De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Afnemende pijn. De regen is geweken, De hemel wordt weer wit. Onze oogen, moegekeken, Nemen opnieuw bezit Van Uw verklaarde wonder, Dit teeken zonder smet: Wij leven zalig onder Door U vervulde wet. Wij weten, dat ons lijden En deez' onduldbre pijn Als onweêr op de weiden En scheidend weerlicht zijn. Het flakkerde reeds zwakker, Het is al tijden stil. Er worden stemmen wakker, Er is tot leven wil. Traag van de wereld drijven De witte misten weg. Uit veilige verblijven, Dicht hout en vaste heg, Slingren hun glanzen snoeren, Reikhalzend over 't pad, De witte en parelmoeren Winde, en het varenblad. [pagina 57] [p. 57] Wij voelen, moe, maar minder Van pijn en koorts gesloopt, Hoe onze ziel, een vlinder, Zich in uw glimlach doopt, Vliegt, met geschonden vleugels, En in versleten dos, Toch over heide en heuvels Tot U, van alles los. Vorige Volgende