Aen den ongemomden, trouw-hertigen, ende recht-geschapen leser.
DAT ik eenige heylige Dagen hier mede byvoeg', die onverbeterlyk vanden Heer van Zuylichem zijn gehandelt, en is niet om het Magnificat te verbeteren. Neen, Maer om dat my dacht, dat in eenen anderen fin aen-getaft, niet qualijck op het voor-gaende Werk pasté, als ook de boetveerdige Maddaleen, Pauli Bekeeringe, &c. My dacht ook dat daer wel by voegden dat vermaerde 13ste Satir-dicht van Juvenalis, dat voor een verongelijkt Mensch, soo schoone Kristelijke troost-redenen heeft (hoewel van een Heyden geschreven) als yemand van de beste Kristenen oyt hebben voor den dagh gebracht. Vaer wel, ende laet uwe goetgunstigheyd my een spoor zijn, om u noch wat anders van diergelyke stoffe in handen te doen komen. UE, dienstw. MERWEDE.