XXX psalmen(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Psalm CXXIII Ik hef tot U, die in den hemel troont, Mijn oogen, Heer, die straft en loont. Een slaaf wacht slagen van zijn heer of vrede, Als hij heeft overtreden, En een slavin durft haar vertoornde vrouwe Slechts weenend te aanschouwen. Zoo wacht ik, schuldig, van mijn God Nog een genadig lot. Genadig sla, genadig sla uw hand; Wij zijn tot een verachting in het land. De vijand en godlooze durft ons smaden, Met hoon ons hart beladen. Zat is de ziel van 't overmoedig spotten Der trotschen en der zotten. Dies, om zijns Naams wil, wacht 'k van God Nog een genadig lot. Vorige Volgende