De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Lodensteyn Hij was zoo teeder van geweten, dat Hij 's Heeren avondmaal niet uit wou reiken Toen zwaargetabberd met hooghartig kijken En kwijnend in haar kant, de zonde aanzat. Hij laakte den gewilden vrijen wil Als mommerij voor wilkeur van regenten. Zij lieten tegen hem pamfletten venten Hij lachte kalm als om een kindergril. Zelf vastend, liet hij wijn en eedle spijs Genieten in de kaarge godsgestichten. Hij troostte met leerstellige gedichten. Maar soms begon een zoete en simpler wijs. Dan kwam hij uit de klare godsgezichten Als kind terug; maar hij wàs moe en grijs. Vorige Volgende