Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tusschen ploeg en sikkel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,64 MB)

Scans (0,99 MB)

ebook (3,30 MB)






Illustrator
Arnold Molenaar



Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tusschen ploeg en sikkel

(1936)–Willem de Mérode

Vorige Volgende
[p. 17]

De maaier

 
Alsof 't een spelen was, zoo zwong hij met den zwaarde
 
Door 't zoevend gras, en 't zonk; er zingt een helle klank.
 
De zoete klingelbel van dood zingt over de aarde,
 
Want door het zwadend gras houdt hij zijn ommegang.
 
 
 
Een kerel in rood baai en blauw verloopen linnen,
 
Een jongen met een warm goedmoedig aangezicht,
 
Verdelgt het bloeiend gras en haalt den doodsoogst binnen
 
En aâmt den stervensangst van wat hij nederzwicht.
 
 
 
Het is hem wel en licht; hij snijdt door staal en stengel,
 
Onwetend wat hij doet; hij heeft een goed gezicht.
 
O jonge werker Gods, gij zijt de doodenengel.
 
De klingelbel gaat om; gij voert een godsgericht.
 
 
 
De heele wereld sterft, elk moet zijn leven boeten.
 
De groote en kleine halm sneeft onder de oude wet,
 
Dat door de schuld van één wij allen sterven moeten.
 
De klingelbel gaat om, 't is tijd voor 't laatst gebed.
 
 
 
Goddank, de dood van Eén ontwekt ons weder allen.
 
O Levensgever, zwenk met wijden ommezwaai
 
Uw kiemen in de kruim, laat met zijn zware wallen
 
Van sappig groenend gras het land weer pronken; zaai!
[p. 18]
 
De maaier heerscht in 't veld, er is een doodlijk zingen,
 
Een lieflijk klingelen; de hemel, licht en klaar,
 
Beschermt den goeden reus, die 't gras en alle dingen
 
En ons terneêrstrekt; bidt! de klingelbel is daar!

Vorige Volgende