Geestelijke minnevlammen(1653)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XI] [p. XI] Op de Geestelijcke Minne-vlammen van den Edelen seer geleerden Matthys vander Merwede, Heer van Clootwijk, &c. WAT geestelycker vlam ontfonckt Mijns Ridderlycken Herders borst, Die onbevleckt, en snee-wit pronckt, Met niet een aerdsche stip bemorst, En singt ons voor in suyv're geest Het alder-befte Bruylofs-Feest. Wijck af, wijck af ongod'lyck Room'; U grootheyt is hier niet geacht, U wel-lust niet als enckel droom, U schoonheyt maer vervalschte pracht, En't vleyen van onkuyssche Min Niet anders als een Helsch gewin. Wel eer had gy, door quade treck, Sijn keurigh zieltje wat bekoort, En door een omwegh, uyt het heck Van Hollandt, aen des Tybers boort Hem af-geleyd, en t'aller spijt, De Merwe soo sijn Heer ontvrijt. [pagina XII] [p. XII] Daer hadje mijn Vlyss' in 't net, O valsche Cirçe, soo benart, En in 't betoovert Minne-bed Met uwe stricken soo verwart, Dat hy, ter naeuwer noodt geslaeckt, Noch weer sijn Vaderlandt genaeckt. Nu staet Hy hier oock wel in brant Van onuytblusselycke Min, Maer Min, die met een stercker hant Hem drijft tot sijnen Schepper in, En door de wolcken heenen dringt Met held're Vaersen, dien Hy singt. De Liefde staet met volle swier Geweer-haeckt in sijn hert geheyt; Doen vryd' Hy daer, nu vrijdt Hy hier; Maer merck eens wat voor onderscheyt Dat tusschen beyd' het vryen viel, Doen vryd' hy't Lijff, en nu de Ziel. J. de VRIES. Vorige Volgende