Sluiproutes en dwaalwegen
(1991)–Anthony Mertens– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van een liminale poëtica toegelicht aan de hand van het werk van Jacq Firmin Vogelaar
[pagina 188]
| |||||||||||||||||
Bijlage IV
| |||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||
in beweging gezet ( ) die stokt bij het vraagstuk van Janus z'n mannelikheid. De afkeer van aanrakingen is al vermeld, ook de stank die hij bijwijlen verspreidt (Ignatius: God moet je ruiken): eveneens zijn soms moeilik te volgen bemoeienissen met alles wat in de omgeving van het huis groeit en bloeit; maar onvoldoende misschien zijn voorliefde voor de eeuwig grazende veestapel, en in het bizonder voor het vrouwenoverschot dienaangaande. Herhaaldelik kan men Janus pogingen in het werk zien stellen, inderdaad even omslachtig als het hier staat, om de koeien te benaderen, langzaam sluipend, op z'n buik, op handen en voeten of in stormloop, zoals 'n gezeglik rekruut betaamt geruisloos of kunstloeiend. Maar op het moment dat hij een hunner te na komt draait deze, niet snel want daarop is hun motories stelsel niet berekend, maar snel genoeg om hem af te laten gaan, zich 180o om zodat zij met haar aanvallige kop naar hem toegekeerd staat. En het heeft er alles van weg dat hij niet kan tegen hun bleude ingekeerde blik. Aandoenlik is deze tochtige bedoening niet, nee allesbehalve, daarvoor valt de 100 kilo van Janus niet in de termen; aandoenlik is hooguit, voor wie het weet te waarderen, het feit dat hij niet diskrimineert, hij maakt alleen maar werk van de laatste van de wegsukkelende kudde, hoewel dit ook dom weg uit luiheid of, wat het meest voor de hand ligt, ter voorkoming van gezichtsverlies kan zijn; en het moet toeval zijn dat de hekkesluitster (sic!) vaak de mollige Europa is, met 't vollemaansgezicht en de lange spenen, die als bizonder kenmerk heeft dat de ene helft van haar gespleten hoef over de andere helft groeit, wat haar niet minder aantrekkelik maar ook niet toeschieteliker schijnt te maken. Zijn avances mislukken steevast, hij is er te stuntelig voor en hij wéet dat. Dit trekje maakt hem weer 'n tikje menselik, aandoenlik dus, zoals hij een aanloop neemt om het wasbord met de knokige derrière te verrassen en pardoes voor haar natte neus belandt en dan een air aanneemt alsof er niks aan de hand is, een lentesprongetje, een dartel buitje. Geen tel schijnt hij last te hebben van de gedachte dat er eventueel mensen kunnen toekijken. De toeren die hij uithaalt betreffen dus uitsluitend het lustabjekt,-dat strekt de man tot eer. Hij druipt niet geslagen af omdat hij bij voorbaat op een blauwtje rekent; een gewaarschuwd man telt voor twee: één die springt en één die uitkijkt, die 'n handje gras voor de harde kuttekop houdt van de Onschuld die ongegeneerd uit de hand eet. Naar de lucht kijkend (al sinds enkele dagen klisjeeblauw met de onvermijdelike witte pluimen van nato-straaljagers), handen op de rug, kuiert Gans vervolgens doodgemoedereerd weg. Nooit zal hij het een twede keer proberen. Hij loopt ook nooit rechtstreeks naar het huis. De libido van Janus wordt opgewonden en loopt af als het mecha- | |||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||
niek van een stuk vijftigerjarenspeelgoed, zo simpel is het/hij. Eros & Heros. ‘De door driften geleide mens is blind’, zegt men. Gelukkig voor hem, en gelukkig voor Janus. ‘Ik zou haar (als ik me goed heug: onze ziel) graag zien als een kracht die is samengesteld uit een gespan en een gevleugelde koetsier’ (wordt gezegd in Phaidros), én in de zestien regels van de Handleiding, het geheimschrift dat door het Homeriese Wonder in art goth geprogrammeerd had kunnen zijn-te grazen genomen en gedwongen tot in den treure malend zwarte letters te herkauwen (Madam, I'm Adam: Un Nu Né de l'Eden Noble, bel, bon: Gewiss sie rette, reiss sie weg), ‘dwalend in wouden van metaforen’. Bij hem is het tenminste nog een tweespan, met éen bovenbest ros en éen impulsieve bastaard; ook al loopt het onherroepelik scheef, want uiteraard houdt de apiskoetsier geen maat, houdt hij de schizo: frenetieke 2-ling niet in toom, maar begiftigd met vleugels beschikt hij in noodgeval over een metafysiese schietstoel. Bij de andere dokter heet het paard & ruiter (kopstoot: voor elke rijder 'n welgevormd zadel, aangepast aan elke kunne en deszelves variaties van pruim tot krent): Das Ich ist ja die eigentliche Angststute, op de vlucht voor drieërlei gevaren. Wat er (van het Ego?) overblijft? Men noemt het elders ‘de energetiese leegte’, noem het desnoods: het passieve, longachtige wezen in onszelf. Kort en goed: de vierde sessie behelst een test van Janus' hybris, en zo mogelik in één moeite door van broedershoeder Ekke (die niet kon uitstaan dat de patrijs de patrijspoort uitvond: de sirkel). Aan de slag. Werkmeester. Bouwsel (onder het mom) van een gerief voor Janus; een pasifisties idee. Een fraai kwartet onderdanen van twee fietswielen en twee model-achterbenen, de mijne (bloot?-moet ik me uitdossen als 'n parlementariër op ekskursie?); ach, hij is er niet het tiep voor om eerst naar het onderstel te kijken. Op de markt een gelooide huid gekocht, niet goedkoop in aanschaf dat moet ik erbij zeggen, meer dan 'n middenstandersprijsje. De kop zal minder belangrijk zijn, in het dierenrijk doet 'n knap smoeltje en 'n vlotte babbel (Horribiliscribifax of Wehlende Liebhaber) niet zozeer ter zake; toch is het 'n pronkstuk geworden, gefabriekt uit natte kranten, gekauwd en gegomd, twee reebruine bonken; ook horens niet vergeten, hiepervrouwelik en toch goedgeworteld voor 't geval vrijen op vechten uitloopt (zoals in Marathon, hij pakt 'r bij de horens, drukt die met de rechterhand omlaag, grijpt met de linker in de neusgaten en drukt 'r op de grond). Uitvoering simpel houden, lang hoeft zij niet mee. Fruitkistjes, staken en kippegaas voor romp, ketting- ribben- en geriefkast, gestoffeerd met koejevel naturel, waaronder, vooral bij de dienstingang aan de achterzijde, schuimrubber bij wijze van erogene blankeham, | |||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||
koger en zitviees, service die moet zorgen dat hij bij het pakken klemvast is en tevens overtuiging en geloofwaardigheid in z'n vingers voelt, en zowiezo berijdt geen ene heros graag een gratenpakhuis, zomin als een kaktus lang zal voldoen als bijzit. Meer moeite dan de konstruksie kostte de geheimhouding, speurden zijn alziende ogen immers niet voortdurend argwanend over de velden. Het toeval besloot dat hij 2 etmalen de hort op was. Een blaasbalg wordt omgetoverd in 'n loeilong; zelfs voor 1-malige vlaai is gezorgd. Een heel karwei om het prijsbeest een levendig aanzien te geven. Ook al is 'n koe geen balletdanseres, toch zijn er scharnieren nodig om een schonkige mensendiek te bereiken, waarvoor stukken binnenband, repen leer en touw gebruikt worden. Voor de bakker. Kroon op het werk: de vliegenmepper. De ekstra-zorg is geen luukse, want in dit geval is de staart de dirigeerstok. Hopelik houdt de amoereuze kippigheid van Gans lang genoeg aan; zo niet en mocht hij tot overmaat van ramp blijken beter te zijn ingevoerd in de anatomiese parafernalia van het onderhavige huisdier, dan is de sauveur van het trojaanse paard (lusus troiae: voor de vergelijking van de Trojaspelen met de Trojaburgen in Noord-Europa, zie Richard Winter in de ‘Neue Jahrbücher für Wissenschaft und Jugendbildung,’ Leipzig/Berlin 1929, p. 711 ff) de klos; waarvoor al de moeite-mep staart, weg vraag! Een juweel van 'n staart dus, vernuftig geleed, de segmenten elk met twee elastiekjes aan elkaar gekoppeld zodat in teorie, mits vanuit de viscera goed bediend, elke denkbare kronkeling = elke arabesk = elke ekspressie, van himmelhoch jauchzend tot zum tode betrübt, binnen handbereik ligt. Is er magnifieker ornement voor het vitale deel, de receptor, mogelik? Nee.
Niet voor niets had hij het vee dagenlang geobserveerd. De strategie klopte. Het koe-instrument, kortweg K.I., stond verscholen in het struikgewas, zodanig opgesteld dat wanneer, zoals verwacht mocht worden, Janus de kudde vanuit het huis benaderde, de kudde tussen hem en de kunstkoe stond. Zo gezegd. Janus kwam, na lang wachten, behoedzaam, voorovergebogen, de armen bijna tot op de grond hangend. Hij mekkerde, klaaglik. Zoals gewoonlik draaiden de winkelende dames zich gezapig van hem af, bewogen zich in de richting van de struiken. Dat was presies zo ingestudeerd, zachtjes rinkelen met 'n melkemmer was voldoende. De mammiferrie reed de wei in. Janus was al bereid van verdere toenaderingspogingen af te zien. Maar het zien van een koe die met haar kop naar hem toegekeerd bleef staan wachten gaf hem zichtbaar moed. Hij klakte met de tong, wiegde met de armen, | |||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||
kop en bovenlijf, en terwijl de anderen, eenmaal op weg naar de struiken, verder drentelden, draaide zij zich behoedzaam om haar as, zacht & teder het hoofd schuddend, 90o verder, de staart uitnodigend wimpelend, en begon dansbewegingen uit te voeren. Janus was als gebiologeerd door deze ariadans (die ik bij de generale repetitie, voor mijn bed, nog kraanvogeldans noemde). Het liep gesmeerd; alle berekeningen klopten. Het viel mee dat de konstruksie bestand bleek tegen de attak van Gans die zich met z'n volle gewicht, 'n hektoliter zoals gezegd, op het achterhuis met koturnen en kotvleugels stortte. Het moet even pootaan spelen geweest zijn toen Janus hopsend zijn rammenas in het lab. wespennest stak, (ik kan nu gevoeglik zeggen:) in de buik van de wereld. Ook de receptor hield het dankzij het stevige materiaal van de nappamotorrijdersmondbescherming. Janus heeft niet laten merken dat hij de trukage van de minnekoe en de exvagina doorhad-
Blijft de vraag deze: zowel ontwerper als produkt werden in het lab.Ga naar voetnoot* opgesloten; moeten we hieruit niet de konklusie trekken dat het in beide gevallen om een en hetzelfde personage gaat? Waaraan niets wordt afgedaan door het feit dat A. zich met de ontwerper affilieerde en het misbaksel, hoe dan ook haar bloedeigen broer, verraden heeft- (zodat de gesch. voor herh. vatbaar werd). Stelling: D. raakte verstrikt in zijn eigen kronkelige gedachtengangen. De adviseur voor oorlogsaangelegenheden D. schrijft een choreografie voor een ingewikkelde dans, de uitvoerders morren en dwingen hem een aanschouwelike uitleg af. D. gaat af op zijn partituur en bouwt de lijnen na in de vorm van gangen. Hij eist jonge dansers en danseressen. Aan zijn ekstreme wensen wordt voldaan. Maar tenslotte weet A. toch, gedreven door vraaklust (en geholpen door P.), hem te bereiken. Geen uitweg ziende eet D. zichzelf op.
Nu volgt nog in het kort een samenvatting (A1) als bewijs dat het ook anders kan: het vrouwelike smacht naar het bète (omdat de rollen | |||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
waren omgekeerd: tragikomies). Gezicht A kan steen B worden, land C apparaat D, boom E rivier F, idee G metaal H enz. ‘De wereld wordt een metamorfose van mogelikheden, een abstruus spiegelsysteem van metaforen, een concordia discors van de angst, de fantasie en het komiese (:omweg vol moedwil), van het a priori onontwarbare’ zegt men en houdt 't rode potlood, injeksienaald en snuiter al in de aanslag. | |||||||||||||||||
Krities apparaat bij K.I.: Variantenonderzoek en teksteditie(A) Revisie H-Tekst: eigen kracht die hij niet kent:
| |||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||
(B) Gamahé. We zouden het nu over de interpretatiezucht moeten hebben. Over de ziekelike behoefte van de mens om herkenbare beelden te zoeken wanneer figuren niets voorstellen, om interpretaties te verzinnen wanneer iets niets betekent (‘Volgens mij is het geen schande wanneer iemand, die de vlekken op de muur, de kolen op het haardrooster, de wolken, het stromende water aandachtig bekijkt, wonderlike ontdekkingen doet. Hiervan kan de schilder volop gebruik maken om komposities te kreeren van vechtende dieren en mensen, van landschappen en monsters, van duivels en andere fantastiese dingen... maar men moet ze kunnen tekenen.’) Over nonfiguratieve kunst. Over abstrakte vormen en konstruksies. Over de artistieke spelingen der natuur. Over de mundus subterraneus (Kircher 1664). Over het koffiedik, over vogelen piskijkerij. Over de vlinders van Rorschachtests. Over de ‘vrije’ assosiatie, over de menswetenschappen. Over de kunst van het homogeen- en het homologiseren.
Neem de silex. Aristoteles kende de inerte materie het vermogen toe om, zonder kiem of zaad, dierlike en plantaardige vormen voort te brengen die uiterlik vrijwel identiek zijn met levende wezens. Deze teorie werd vervolgens aangevuld met die van de aura seminalis, volgens welke doktrine de winden het zaad van planten en dieren met zich meevoerden, die ontkiemen in de aarde of in het gesteente onder invloed van ‘stormachtige ademtochten’. Tezelfdertijd ontdekt men de spesiale eigenschap van stenen, enigmatiese beelden te kunnen vormen. Albertus Magnus noemt dit vermogen vis mineralis lapidum for- | |||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||
mativa. Athanasius Kircher spiritus plasticus architectonicus en Gassendi vis seminalis lapidifica. De teorie van de petrifikatie, dwz. van de fossielen, krijgt pas de overhand met de Protagaä van Leibniz, die een rekonstruktie geeft van het fabeldier de Eenhoorn uit bepaalde skeletdelen die waren gevonden. Maar in de twintigste eeuw treden de mytologizeurs weer sans gêne op. De sprekende kiezel: In de kleur van de steen, zij het met een licht reliëf, is een menselik gelaat zichtbaar, of liever de vertikale doorsnede van een schedel en profile als een anatomies voorbeeld. Het oog is roodachtig, een eigenschap die ik vaak heb waargenomen bij reliëfhoofden, maar het is geen algemene regel. Het hoofd in kwestie in halfreliëf heeft de vrij karakteristieke gele kleur van anatomiese atlassen. Binnen in de schedel, op de plaats van de hersenen, meende ik vagelik een landschap te kunnen onderscheiden; maar ik durf op dit punt niets met zekerheid te zeggen. Verder is alles buitengewoon duidelik. Boven de schedel tekent zich een klein, uiterst bizar haut-reliëf af; eerst een dwerg of een heel klein meisje dat het hoofd bedekt heeft met een lange voile die als een jurk tot op de voeten valt. Daarachter loopt een andere persoon in pofbroek die er uit ziet als een grijsaard of liever een oude dame met golvend haar. Het geheel door de natuur bijna volmaakt gemodeleerd. Maar de onnauwkeurigheid van de voorstelling-een verbrande arm (de linker arm van de niet gesluierde persoon) ontvleesd en roestkleurig als het oog van het anatomies model, vormeloze voeten-, alles geeft voor de kenner aan dat deze kamee ontstaan is in kokend vuur. Een kunstenaar zou trouwens alles gedaan hebben om zijn werk volledig tot zijn recht te laten komen en zou zijn figuren nooit zo klein hebben gemaakt, met bovendien verkoolde ledematen waar zij zich-vreemd en onwaarschijnlik-niet om schijnen te bekommeren.
(C) Heug (cf. pg. 167): ‘in 't lichaam verstopt gedachtemenschje’; kwelgeest. Onderhoudsbeurt: op grond van de mediese keuring kunnen de volgende adviezen worden verstrekt:
vermogen: kracht: vorm: plaats: traagheid: sterkte: snelheid: | |||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||
Zijn dezelfde konklusies van toepassing indien geval XY en masse optreedt?
(D) Ken ik Janus nu beter? Is Gans mij nu nader gekomen? Heeft Kalf mij nu iets over mijzelf geleerd? Heb ik mij wel voldoende geopend voor de patiënt (cliënt)? Ben ik de terapeut voldoende eerlik tegemoetgetreden (of) zoals ik ben? Voelde hij me aan? Of ik hem? Wie eerst? Rolpatroon? Is overdracht nadelig, wenselik, onoverkomelik of onontbeerlik? (De klachten stromen binnen van patiënten die beweren dat ze door hun psychiater (geestelik) verkracht zijn)
(E) De forza vindt zijn oorsprong in de spirituele beweging; deze spirituele beweging, die door de ledematen van de sensibele dieren stroomt, doet hun spieren zwellen; wanneer ze zwellen worden deze spieren korter en trekken ze de pezen aan waarmee ze bevestigd zijn; en door deze pezen wordt de forza veroorzaakt in het gevoel van de menselike ledematen, die het begin en het eind is van het werk aller stervelingen. |
|