De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Elia op Horeb Hij boog zich en rees moede weder, En dacht: God is een wreker heet. En langs zijn natte haren kleed Siste de felle bliksem neder. Nu komt de Heer, dacht hij, en waaide Schier van het kantelende blok. Aan den gezwiepten dennestok Was hij de vlag die klappend zwaaide. De aard beefde en spleet, vuut floot voorbij, En vlamde naar zijn dorre ellende. En weder, wijl hij God niet kende, Dacht hij: nu komt de Heer tot mij. En reeds doorrilde hem de kilte Van de avondval, toen zijn gemoed Werd als een dal vol zonnegloed, En God sprak in zijn zuivre stilte. En als een bieze boog hij neêr Door liefde en teederheid verslonden, En rees, een gunstling van den Heer, En ging, want hij had God gevonden. Vorige Volgende