XXX psalmen(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Psalm LXXV Wij loven U, o God, wij loven uwen Naam. Met vreugd vertellen wij uw wonderwerken. Gij zegt: ter rechter tijd in rechte perken Besluit Ik de aarde en haar bewoners sâam. Al wankelt zij, Ik heb het fundament Voor eeuwig op haar zuilen vast doen stellen. 'k Vermaan de dwazen, niet verdwaasd te ontsnellen, En de godloozen, dat mijn oog hen kent. Steekt, waarschuw Ik, uw hoofd niet trotsch omhoog. Een stier stoot aan den Rots zijn hoorn te pletter. De zandhoos stuiv', de woeste bergbeek kletter', Waar ge u bevindt, u schat des Heeren oog. God is het, die verhoogt en nederstort. Hij schenkt godloozen schuimensvol den beker Met zwijmelwijn, en, grimmig zorgt Hij zeker, Dat ook de droesem uitgedronken wordt. Maar ik wil eeuwig jublen tot Gods eer, Psalmzingend kom ik tot mijn God getogen. Ik zal rechtvaardigen in staat verhoogen, Maar trotsche goddeloozen sla ik neêr. Vorige Volgende