Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen
(1651)–Matthijs van der Merwede– AuteursrechtvrijRisposta ad una Lettera dell' Illustrißimo Se. Adr: di Bl: Sre: di N. mi' Fratel Cugino.
GY die mijn ziel aen uwe ziel gongt knoopen,
Hoe kan ik u, mijn liefste Vrind, ontloopen;
Ik groey in u vermaek, ik dor in uwe smert,
Ik wortel in u borst, ik nestel in u hert;
En schoon mijn oog u oog niet kan bereyken,
'kEn gong hier noyt verblosen of verbleyken,
Of 'tstaet voor u te boek, die, waer ik immer sat,
Ahijt de rekening van mijne vlammen had,
| |
[pagina 91]
| |
En trou bericht van al mijn doen en laten,
By nacht of dag, in d'ongemeenste straten.
Gy hebt geen spiën of geen ratel-wacht van doen,
Om daer te weten op wat leeft dat ik hier schoen,
Of op wat muyltjes dat ik hier ga leesten,
Ga naar margenoot⋆ En hoe ik hier de menschen uyt de beesten,
En hoe ik hier de peerden uyt de esels schiet,
En hoe ik hier de buffels uyt de runders stiet.
Maer siet of u mijn zieltjen daer gaet liegen,
Dat gy my somtijts hier doet over-vliegen,
Wanneer't den nood vereyscht van eenig geestig Dier:
Gy treed daer in mijn min, gy kruypt daer in mijn vyer,
En weet het op sijn kopjen recht te raeyen
Hoe ik hier ga vol heete lusten baeyen
In't alder-schoonste nat dat immer lippen stal,
Van d'engste beekjes van het kostlijk minne-dal,
Die oyt dit moedig Sevenberg door-liepen,
Maer noyt in mijn verstaelden boesem schiepen
Vergeting van mijn Vrind, of lang-beêede min,
Neen, neen, gy sit'er bey tot 'tleste snikjen in.
Noch zee, noch berg, noch bosch, noch rots, noch klippen,
En deden u oyt uyt mijn boesem glippen,
Neen Keurder van mijn min, die al mijn doen geviel,
Gy hebt mijn hert beleend, en woond in mijne ziel.
|
|