Maas-Sluysse meeuwe-klagt,
(1735)–Frank Metaal– Auteursrechtvrijbehelzende verscheide geestelyke gezangen en gedichten met noch een korte aanmerkinge over de tegenwoordigen liefdeloozen tyd, waar inne de ware liefde nauwelyks te vinden is
Stemme: O schoonste Personagie, &c.1.
HEt begint heel te dagen,
Rijst uyt den slaep, wilt Godt van harten prijsen,
Ey, wilt doch niet vertragen,
Laet alle u gedachten opwaers rysen:
Godt heeft de nacht,
Doe gy sliept sacht,
Voor u getrou gaen waken
Voor duyvels listen
| |
[pagina 21]
| |
Die stadig op u gisten
Wyt van kaken.
2. Wilt hem dog vierig roemen,
Gedenk hoe heilig dat hy is van wesen,
Regtveerdig in 't verdoemen,
Barmhartig voor die hem van herten vreesen,
Door duysternis,
Siet hy gewis,
En weet al net te peylen,
Het gepasseerde
Hy over lang noteerde,
Sonder feylen.
3. Het geen nog sal gebeuren,
Is by hem al van eeuwigheyd beslooten,
Hy weet wie dat sal treuren,
Wanneer des Werelds eynde is verschooten,
Die hy verkiest,
Hy noyt verliest,
Maer sal hem eeuwig blyven,
Al woedt de Satan,
't Is voor haer al batan,
Hoe sy dryven.
4. Hy doorgront hart en nieren,
Van verre kent hy al onse gedachten,
Door veelderley hantieren
Kan hy ons voegen toe veel heyl of kragten.
Soo 't hem behaegt,
Straft hy en plaegt,
Of geeft gena en zegen,
Het moet geschieden,
Wat hy komt te gebieden,
Daar's niet tegen.
5. Hy is alles te sterrik,
| |
[pagina 22]
| |
't Moet voor hem buygen al wat komt in wapen,
Alleen dee hy het werrick,
Als Hemel, Aerden van hem wert geschapen;
De wijsheydt al,
In 't aertsche dal,
Moet voor sijn wijsheydt wijcken,
Oock in den Hemel,
Al 't Heylige gewemel,
Doen dit blijcken.
6. Wanneer sy roepen Heylig,
Heylig, Heylig is onse Godt en Heere,
Hy is in alles veylig,
Niet kan hem in sijn Eygenschappen deere,
Och sucht en schreyt,
Ey smeekt en vleyt
Den grooten opper-Koning,
Om na dit sterven,
Eens eeuwiglijck te erven,
By hem woning.
| |
Slot-Reden.Die hem des morgens hier na schickt;
En soo den besten tijdt uytpickt,
Om Godes lof te maken groot,
Die sal gewis eens na den doodt,
Oock prysen in der eeuwigheydt,
Zijn aldergrootste Majesteyt.
|
|