Maas-Sluysse meeuwe-klagt,
(1735)–Frank Metaal– Auteursrechtvrijbehelzende verscheide geestelyke gezangen en gedichten met noch een korte aanmerkinge over de tegenwoordigen liefdeloozen tyd, waar inne de ware liefde nauwelyks te vinden is
[pagina 23]
| |
Stemme: O Kersnacht schoonder dan de dage, &c.1.
DEn dach is nu geheel verdweenen,
Ey valt dog al te saem aen 't weenen,
Ey die de naem van Christ'nen roomt,
Wilt doch te degen overpeynsen,
Al uwe plichten sonder veynsen,
Hoe veel dat gy te korte komt.
2. Ey overlegt dog wel ter degen
Al uwe gangen, al uw wegen,
Hoe gy den dag hebt door gebracht,
Van dat de Son u quam vertoonen,
Tot dat sy weer ging onder woonen,
Dat ons nu baert de droeve nacht.
3. Gy sult in u soo veel mis-slagen
Bevinden, wilt die doch beklagen,
Laet het u zijn van harten leet,
Want swijgt gy stil het sal u knagen,
Gy sult te meerder lasten dragen,
Want Godt doch al 't verborgen weet.
4. Wilt uwe sonden doch uytvinden,
En die geheel en al ontwinden,
Leggen vry neder voor u Godt,
Ey weest daer mee belast beladen,
Bid dog seer vierig om genaden,
Den Almachtigen Zebaoth.
5. Hy is genadig die hem vreesen,
Maer 't moet van gantscher harte wesen,
| |
[pagina 24]
| |
Niet voor een deel, of na de sleur,
Want wilje het geheel niet geven
Soo sult gy ook niet salig leven
Maer sult be-erven 't hels getreur.
6. Wilt u niet aen de werelt kopp'len,
Wat dat 's maer hoop, en stroo en stopp'len;
't Is niet bequamer als tot brandt:
Dus wilt de werelt heel verfoeyen:
En na het Hemelsch alleen spoeyen,
Met al u krachten en verstant.
7. Och laet ons hier dog al na tragten,
En niet een oogenblik meer wachten:
Terwijl de tijdt is vol fenijn.
Men kan om niet den Hemel koopen,
Maer men moet Gods geboden loopen;
Om namaels eens met hem te zijn.
8. Alwaer seer vele duysent Eng'len
Met Cherubinen haer vermeng'len,
Om Gods Lof te maken groot,
Door het geroep van driemael Heylig
Och leyt ons daer o Godt eens veylig,
Als wy verhuysen door de doodt.
|
|