De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Najaar Hoe zijt Gij tot mij gekomen Zoo gelukkig en zoo laat, Nu de zon de kale boomen Weerloos met zijn gloed doorslaat, En de landen overstroomen En hun leegte vullen gaat? Alle schaduw moest verdwijnen Voor Ik vol naar binnen zeeg En mijn onweerstaanbaar schijnen Heeter werd en hooger steeg, En van uit den kristallijnen Hemel tot ùw diepte neeg. Al verhullen, al versteken, Moeite en vrees blijkt nutteloos Nu 'K uw sidd'ren en verbleeken Stil doe zijn en overbloos, In 't gesloten oog Mij teeken Als een felle roode roos. Langzaam boren, langzaam dringen, Langzaam stuwen tot het merg Mijn verrukkingen en dwingen Tot de liefde die Ik verg. En ùw hart zal móeten zingen Als 'K tot bloei de wereld terg. Vorige Volgende