Tusschen ploeg en sikkel(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Tijdens onweer Verheevne, die in vuur en vlam Zoo menigmaal terneder kwam, Op bliksemenden wagen Uw knecht hebt thuisgedragen, Wij zien het hoe de steile wolk Ineenstort tot een dwarrelkolk En opwaarts zweeft in dampen, Staat er uw ros te stampen. Gedenk aan al wat is bezield, Laat de oogst te velde niet vernield Zijn, als Ge uw hagelbenden Hier wilt ternederzenden. Och, dat ons oog uw wonder zag! Behoed ons voor den donderslag! Ons huis, ons bloed, onszelven Laat niet door 't vuur bedelven. Och Heer, Gij weet hoe 't hart ons prangt, Nog aan dit eindig leven hangt, Maar wilt Gij 't alles samen, 't Zij 't Uwe, neem het, amen. [pagina 20] [p. 20] Vorige Volgende