De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De hyacint. In stijgende verwondering, Gesteld op 't zondoorgloeide glas, Mijn stille dorsten onderging Een heuldronk levenlauw, mijn dood genas. Ik, nieuw en nuchter, groene loot, Glijd rustig uit mijn bruine pij. En plotsling bonst mijn hart en stoot, Zoo naar het licht verlangt het kind in mij. Ik voed het met mijn hartebloed, Verbijsterd door nabij gevaar. Diep in mij wast een geuren zoet, En van een zalig licht word ik de kandelaar. Hoog boven mij zie 'k, tranenblind, Voor God en mensch een oogenlust, Mijn stralend zonnesneeuwen kind, Maar ik ben donker en mijn schoot gebluscht. Ik leef weer eenzaam als voorheen. Diep in mij trekt mijn liefde saâm. Mijn witte melk verhardt tot steen En ik ben als een doode zonder naam. Vorige Volgende