Geestelijke minnevlammen(1653)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XIII] [p. XIII] Lofs-stof Op de Stralen der Geestelycke Minne-vlammen van den Heere van Clootwyck, geestighgeriimt tot deugden-spoor van alle Gods-Yveraers. DE drift na 'sWerelds vreugt ontschakelt wel de banden Aen Christi bloet verpant, doch voor een tijt. wiens handen Bequaem zijn, door de pen, te schryven goet en quaet Die wijst ons 'theyl in't goet, op dat men't quaet vetlaet. De Merewede sift de wel-lust en 'twel-leven Uyt 't eyge-sinlyck spoor, en segt dat Godt sal geven Een geestelycke krans aen die, die in de deugt (Schoon hier verschovelingh) vindt goddelycke vreugt. O brave herssens! wel te recht moet ick u loven, Wiens lieffelycke sangh mijn ziele drijft naer boven. Den Stervelingh bewust wat dat sijn ziel bemorst Omhelst sijn kruys, en hel noch doodelijcken dorst, Gelaeft met gal, en kan vertwijff'len sijn geweten; Want die de Werelt wijckt, die wert van my geheeten Heyl-saligh door de min van geestelycke vlam; Want die omhelsingh eerst haer rechte oorsprongh nam Uyt liefde tot ons Godt. Gy, die ons dit komt leeren (O weerde Heer en Vriendt) diens lof die moet vermeeren. Een die sich selven kent, en toomt sijn driften in Die vindt in d'Hemelsch' meer als in een Aerdsche Min. M. v. BAARLANT. Fata viam invenient. Vorige Volgende