazen kommen Michael is. De vrouw die naast hem tot haar knieën in het water staat is niet Victoria. Ik lees in het programma: zijn vrouw. Michael ziet me, maar geeft geen blijk van herkenning. Een goede toneelspeler.
Maar goed dat je niet aan hem bent blijven hangen, zegt Carla, zo met je poten in het water, dat zou nooit goed geweest zijn voor je blaasontsteking.
David zie ik op straat, op een terras. Ik loop om, wil hem niet zien, een misselijkmakende woede stijgt op in mijn buik.
De kameraden van mijn linkse groepen groeten me niet als ik ze op straat tegenkom: een afvallige.
Ik moet iets gaan doen met mijn leven. Niet afwachten tot er iets gebeurt maar een plan maken. Werk, ik moet werk hebben, maar in het Amsterdamse welzijnswereldje zie ik het niet gebeuren. Dan
| |
| |
maar studeren, zes jaar onder de pannen.
En verder is er iets grondig mis met de manier waarop ik met relaties knoei, vind ik. De krisistoestand na David niet iets om nog eens mee te maken. Ik heb het weer overleefd, maar hoe vaak zal me dat nog lukken? Ik meld me aan bij het IMP, voor therapie of analyse of wat ze maar denken dat goed voor me is. Vraag me af, als ik er aan een heer in een pak mijn verhaal zit te vertellen, of ze me gek genoeg zullen vinden om me als patiënt aan te nemen, maar dat vinden ze en ik kom op de wachtlijst.
En verder wil ik praten, eindeloos praten over wat er nou met me is. Wat doe ik verkeerd? Of kloppen mijn verwachtingen niet? De Amerikaanse feministiese artikelen die ik heb gelezen hebben iets in me wakker gemaakt. Niet toevallig dat ik eerst grondig al mijn illusies kwijt moest raken voordat ik er aan toe was. Mijn klasseprivileges eerst, onherroepelijk uit mijn milieu gevallen, en ik kan niet meer terug, nooit meer. Niet omdat ze me niet als de verloren dochter terug zouden willen nemen als ik me braaf zou gedragen, alsnog zou trouwen met een advokaat of een zakenman, mijn oksels zou scheren en mijn haar door de kapper in model laten brengen in plaats van er zelf plukken af te knippen als ze in mijn ogen vallen. Ik kan niet meer terug. Ik zie het te scherp, wat ze zijn, wat ze zelf niet willen zien. Ik zie te goed de emotionele armoede van hun klasse, hoe ze zich zitten te vervelen op hun dure meubels, de bloedeloosheid van voor niets anders leven dan voor de bloei van de zaak, de status van het gezin.
En andere illusies: dat mijn leven minder vervreemd zou zijn als ik het dienstbaar maakte aan de goede zaak. Mezelf over kon slaan om te werken voor de revolutie. De linkse jongens die zo gemakkelijk gebruik konden maken van mijn oude klasseschuldgevoel: de schaamte als een kantinejuffrouw te beleefd tegen me is, een taxichauffeur de deur voor me open doet, niet de moed om me te beklagen als ik afgeblaft word door een verkoopster omdat ik vind dat ze eigenlijk gelijk heeft. Opgenomen in het leger van vrouwen die zich opofferen voor anderen, die denken dat ze geëmancipeerd zijn omdat ze niet koffie zetten voor hun man maar voor hun kameraden, die denken dat het veel uitmaakt of je tegen je zin neukt met een radikaal omdat dat de manier is om er bij te horen, of tegen je zin neukt met je man omdat hij anders zo'n stronthumeur krijgt.
| |
| |
Ik kan er niet meer tegen, de gespletenheid tussen het praten over de onderdrukking van anderen en het stelselmatig over moeten slaan van mijn eigen problemen. Ik ga er kapot aan.
Het is geen toeval, denk ik later, dat ik pas gevoelig was voor de vrouwenbeweging toen ik niets meer te verliezen had. Geen enkele droom om me nog achter te verschuilen. Geen klasseprivileges meer. Mislukt in mijn werk. In de kou gezet door de politieke groeperingen waar ik het meest van verwacht had.
Ik heb me lang verzet. De illusie gekoesterd dat ik het lot van mijn moeder ontliep door me niet aan te passen aan de normen van het huwelijk. Mijn poging om me individueel te emanciperen moest mislukken. Niet sterk genoeg om een karrièrevrouw te worden, neerkijkend op andere vrouwen, levend zonder warmte. De keuze tussen huisvrouw en ‘vrije vrouw’ de keuze tussen twee onwezenlijke idealen. De keuze tussen hangen en wurgen. Ik ben niet meer bereid om de hoge prijs te betalen van het verlies van mijn eigen ik dat op bijna elk huwelijk staat. Maar ik ben niet sterk genoeg om me staande te houden als loslopend wild in een door mannen beheerste maatschappij. Ik ben weerloos tegen de kou, de emotionele armoede, de schijnprogressiviteit van wegwerprelaties.
Ik zoek naar vrouwen, aarzelend, om te beginnen gewoon omdat ik ze nodig heb. Ik geef het toe, als tweede keuze, omdat het met mannen niet lukt. Omdat ik kapot ben van de deelrelaties, altijd moeten kiezen tussen seks en intellekt, tussen me waarmaken volgens mannennormen of genegeerd worden.
Vrouwen. Voor het eerst valt het me op dat ik nauwelijks vrouwen ken. Ik geloof nog niet zo erg in vrouwen, heb me te lang boven het soort verheven gevoeld. Ik heb me voor ze verstopt. Mijn optrekken aan mannen en neerkijken op vrouwen niets anders dan minachting voor mezelf. Mijn blindheid daarvoor niets anders dan een symptoom van mijn onderdrukking.
En nu? Ik ken alleen Bahasj. MVM te veel een klub van dames, daarvoor ben ik toch te links, te veel een politiek dier. Dolle Mina verzuipend in door mannen gedikteerde partijprogramma's en slogans over de klassenstrijd. Niet veel ruimte om aan jezelf toe te komen.
| |
| |
Ik zoek vrouwen op. Praat met de vrouwen van mijn twee kollega's, die ik eerst over het hoofd had gezien als aanhangsels van hun meer interessante mannen. Eindeloos zeur ik over David, over al mijn relaties, over mijn gevoel nergens bij te horen. Ze luisteren! En vertellen hun eigen verhalen. Marri, die aan het worstelen is met haar jaloezie als haar vriend verdwijnt naar een andere vriendin. En het gevoel heeft dat dat niet mag, dat ze niet jaloers mag zijn want we leven in de jaren van de seksuele vrijheid blijheid, en Marri, zegt haar vriend, we hadden toch afgesproken dat we elkaar vrij zouden laten? En Ellis, die kwaad wordt als haar vrijer op feestjes kleine meisjes staat te versieren, en van zichzelf vindt dat ze daar niets van mag zeggen, vrijheid blijheid, nietwaar, en bovendien als ze in de spiegel kijkt vindt ze zichzelf te dik en hoe kan ze het hem dan kwalijk nemen dat hij op kleine smalle onnozele wichten valt, ook als ze niet snapt hoe hij net kan doen alsof hij luistert naar hun klisjé-geklets terwijl hij eigenlijk naar hun tietjes staat te loeren. Fay komt terug uit Amerika, Fay die ik lang geleden leerde kennen op de sociale akademie, waar we weinig kontakt met elkaar hadden. Ze vertelt dat in Amerika kleine groepjes vrouwen bij elkaar gaan zitten om juist over dit soort dingen met elkaar te praten. Een idioot idee. Belachelijk en aantrekkelijk. Misschien moeten we dat hier ook doen, zeggen we, giechelend, zenuwachtig. Ken jij vrouwen hier die dat zouden willen, vraagt Fay. Marri, Ellis, Bahasj. De zuster van Willem, die ook net weer in de puin ligt over een slecht afgelopen verhouding. Fay kent nog een vriendin van vroeger. We voelen ons samenzweerderig, een beetje belachelijk. We kunnen altijd ophouden als het niks wordt, zeg ik.
We noemen het neerbuigend ons damesklubje.
We hebben elkaar aangekeken, onwennig. Gepraat over wat we nou eigenlijk met elkaar gaan doen. Boeken lezen? Wordt het niet alleen maar oeverloos gezwam? Als het nergens op slaat ga ik weg hoor, zegt Ellis. En Fay d'r vriendin Nel zegt dat ze wel hoopt dat we ons niet alleen maar af zullen zetten tegen mannen.
Marri weet hoe we beginnen moeten, ze heeft gehoord van een dergelijke groep die al van de grond is en die gestart is met het elkaar vertellen van levensverhalen. Maar we hoeven al geen plannen meer te maken want ongemerkt zijn we aan het praten geslagen en we kunnen niet meer ophouden. Ervaringen tuimelen over elkaar
| |
| |
heen, nauwelijks geduld om elkaar uit te laten praten. Blijkbaar stonden we allemaal al op barsten. Al onze moeilijkheden met relaties, seks, jaloezie, eenzaamheid. Met een man leven of zonder. Meer relaties of juist niet. Kinderen of niet. De mannen op ons werk. De mannen in de linkse beweging. Andere vrouwen. Onze moeders. Er gebeuren vreemde dingen met me. Een warm gevoel in mijn buik. Ik huil mee als ik Marri zie huilen. Ik word woedend als Ellis vertelt over haar vriend, en als Fay vertelt hoe ze belazerd is. Ik zie de gezichten om me heen als ik vertel over David, Shaun, Michael, gespannen gezichten, ze zitten er helemaal in. Ze herkennen waar ik het over heb. Ze begrijpen me. Als we laat in de nacht afscheid van elkaar nemen, lacherig op de stoep, elkaar aanrakend, zeggend Marri, denk eraan, je stuurt hem gewoon weg hoor, en Ellis, als het te moeilijk wordt dan bel je wel op, en ik warm en verward naar huis loop, bijna blij om weer alleen te zijn zodat ik rustig kan herkauwen wat er allemaal is gebeurd met me, denk ik na over dat vreemde warme gevoel in mijn buik. Bijna alsof ik verliefd ben. Zou dat het zijn waar we in de linkse groepen zo vaak over gepraat hebben, deze gloed van binnenuit?
Solidariteit.
Ik ben niet alleen, ik ben niet alleen.
Ik ben aan de beurt bij het IMP. De inleidende gesprekken om te kijken hoe gek ik ben. Ik meld me aan op het adres dat ik in een briefje opgekregen heb. Roomkleurig wand tot wand, plexiglazen tafeltjes met dure kunstboeken over Mexico. Een verantwoorde ets aan de muur. Een magere man die af en toe zijn ogen dichtknijpt om me op m'n gemak te stellen. Hij doet het zo vaak dat het bijna een zenuwtic is te noemen. Hoe staat het met je woonsituatie, vraagt hij. Ik ga er eens goed voor zitten, om hem uit te leggen hoe dat is, samen met een kind op een anderhalve-kamer-woning, de wc die bijna door de vloer heen zakt, het keukenplafond dat naar beneden komt, maar hij kapt me af. Dat was de bedoeling niet, alleen een inleidend vraagje. Dan het echte werk. Plaatjes waar ik een verhaal bij moet vertellen. Inktvlekken waarvan ik moet vertellen wat ik zie. Ik zie alleen vleermuizen, maar om hem niet teleur te stellen verzin ik ook nog wat anders. Een lange vragenlijst krijg ik mee naar huis. Of ik bang ben voor spinnen, of ik wel eens stemmen hoor, of ik wel eens zwarte ontlasting heb, of ik me wel eens
| |
| |
aangetrokken voel tot personen van hetzelfde geslacht. Met Bahasj vul ik gillend van het lachen de vragen in.
Dan de echte gesprekken. Weer een man met een lichtgrijs pak aan, korrekt met een das. Weer kunstvoorwerpen achteloos op bijzettafeltjes. Ik zeg u tegen hem. Merk dat me dat in de laatste jaren niet meer is overkomen, ik verkeer niet meer in kringen waar mensen dat doen. Een aardige man, een jonge. Ik vraag me af wat hij heeft meegemaakt in zijn leven. Niet veel, schat ik. Ik probeer uit te leggen waarvoor ik kom. Dat ik uit wil zoeken waarom mijn relaties met mannen zo moeilijk zijn, waarom ze zo traumaties aflopen. Wat ik kan doen om dat te overleven. Hij vertaalt het voor me. Waar het u eigenlijk om gaat, zegt hij, is dat u in uw kontakt met mannen het gevoel heeft dat er stoornissen optreden. Ja, zeg ik aarzelend. En denk nee. Stoornissen? David, zeg dat het niet waar is. Niets gestoords in wat er gebeurde tussen zijn en mijn huid. Het was erna, toen het te veel werd, toen we overliepen van emoties. Maar ik mis de taal om dat deze man duidelijk te maken. Het gevoel dat hij de verkeerde vragen stelt.
Terug naar mijn jeugd. Heeft u veel met uw broertje gekonkurreerd, vraagt hij. Ja, nee, ja, hoe kan ik dat beantwoorden? Ik voel er werelden van onuitgesproken oordelen achter. De verkeerde vragen. Waarom zegt hij niet gewoon wat hij denkt? Waarom vraagt hij niet gewoon aan me wat hij weten wil? Ik zit vol met verhalen over mijn eigen leven, die hij niet aanraakt met de vragen die hij stelt. Ja juist, zegt hij als ik er toch op inga, en maakt aantekeningen. Heeft u moeite met het bereiken van een klimaks tijdens het vrijen, vraagt hij. Ja, nee, ja, dat hangt er van af ... (En denk moet ik dat uitleggen, vuur onder mijn vel als ik vrij met Michael, of ik nou klaarkom of niet. En een mechanies orgasme met Jonas dat niets meer betekende. Wat is dat, een klimaks, wil ik aan hem vragen. Wat is dat voor jou? Pardon, u?)
Drie zittingen lang ben ik bezig om een barst in zijn masker te krijgen. Hem een reaktie te ontlokken. De derde keer glimlacht hij als ik hem een grappig verhaal vertel uit mijn jeugd. Hoera, hij leeft. Ik zit harder te werken aan hem dan hij aan mij, denk ik als ik naar huis loop. En praat erover met mijn vrouwen uit de praatgroep. Hoe kan je met een man praten over emoties, over pijn? Heb je nooit lekker met een man gepraat over emoties? vraagt Ellis. Jawel, zeg ik, met blote. Maar deze man zit zo verstopt in zijn pak. Uit- | |
| |
trekken, zegt Marri. Maar ik ril, moet er niet aan denken, aan het stopverfkleurige upperclass vel dat dan te voorschijn komt. Hij heeft vast zo'n pyjama met grijze streepjes, zeg ik. Hoe kan ik over kontaktstoornissen met mannen praten, met een man met wie ik zoveel kontaktstoornissen heb?
Een jaar zou het duren, schat ik, voordat ik met hem op een nivo van kommunikatie zou zitten dat ik na twee drie keer praten al met mijn vrouwen heb. Al mijn energie om hem uit zijn tent te lokken, op te warmen, zoals ik dat geleerd heb met de mannen met wie ik omging. Hij zou mij moeten betalen in plaats van ik hem.
Ik schrijf een brief, om uit te leggen waarom ik niet meer kom. Krijg een telefoontje terug dat ik de vragenlijst nog niet heb teruggestuurd en dat ze verder dan maar voor me hopen dat ik het niet nodig zal hebben.
Eindeloos praten over seks en over relaties.
In ieder geval een opluchting dat ik niet de enige ben die het daar moeilijk mee heeft. Praten over David. Hoe het komt dat het zo vaak zo is afgelopen: David die het niet meer aankon, Michael die opeens in verwarring raakte en verdween.
Weet je wat het idiote is, zeg ik. Dat het zo anders was dan de relaties die gewoon uitgingen omdat het niet lekker was, omdat we niet op dezelfde golflengte zaten. Want dat zaten we wel, David en ik. Daar ben ik zo gek van geworden, ik kon het niet optellen, hoe goed het was als we bij elkaar waren en dan toch opeens de beslissing om er mee op te houden. Ik ben toch niet gek dat ik zo zeker weet dat het wel goed was? Ik bedoel, zou je lijf je zo kunnen bedriegen? Waar kan je dan in godsnaam nog op vertrouwen?
Stelde je te veel eisen, vraagt Ellis. We gaan het na. Ik geloof het niet, zeg ik. Ik vroeg niet aan hem om bij Lin weg te gaan. Hij kon komen wanneer hij wou, gaan wanneer hij wou. Hoe kun je minder eisen stellen.
Weet je, zeg ik, als opeens een beeld in mijn hoofd helderder wordt, een beeld dat er al een tijd heeft rondgespookt. Ik had het gevoel dat hij bang was. En Michael ook. En Shaun. Nee, niet voor de eisen die ik zou stellen, voor de emoties, voor te veel emoties. Niet die van mij, maar voor die van henzelf. Zou dat kunnen, vraag ik aan de andere vrouwen, zou het kunnen dat ze bang zijn voor hun eigen emoties, zou het kunnen dat ze bang zijn voor ons omdat we
| |
| |
die emoties in ze wakker maken?
Is het waar dat ze bang zijn om lief te hebben, al hun warmte kanaliseren in mechaniese seks, weglopen als dat niet meer lukt? Puzzelstukken die in elkaar vallen. Patronen die ik begin te zien. Mijn verbazing over de mannen die mij wel wilden terwijl ik niets bij ze voelde. De mannen die wegliepen omdat ze wel wat voor me voelden, dat niet meer konden ontkennen. De hele seksuele revolutie een smoes om ons zover te krijgen dat we aan die spelletjes mee zouden spelen. Het zelf ook zouden geloven als ons gezegd werd dat we te ouderwets waren om seks en liefde van elkaar te scheiden. Natuurlijk, onze oude konditionering om seks pas veilig te vinden als er een huwelijk in het verschiet lag. Maar voor ons, zoals we hier zitten, gaat dat allang niet meer op. Het is niet de binding die we zoeken, maar we willen ons niet gespleten voelen, niet warmte losmaken van seks. Neuken met iemand die we niet eens aardig vinden. Mijn lijf weigert dienst, laat zich niet belazeren. Terwijl ik met mijn kop nog denk dat ik het ben die gek is, dat ik achterloop omdat ik mijn emoties niet in toom weet te houden. Omdat ik me niet kan vermannen. Langzaam begin ik te zien wat er gebeurt. De mannen die op me af komen omdat ze me aantrekkelijk vinden, misschien juist omdat ze de warmte in me voelen die ze zelf missen. En er tegelijk bang voor zijn. Koorddansen is het wat we moeten doen, om ons staande te houden in deze situatie die zo tegenstrijdig is. En opeens begrijp ik de kode beter. Hoe we stuk voor stuk getraind zijn om beschikbaar te zijn maar niets te vragen. Hem laten beslissen wanneer hij langskomt. Niet praten over - een taboe zoveel zwaarder dan seks - liefde. Maar die wel leveren, ondertussen, zwijgend.
Waarom laten we dat met ons doen? vraag ik verbijsterd. Weet jij wat leukers? vraagt Ellis.
We zijn niet gek, zeg ik. Of we zijn het met z'n allen.
Maar is dan de konsekwentie dat we helemaal niets meer met mannen kunnen? vraagt Marri. Er zijn toch ook wel voorbeelden dat het anders kan, zegt Ellis en we kijken elkaar hoopvol aan. Maar zoveel voorbeelden van hoe het goed kan gaan kunnen we met elkaar niet verzinnen en we hebben toch ervaring genoeg. Marri is inmiddels van haar vriend af na een lang geworstel en eindelijk
| |
| |
haar ultimatum, zij of ik, kies maar. Hij is verdwenen, komt af en toe terug naar haar als hij het moeilijk heeft met zijn nieuwe vriendin, maar Marri heeft geen zin meer om hem te troosten. Willem's zuster Suzan zit ook zonder, net als Bahasj en ik. Fay scharrelt wat met een gevluchte Spanjaard maar het is niet van harte. Ellis nog steeds met haar vaste vriend. Och, zegt ze, het gaat wel. Een beetje steeds hetzelfde, rustig, je weet precies waar je aan toe bent, vertrouwd. Ik ben jaloers, zeg het haar. Als jij naar huis gaat heb je een warm bed, zeg ik. Maar jij kunt je gang gaan, zegt ze.
Ik word er depressief van, vrijheid, zeker. Het is een kale vrijheid. Ik weet te goed wat ik wil, zeg ik. Ik heb het meegemaakt, al was het maar kort. Het gevoel met Michael, echt het gevoel dat je iets wezenlijks met elkaar deelt, seks zo ongelooflijk veel intensiever wanneer je het gevoel hebt dat je ook andere dingen deelt dan die paar uur in bed, het gevoel dat je hetzelfde soort bent, hoe noem je dat.
Ik wil het niet aksepteren, dat dat maar voor even kan. Ik ga sjagrijnig naar huis. Naar mijn lege bed.
Als ik thuiskom gaat de telefoon. Ellis. Ik wou je alleen maar even zeggen, omdat je zo jaloers was op mensen met vaste relaties, dat ik net thuiskwam en dat de kamer een zwijnestal is, z'n kleren uit de kast getrokken, scheerapparaat in de wasbak. Meneer is duidelijk de hort op. Ik bedoel maar, een warm bed als je thuiskomt zei je toch? We lachen, ik ben een beetje minder sjagrijnig als ik ga slapen.
Ik heb het nog niet helemaal opgegeven. Sjef, uit Antwerpen, links, dat is tenminste wat en hij zit ook uitstekend in zijn spijkerbroek. Binnen een uur heb ik het wel bekeken en met een vrijheid die je krijgt als je het gevoel hebt dat er niets te verliezen is en het alleen maar mee kan vallen liggen we onder de ogen van een wat verbouwereerde vriend van Sjef - die eigenlijk degeen was die een oogje op me had - op mijn bruine bed te vrijen. Mijn verwaarloosde huid begint weer te gloeien. Hij vrijt met overgave en we kunnen ook nog lachen met elkaar. Als hij teruggaat naar Antwerpen voel ik me prima. Een beetje verliefd maar niet te vreselijk. Misschien kan het toch.
Maar als ik naar Antwerpen kom is het al minder vrolijk. Eigenlijk kunnen we slecht met elkaar praten. De cyniese grapjes die hij
| |
| |
maakt irriteren me als blijkt dat het een standaardreaktie is. Als ik hem wat over de vrouwengroep vertel grapt hij ook dat weg. Wat een onzin, vrouwenonderdrukking, zegt hij. Niets van gemerkt. Misschien omdat je niet naar vrouwen luistert, zeg ik giftig, zoals je niet naar mij luistert. Hoor eens, zegt hij, ik mag je omdat je een tof wijf bent, maar je moet niet met dat soort moeilijke toestanden aan mijn kop komen. En als we later in de kroeg staan, gaat hij uitvoerig de aanwezige vrouwen opgeilen, ex-vriendinnen over de billen aaien, met een schuin oog naar mij, of ik het wel zie.
Maar 's avonds in bed is hij warmer, alsof al zijn warmte alleen te voorschijn komt in dat ene uur, met het vrijen. De volgende dag is hij weer koel, afstandelijk.
In Amsterdam maken we ruzie. Waarover? Misschien omdat ik tegen hem heb gezegd dat ik vind dat hij onaardig is tegen vrouwen. Dat ik niet begrijp hoe hij zijn leven zo kan splitsen, de kameraadschappelijke gesprekken met zijn vriend, met wie hij niet vrijt; zijn seks bij vrouwen die hij subtiel tegen elkaar uitspeelt. Dat hij behalve als hij neukt zichzelf niet bloot durft te geven. Dat hij niet naar me luistert.
Vanuit Breda belt hij me op. Meulenbeltje, zegt hij, je bent toch wel een tof wijf. Als je nou gauw de volgende trein naar Breda neemt rij je met mij mee naar Antwerpen en hebben we nog een fijn weekeind. Ik ga, verbouwereerd door zoveel uitgesproken genegenheid. Misschien heeft hij toch een beetje gesnapt waar ik het over had. Maar als we in Antwerpen zijn merk ik al dat het helemaal mis is. Alsof hij het goed moet maken dat hij zoveel gevoel heeft laten zien doet hij nu ekstra zijn best om afstand te bewaren en zo cynies mogelijk te lijken. In de kroeg doet hij of ik niet besta, hangt tegen alle mooie meiden aan behalve tegen mij. Luister maat, zeg ik kwaad. Ik ben niet gekomen om te kijken hoe goed je kan versieren, ik neem zo de trein terug. Dan ontdooit hij een beetje. Zegt dat het maar grapjes zijn, vraagt of ik wil blijven, dat we het straks gezellig zullen hebben. Tot de laatste trein weg is en hij weet dat ik niet meer wegkan en hij alle registers opentrekt aan onderhuidse vrouwenhaat. Je zoekt het maar uit, zeg ik, ik leen me er niet voor om jou de kans te geven je af te reageren op vrouwen. Dat doe je maar met de meiden die het nog niet doorhebben. Ik dacht dat je aardiger was, zegt Sjef, niet een van die agressieve gefrustreerde wijven. Ik neem de vroegste trein terug de volgende ochtend.
| |
| |
En denk in de trein dat het waar is. Gefrustreerd, hevig. En razend agressief ondertussen. Ongeneeslijk. Niet meer de toffe meid, probleemloos en sexy en plooibaar zoals ik vroeger dacht dat het toppunt van vrouwelijkheid was. En het wordt me ook duidelijk dat dit is wat me te wachten staat als ik de spelletjes niet meer meespeel. Onderhuidse agressie die nu openlijk wordt geuit. Mannen die vergeten dat ze van hun moeder hebben geleerd dat je aardig en beleefd moet zijn tegen meisjes zodra ik me niet meer als het stereotiepe meisje gedraag. Het eerste waar ik tegen moet leren kunnen: dat ze niet eens meer net doen alsof ze me aardig vinden.
De praatgroep een warme plek in de week waar we onze wonden komen likken. Het is alsof ik naar alles anders kijk. Een pijnlijke helderheid want ik zie veel dat ik liever niet had gezien. Ik word er bang van, soms, merk dat ik steeds ongeschikter word om in mijn oude leven terug te stappen, en ook niet weet wat er voor terugkomt. Opbouwen zoveel moeilijker dan afbreken.
Ik ben Marx intussen nog niet helemaal vergeten. Vind dat mijn scholing in het marxisme nog te veel hiaten vertoont en sluit me aan bij een trotskisties scholingsgroepje, waar ik in ieder geval zeker ben dat ik rustig kan studeren zonder dat ik onmiddellijk de fabriek in word gestuurd. Eens in de week lezen we een stukje van Het Kapitaal bij Karel thuis, die over de tendentieel dalende winstvoet neuzelt terwijl hij aan zijn sokken zit te peuteren. Zijn vrouw zet koffie, dat valt me nu meteen op. Er zijn nog twee vrouwen, de ene de vrouw van een van de jongens die dan ook meestal wordt genegeerd. De andere komt er in haar eentje en mag in haar vrije tijd Karel's werk op stencil tikken. De jongens hebben daar geen tijd voor.
Er wordt grondig gewerkt, dat in ieder geval. Uitgesponnen diskussies tussen Karel en twee van de slimste jongens, dat een waar gebruikswaarde is en ruilwaarde heeft, en een van de slimme jongens komt uitgelaten met de ontdekking aanzetten dat Marx zelf zich op pagina zoveel vergist heeft. Ik voel me er behoorlijk dom. Durf geen vragen te stellen uit angst dat dat dan zal blijken. Ik hoor dat de andere vrouwen dat ook maar zelden doen. Waar heb je die broek gekocht? fluister ik tegen de vrouw die naast me zit. Zelf gemaakt, fluistert ze terug en we gaan door over kleren tot we worden
| |
| |
betrapt en beschaamd onze mond houden.
Karel overhoort elke week het hoofdstuk dat we hebben moeten lezen. Nadat ik een keer of wat voor niks zenuwachtig heb zitten wachten of hij iets aan mij zou vragen, zeg ik daar wat van, dat hij nooit vragen stelt aan de vrouwen. Dat doet hij dan de volgende keer. Eens kijken of een van de dames daar antwoord op kan geven, en natuurlijk kan ik dat prompt niet, en zit zweterig en rood te wachten tot de hilariteit is overgewaaid. En ben daarna blij dat er geen vragen tot me gericht worden zodat ik tegen het eind van de avond half in slaap kan vallen en weg kan dromen. Met geen van de mensen heb ik kontakt buiten de scholingsavond om. De meesten kennen alleen mijn voornaam, weten niet eens wat ik doe. Alleen de vrouw van Karel vraagt hoe ik het red met mijn kind als Armin een keer opbelt omdat hij slecht heeft gedroomd. Maar ik vind dat ik moet doorzetten, dat het goed voor me is om tenminste één keer Het Kapitaal grondig te hebben doorgelezen, en bovendien vrij ik inmiddels zo'n beetje met Thomas, die tegelijk met mij aan de scholing is begonnen en met wie ik wel eens een borreltje drink na afloop. Hij zegt van zichzelf dat hij een laatbloeier is en heeft zich min of meer in mijn armen geworpen om het allemaal te leren. Thomas die zegt dat vrouwenemancipatie hem razend interesseert. Drie weken leuk, tot hij vertelt dat hij dat weekeind naar Berlijn reist om zijn vaste vriendin op te halen met wie hij in Amsterdam gaat samenwonen en opbiecht dat hij mij heeft uitgeselekteerd omdat ik zo'n uitstekende aanvulling lijk op zijn vriendin die nog niet zo geëmancipeerd is en bovendien nog niet zo goed met haar emoties overweg kan. Hij had vóór mij al een andere vrouw op het oog gehad, die erg goed was met muziek maar die was niet marxisties en dat is toch wel belangrijker. Misschien moet je nog een beetje aan het idee wennen, zegt Thomas als ik hem verbijsterd aanstaar en begrijpt er niets van als ik zeg dat hij kan ophoepelen
en ik ook geen zin meer heb om na de scholing met hem naar de kroeg te gaan. Hij probeert me nog te paaien met een mooie in Berlijn gekochte uitvoering van Het Kapitaal, en nodigt me uit om met zijn vriendin te komen kennismaken. Ik bedank. En een jaar later, als ik hem tegenkom, vertelt hij dat hij toch wel teleurgesteld in me is omdat die emotionele stukjes die ik schrijf niet het politieke gehalte hebben dat hij van me had verwacht.
| |
| |
Het zijn echt net marsmannetjes, zeg ik in mijn vrouwengroep die nu vrouwengroep heet en niet meer damesklubje. Alsof ze een volstrekt andere taal spreken.
|
|