XXX psalmen(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Psalm XIV De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God. Boos is zijn ziel, verdorven is zijn lot. Afschuwelijk is wat hij denkt en doet. Geen mensch bekommert zich meer om het goed. God zag van uit den hemel zoekend neêr. Hij vond op aard geen trouw en waarheid meer. Hij vond niet één, die nog aan Hem gedacht In dit verdorven wrevelig geslacht. Zien zij dan niet, door trots en waan verblind, Dat God hen zal verstuiven op den wind? Hij zal van wie zijn volk verslindt als brood De beenderen verstrooien, dor en dood. Ach, dat Gods hulp uit Sion nederkwam, Dat Hij verlosse zijn verdrukte stam. Als Hij zijn volk weer aanziet en bevrijdt, Is het opnieuw in zijnen Heer verblijd. Vorige Volgende