De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Na de Bui De bui was nog niet afgedreven, Toen wij bedroefd den tuin in gingen. Waar afgerukt de rozen dreven En hulploos in de struiken hingen. Haar zon doorflonkte bengelingen Woei de verzwikte goudenregen Ons als een wolk van vonken tegen En weerde ons drentlend naderdringen. Een zoete witheid, een zacht geuren, Een gulden schemer ging verzweven Toen teederen en schoonen vielen. De bui trekt af; en wij bespeuren Dat sterker lot wordt uitgedreven En 't bloeien gaat in onze zielen. Vorige Volgende