Geestelijke minnevlammen(1653)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op het hooge Lied Salomons van den Ed. Heere van Clootwijck, &c. Gelyck de Koningin van Sceba eertijds trachte Met ongemeene lust t'aenschouwen in persoon De wyse Salomon, (die al de Werelt achte Een roem van Gods Almacht) en knielde voor sijn Throon. Ghy oock soo Nederlandt, hebt ghy geen Koninginnen, Ten minsten hebt ghy Volck in kleederen gelyck De Koninginnen zijn: en die soo wel beminnen De Wijsbeyt in een Slot als in een Koninckrijck. Wyck van Ierusalem, en keer nae 'sGravenhage, MERWEDE singt een Liedt, soo schoon als Salomon, Iae die het wel doorsiet, die sou wel mogen vragen Of hier de Scepter niet van Iuda wesen kon? E. VOS. Vorige Volgende