XXX psalmen
(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend
[pagina 14]
| |
[pagina 15]
| |
Genade, Heer! wil mij genezen!
Ban de verbijstring uit mijn ziel.
Och, dat het uw gena geviel
Mij te bevrijden van mijn vreezen.
Hoe lang, Heer, houdt Gij U verborgen?
Verlos mijn ziel, die tot U schreit.
Red mij uit aklige eenzaamheid,
Laat mij niet sterven in mijn zorgen.
In 't graf zal niemand U gedenken,
Wie prijst U in den stillen dood?
Ik zucht van angst, en in mijn nood
Moet ik mijn bed met tranen drenken.
Zie, hoe mijn oogen zijn bezweken
Van angst, om wie mij tegenstaat.
Maar God verdrijft al wie mij haat,
God hoorde naar mijn schreiend smeeken.
God drijft verschrikt, bedekt met schande,
Den vijand als een vluchtling voort.
De Heer heeft mijn gebed gehoord
En mij hersteld in eer en landen.
|
|