XXX psalmen(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Psalm IV O God, geef antwoord op mijn smeeken! O God, die recht doet en gericht, Gij liet mij dóór den vijand breken, Als ik van angst schier was bezweken. Ontferm U, toon uw aangezicht. Want de hoovaardigen verachten Mijn eer, en scheuren, mij ten smaad, Niet lettend op mijn bange klachten, Mijn naam aan flarden met verdachte Gebaren; want zij minnen 't kwaad. [pagina 11] [p. 11] De Heer heeft mij zijn gunst bewezen, Gij trotschen, als ik tot Hem schrei. Dies zal ik weder als voordezen Zijn hulp verwachten en niet vreezen. Ik roep, de Heere antwoordt mij. Beeft, overtreders, om uw zonden. Wanneer gij op uw legersteê Onrustig woelt, wijl uw geschonden Hart nergens vrede heeft gevonden, Roept tot den Heer, en wacht zijn vreê. Dit kan alleen den Heer behagen: Het offer van een rein gemoed. Als velen twijfelmoedig vragen: Laat Hij ons ooit het goede dagen? Bouwt dan op God, want God is goed. Doe over ons uw aanschijn lichten, O Heer, Gij geeft mijn hart meer vreugd, Dan lieden die den disch aanrichten Vol overdaad, en wier gezichten De olie en de most verheugt. Gij doet mij leven zonder zorgen. Ik leg mij 's avonds rustig neêr, En slaap gerust tot aan den morgen, Want veilig zijn en wèl geborgen, Die bij U mogen wonen, Heer. Vorige Volgende