beelding heeft gesproken, maar dat door de successen van wetenschap en techniek in de achttiende en negentiende eeuw in vergetelheid raakte. Het is de baan van het humanisme, geplaveid door de sceptische filosofen van de zestiende eeuw en de kunstenaars van het maniërisme. De moderniteit heeft in hun beschouwingen twee gezichten: dat van de sceptische filosofen die aan zekerheden en dogma's twijfelen, die de geest van tolerante verdraagzaamheid propageren ten opzichte van verschillende denken leefwerelden, en die van de zeventiende eeuwse rationalisten met hun streven naar exactheid, logische gestrengheid, intellectuele zekerheid en morele zuiverheid. De filosofen en literatuurbeschouwers die zich rekenschap geven van het drempelbewustzijn in de literatuur hebben dat vroege pad
van de moderniteit op het oog wanneer zij zich keren tegen een eenzijdige opvatting van rationaliteit. Ze leggen een verband tussen het drempelbewustzijn in de moderne literatuur en de kunst van de zestiende eeuw (Montaigne, Rabelais, Shakespeare, de maniëristen), omdat ze daar-in een verstrekkender idee van redelijkheid menen te bespeuren dan in de geschiedenis van het rationalisme werd gepropageerd.
De intensieve discussies die in de jaren tachtig werden gevoerd rond het thema van het postmodernisme hebben deze verborgen agenda. Jean François Lyotard, die in Europa het debat op gang heeft gebracht, noemde de essais van Montaigne een vroege uiting van het postmodernisme [1986: 33]. Met die kwalificatie laadde hij hoon op zich van al diegenen die het postmodernisme voornamelijk als een modieuze term voor een nog meer modieuze stroming in de kunst aanzagen. Maar Lyotards aperçu had de bedoeling duidelijk te maken dat het postmodernisme niet zozeer de aanduiding is voor een stroming in de kunst die een voorafgaande stroming afloste, het modernisme. De term verwijst bij hem naar een intellectuele en artistieke houding die zich rekenschap geeft van de verscheidenheid van taal-, denk- en levensvormen. Het postmodernisme is voor hem de term die verwijst naar een intellectuele houding waarin deze verscheidenheid niet als een probleem geldt, maar als een gegeven dat wordt aanvaard en gewaardeerd. Deze intellectuele houding onderscheidt zich van wetenschappelijke, filosofische en artistieke strevingen die zich niet bij de verscheidenheid neerleggen en op zoek gaan naar een principe dat de eenheid in deze verscheidenheid blootlegt. Het postmodernisme is de aanduiding voor de parallelweg uit de moderniteit die het idee van de ‘schone lei’, het idee dat het mogelijk is vanuit een nulpunt te beginnen en te zoeken naar een onaantastbaar uitgangspunt, de natuurlijke startstreep voor het rationele denken, met scepsis beziet. Om die reden richtten de schrijvers en filosofen van het drempelbewustzijn zich op de grenzen van mythos en logos, van het concrete en abstracte weten, zonder zich daarbij van meet af aan vast te leggen op hiërarchische
opvattingen over de verschillende kenvormen. Deze opvatting van het postmodernisme breekt met het schema van de chronologie, van de elkaar opvolgende perioden en denkstromingen. Ze breekt met het idee van de vooruitgang, met het idee dat