De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Dullaert Hij was zeer ziek, en wist 't en kloeg niet veel, Maar greep papier en stift en teekende. En dikwijls vonden zijn welsprekende Vrienden hem starend naar een klein paneel. Jaren geleden was hij deze knaap. Zijn wang werd bleeker en zijn heldere oogen Lagen iets dieper, van 't hoog voorhoofd bogen De lokken ruiger langs zijn holle slaap. Dan, droef, nam hij de ziekentroost en bleef Gods stille komst met de avondwind verbeiden. En langde naar de ganzepen en schreef Woorden vol broeiend goud en paars als moer En purprig schaduwend van Christus lijden, Wiens troost en heil hij sidderend ervoer. Vorige Volgende