De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Salomo en de Koningin van Saba Zij zag het heerschen van de stilte groot Temidden van de duizend gouden schilden Die duizend soldenieren blinkend tilden En lieten vlammen als het morgenrood. Verheven en verschriklijk als de dood, En zacht als 't leven dat haar hart doortrilde, Tusschen de twaalf ivoren leeuwen, rilde Hij voor haar bloode liefelijke nood. Toen 't bloed zwaar door haar tengre wezen suisde Was het alsof zij eenzaam groeide en ruischte, Een krank riet voor den wijden horizont. En 't licht zag opgaan, en hoe 't licht verstilde En roerloos werd terwijl haar schâuw nog trilde, Zóó was zij toen zij voor zijn glimlach stònd. Vorige Volgende