Geestelijke minnevlammen(1653)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina III] [p. III] Aen de wel-bezielde Geesten van onsen Tijdt. HIER komt Heer Clootwijks groote geest En stelt ons 'thooft weer op de leest, Op dat sijn ongemeene stijl Ons scherpen sou met dese vijl, Van Mulciber alleen gesmeet, Tot wack'ringh van het ziel geweet. Wat seyt hier op mijn ganse-schacht? Swijgh stil. gaet heen. betaelt de vracht Aen Charon, soo ghy over wilt. O neen! mijn geest is al te mildt; 'kSie hier den rechten Hippocreen' (Den heyl'gen Musen seer gemeen) Die vloeyt hier langs de klare stroom, Ten groeyingh van den Lauwer-boom, Op dat men aen de Krans geraeckt Die suyvere Poëten maeckt Wanneer sy met de tongh of lipp' Beproeven desen Aganipp' Die voor geen swarte wolk verdwijnt, Om dat Apoll' daer selfs verschijnt. [pagina IV] [p. IV] VVil yemant weten de waerom? Soo kroont men vast den Edeldom Daer hy 'tVerstant sijn stralen geeft, En door de herssens omme-sweeft, Voor al wanneer Merwede swiert, En dus sijn Heyl'ge Dagen vyert Die van den Hemel zijn gedaelt, En ons met heyl'ge stoff betaelt. Dus weet de Heer van Clootwijcks geest Met re'en te dooden 'tnijdigh Beest Dat over-al sijn klaeu wen set, En, waer het kan, de eerbesmet, En meer. Dit zy genoegh geseyt; Veel woorden geven tegenheyt. I. BURGHOORN, Typograpbus. Vorige Volgende