XXX psalmen(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. 31] [p. t.o. 31] [pagina 31] [p. 31] Psalm XLII en XLIII Als een hert door dorst bevangen, Naar de frissche sprengen hijgt, Zucht mijn ziel in heet verlangen Tot den Heer, die toeft en zwijgt. Ja, mijn ziel schreeuwt tot mijn God: Levensgever, laat mij tot Uwe woning mogen naadren, Weder met uw volk vergaadren. Niets dan tranen zijn mijn spijze En mijn drank bij dag en nacht, Daar zij spottend op mij wijzen. Waar is God, dien gij verwacht, Zeggen zij, en diep gekrenkt, Zucht mijn ziel, als ze overdenkt, Hoe ik bij 't gejuich der vromen Spelend voor den Heer mocht komen. O mijn ziel, hoe ge u moet bukken, Schoon ge ellendig in mij steunt, Weet in al uw ongelukken, Dat gij hebt tot God gekreund. Hoop op God, roep overluid Dank voor uw verlossing uit. Want ik zal Hem eere geven, Die mijn hoofd heeft opgeheven. [pagina 32] [p. 32] Balling ben ik van uw hooge Huis en van uw heilig land. Daarom is mijn ziel gebogen, Dort mijn lijf in 't brandend zand; Daarom schreeuwt mijn hart en mond, Als uw stormwind vaart in 't rond, Als uw wateren uit wolken En rivieren mij omkolken. Maar des daags zal God mij leiden Door zijn gunst, en in den nacht Zal mijn God niet van mij scheiden, Luistren naar mijn lied en klacht. Ik zal zeggen: Heer, vergeet Mij niet in dit bitter leed, Want de laster der onvromen Zou mij zeker om doen komen. O mijn ziel, hoe ge u moet bukken, Hoop geloovig op Gods woord, Weet in al uw ongelukken, Dat de Heer u zeker hoort. Hoop op God, roep overluid Dank voor uw verlossing uit, Want ik zal Hem eere geven, Die mijn hoofd heeft opgeheven. [pagina 33] [p. 33] Laat uw recht en uw gerichten Tusschen mij zijn en dit rot. En beschaam hun aangezichten Door uw nederkomst, mijn God. Red mij van bedrog en haat; Ruk mij weg uit list en kwaad, Laat niet toe, dat wreede mannen Mij omsinglen en verbannen. Let op die mij onderdrukken, Zie mijn moeiten en mijn rouw. Sterke God, wil mij ontrukken Aan hun uitgeslagen klauw. Laat uw licht en waarheid mij 't Pad door deze woestenij Wijzen, en uw huis doen vinden En de vreugd van uw beminden. O mijn ziel, hoe ge u moet bukken, Hoop gedurig op Gods woord. Want in al uw ongelukken Heeft de Heer naar u gehoord. Loof den Heer, roep overluid Dank voor uw verlossing uit. Hier, en in des Heeren hoven, Zal ik met zijn volk Hem loven. Vorige Volgende