XXX psalmen
(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
Op 't glibbrig pad zult gij niet wanken.
Hij sluimert niet, Hij slaat u gade.
Hij hoort uw roepen om genade,
En uw gebed wordt tot een danken.
Hij slaapt noch sluimert, die de wake
Aanvaard heeft over uwe daden.
De middagzon zal u niet schaden,
De maan niet kwellend u genaken.
Hij zal beschutten en verkoelen.
Hij is een schaduw voor uw voeten.
Welk stekend licht u moge ontmoeten,
Gij zult zijn donker om u voelen.
Uit alle nood van dood en leven
Redt God uw ziel; Hij dwingt de bange
Hulproep tot snikken van verlangen
Naar t eeuwig heil, en zàl dat geven.
|
|